John A. Dick*


Sacramenten

Een sacrament, afgeleid van het Latijnse woord sacrare, dat ‘inwijden’ betekent, is niet zozeer iets dat men ontvangt, als wel een symbolisch ritueel waaraan men deelneemt. Elk sacrament dramatiseert en verwijst naar iets dat gebeurt in het leven van mensen die tot de christelijke gemeenschap behoren. Zij leven in de geest van Jezus omdat zij begenadigd zijn en in anderen een bron van genade zijn. Zij groeien in hun begrip van wat Jezus bedoelde toen hij zei: ‘Houd van elkaar zoals ik van jullie heb gehouden’. Genade is een kwaliteit van leven, niet een spiritueel ding dat men ontvangt en uitbouwt als een spiritueel investeringsportfolio.

De doop

Het woord ‘dopen’ is afgeleid van het Middelnederlands ‘dope’ en Oudnederlands ‘douphe’, dat ‘onderdompelen’ of ook ‘duiken’ betekent. In het verleden hebben mensen deelgenomen aan de doop door onderdompeling, doordat water over het hoofd werd gegoten, of doordat het hoofd van degene die werd gedoopt werd besprenkeld met wat water.

Johannes de Doper

Johannes de Doper was een rondreizende Joodse prediker, die werkzaam was in het gebied rond de Jordaan. Johannes gebruikte de doop als het fundamentele symbool van zijn pre-messiaanse beweging. In het eerste hoofdstuk beschrijft het vierde Evangelie Johannes de Doper als ‘een man die door God werd gezonden’ die ‘niet het licht was’, maar ‘kwam als getuige, om te getuigen van het licht, opdat iedereen door hem zou geloven’. De meeste Bijbelgeleerden zijn het erover eens dat Johannes Jezus doopte, en dat zeker enkele van de leerlingen van Jezus deel hadden uitgemaakt van de godsdienstige beweging van Johannes de Doper. Johannes erkende dat Jezus, degene die na hem zou komen, niet zou dopen met water maar met de Heilige Geest (Marcus, 1:8). Rond het jaar 30 werd Johannes de Doper ter dood veroordeeld en vervolgens onthoofd door Herodes Antipas (geboren voor 30 v. Chr. – gestorven na 39 n. Chr.), die officieel heerste over Galilea.

Het ritueel dat door Johannes de Doper werd uitgevoerd wordt genoemd in alle vier Evangeliën. Te worden gedoopt door Johannes gaf blijk van het verlangen zijn of haar leven te heroriënteren, en de belofte te doen de wet van God te volgen, vooruitlopend op de komst van de Messias. Het ritueel wordt niet gedetailleerd beschreven; het werd gewoonlijk voltrokken in een rivier of nabijgelegen water, en omvatte gedeeltelijke of gehele onderdompeling.

De doop van Jezus

Voor Jezus markeerde zijn doop een moment van persoonlijk inzicht en voorbereiding op zijn eigen publieke missie, die omvattender was dan de missie van Johannes de Doper. Marcus, Mattheus en Lucas schilderen de doop in overeenkomstige passages. In alle drie de synoptische evangeliën wordt geschetst hoe de Heilige Geest onmiddellijk na zijn doop op Jezus neerdaalt, vergezeld door een stem uit de hemel. Marcus en Lucas tekenen op dat de stem Jezus aanspreekt en zegt: ‘Jij bent mijn geliefde Zoon, in jou vind ik vreugde’. In Mattheus zegt de stem: ‘Dit is mijn geliefde Zoon, in hem vind ik vreugde’. (Marcus 1, 9-11; Lucas 3, 21-23, Mattheus 3, 13-17). Na zijn doop trok Jezus zich terug in de woestijn van Judea om veertig dagen te vasten en te bidden.

De doop en de beweging van Jezus

Dat een rituele onderdompeling belangrijk was in de eerste decennia van de beweging van Jezus wordt duidelijk uit de vele verwijzingen ernaar in het Nieuwe Testament. Als Paulus spreekt over ‘van één geest doordrenkt’ en ‘één lichaam geworden’, spreekt hij over een ritueel dat het binnengaan in een gemeenschap markeert en het delen van een gemeenschappelijke geest (1 Korintiërs 12:13). Maar voor Paulus is het lichaam waarin zij zijn ondergedompeld niet enkel een groep, of maatschappelijke organisatie. Het is ook het Lichaam van Christus, want het is verenigd en bezield door de geest van de verrezen Heer (1 Korintiërs 12:12-27). Paulus ontwikkelde geen uitgewerkte theologie van de doop. Lenend van Joodse ideeën waarmee hij al vertrouwd was, zag hij de doop als een symbolische onderdompeling en een inwijding, niet alleen in de gemeenschap van gelovigen maar ook in de manier van leven die Jezus zelf had geleid.

Volwassenendoop

Het begrip en de praktijk van de doop ontwikkelden zich sterk in de derde eeuw. In de vierde en vijfde eeuw was de doop een verrichting van verschillende weken geworden, waarin gebed, onderricht en het leren van de geloofsovertuiging een plaats hadden: dit alles leidde tot de eigenlijke doopwassing met Pasen. De plechtigheid werd gewoonlijk uitgevoerd door een opzichter, de bisschop, van de christelijke gemeenschap. Het woord opzichter, episcopus in het Latijn, is afgeleid van de Griekse woorden epi, dat ‘boven’ betekent, en skopós, dat ‘waarnemer’ betekent. Het Latijnse episcopus ontwikkelde zich tot het Engelse woord bishop en het Nederlandse bisschop.

Degenen die werden gedoopt met Pasen ontkleedden zich, werden gezalfd met olie, zworen de duivel af, beleden hun geloof in de Drie-Eenheid, en werden dan ondergedompeld in het water. Daarna werden zij door de opzichter (bisschop) gezalfd met heilige olie (chrisma), werd hen de handen opgelegd door de bisschop, en werden zij in het wit gekleed. Dan werden zij naar de gemeenschap geleid voor de gezamenlijke Eucharistieviering van Pasen.

De kinderdoop en Augustinus van Hippo

Hoewel er wel kinderen werden gedoopt in de derde en vierde eeuw, was de kinderdoop niet eerder wijdverspreid dan in de vijfde eeuw, als gevolg van het invoeren van de idee van de erfzonde door bisschop Augustinus van Hippo.

Augustinus van Hippo (354-430), ook bekend als Sint Augustinus, was een theoloog en de bisschop van Hippo Regius, in de oudheid de naam van de hedendaagse stad Annaba in Algerije.

Als jongeman had Augustinus een hedonistische levensstijl, en was hij seksueel actief. Hij had ten minste een buitenechtelijk kind, met een concubine met wie hij meer dan vijftien jaar samen woonde. Hij trouwde nooit. Maar in 386, op 31-jarige leeftijd, werd hij een strikte anti-seks Platonist en bekeerde zich tot het christendom. Hij en zijn zoon Adeodatus (372-388), hetgeen ‘door God gegeven’ betekent, werden in 387 gedoopt door bisschop Ambrosius van Milaan (ca. 339-ca. 397).

De schepping van Augustinus: de erfzonde

Voor veel traditionele christenen is de leer van de erfzonde sterk en duidelijk. Maar in feite zijn er geen Bijbelse of historische aanwijzingen dat Jezus deze leer kende of erin geloofde. En de vroege kerk evenmin. De erfzonde is een theologisch bouwsel geschapen door Augustinus van Hippo aan het eind van de vierde eeuw.

Augustinus was de eerste theoloog die de uitdrukking ‘erfzonde’ gebruikte (in het Latijn peccatum originale). De meeste hedendaagse Bijbelgeleerden beschouwen Adam en Eva als mythische figuren in de Joodse scheppingsmythe. Maar Augustinus zag Adam en Eva als echte historische figuren die verantwoordelijk waren voor war hij de erfzonde noemde, waardoor alle mensen, door seksuele gemeenschap, een besmette natuur erven. Augustinus wees het mannelijk zaad aan als het middel waardoor de erfzonde werd geërfd en doorgegeven. Maar hij benadrukte dat de historische Jezus vrij was van de erfzonde, omdat hij was verwekt zonder zaad.

Augustinus meende dat de seksuele lust zelf een gevolg was van de erfzonde. Dit was van belang vanwege de betekenis voor de doop: Augustinus meende dat ongedoopte kinderen vanwege de erfzonde rechtstreeks naar de hel gaan. Daarom werd hij een krachtige voorspreker van de kinderdoop. In de kerk werd de kinderdoop, door Augustinus, de norm voor het dopen.

Om eerlijk te zijn, de opvatting van de menselijke seksualiteit van Augustinus en het invoeren van de leer van de erfzonde waren problematische theologische afwijkingen.

Terugkeer naar de volwassenendoop

Sommige christelijke tradities van na de Reformatie verzetten zich krachtig tegen de kinderdoop. De Anabaptisten, in 1527 begonnen door Michael Sattler, geloven dat de doop alleen geldig is als kandidaten vrijelijk hun geloof belijden en verzoeken te worden gedoopt. (Het woord ‘Anabaptist’ is afgeleid van het Griekse woord ana, dat ‘opnieuw’ betekent, dus ‘opnieuw gedoopt’.) Anabaptistische groeperingen bestaan nu nog onder de Amish, de Brethren en de Mennonieten.

Natuurlijk benadrukken ook andere hedendaagse christelijke stromingen het belang van de doop van volwassen gelovigen. ‘Baptisten’ vormen een belangrijke tak van het Evangelische christendom dat zich kenmerkt door het dopen van volwassen belijdende christelijke gelovigen, en dit doen door onderdompeling. De eerste ‘Baptisten’-kerk werd begonnen in 1609 in Amsterdam met de Engelsman John Smyth als voorganger. In 1638 vestigde Roger Williams, die Providence Plantations[1] stichtte, de eerste Baptisten-gemeenschap in de Noord-Amerikaanse koloniën.

De doop als inwijding in de gemeenschap

Ik kan in veel opzichten meegaan met de nadruk op de volwassenendoop, maar betwijfel sterk of de kinderdoop zal verdwijnen. Hoe dan ook, de doop is een inwijding in de geloofsgemeenschap. Daarom heeft de gemeenschap van gelovigen een belangrijke verantwoordelijkheid om een gezonde ontwikkeling tot christen van al haar leden te ondersteunen en bevorderen. Net zo goed als ouders, familie en vrienden de fysieke, mentale en intellectuele ontwikkeling van baby’s en kinderen bevorderen, zo ook dragen ouders, familie, vrienden en gemeenschappen van christenen de zware verantwoordelijkheid voor het bevorderen en ondersteunen van de ontwikkeling van het christelijk geloof en waarden van hun baby’s en kinderen.

Het vormsel

Als voormalig docent catechese, directeur van godsdienstonderricht in parochies en hoogleraar in de historische theologie gedurende vele jaren, heb ik het vormsel altijd beschouwd als een sacrament op zoek naar zijn identiteit.

De praktijk

In veel christelijke richtingen, zoals de Anglicaanse, Lutherse, Methodisten en Hervormde, is het vormsel een rite die veelal een geloofsbelijdenis inhoudt door een al gedoopt persoon. In de katholieke traditie, volgens de catechismus van het katholieke geloof, is ‘het ontvangen van het sacrament van het vormsel noodzakelijk als voltooiing van de genade van de doop’. Het vormsel is geen praktijk bij Baptisten, Anabaptisten en andere christelijke richtingen die de nadruk leggen op het belang van de volwassenendoop.

Wanneer het begon

Het vormsel als een onderscheiden sacramenteel ritueel in het westerse christendom bestond niet voor de derde eeuw. En het werd geen regelmatige praktijk in Europa tot na de vijfde eeuw. Wat oorspronkelijk een zegen door de bisschop was, toegediend na de doop, werd later onderscheiden van het ritueel met water.

Toen het christendom de officiële godsdienst van het Romeinse Keizerrijk werd in 380 waren er, al behoorlijk snel, meer dopen dan een bisschop in een enkele stad aankon. Presbyters (priesters) werd toen toegestaan te dopen, maar alleen de bisschop mocht de doop bevestigen door het vormsel. Veel mensen zagen de noodzaak van deze bevestiging niet in. Voor een belangrijk deel raakte de praktijk in onbruik.

De middeleeuwse praktijk

Maar in de negende eeuw probeerden enkele hervormingsgezinde Franse bisschoppen het vormsel nieuw leven in te blazen, suggererend dat het de gaven van de Heilige Geest schonk. Toch werd, tot in de twaalfde eeuw, het vormsel vooral ontvangen door degenen die tot de clerus wilden toetreden.

In 1563 benadrukte het Concilie van Trente, in de Contrareformatie, het belang van het sacrament van het vormsel, omdat de bisschoppen ervan overtuigd waren dat het was ingesteld door de historische Jezus, en de volgende invloed had op de gevormde persoon: (1) een toename van de heiligende genade die de ontvanger tot een ‘volmaakte christen’ maakt; (2) een bijzondere sacramentele genade die bestaat uit de zeven gaven van de Heilige Geest[2]; en (3) een onuitwisbaar karakter, om welke reden het sacrament niet opnieuw kan worden ontvangen door dezelfde persoon. Trente, en andere regels van de rooms-katholieke kerk maakten het vormsel tot een vereiste voor wie wilde trouwen of voor wijdingen.

Hedendaagse betekenis

In de loop der eeuwen heeft het vormsel een aantal veranderingen doorgemaakt, zowel in de wijze waarin het werd opgevat als in de praktijk. Sommige bisschoppen stelden dat het kort na de doop zou moeten worden ontvangen. Anderen, kort na de Eerste Communie. En weer anderen zijn ervoor het te zien als de toewijding aan het geloof van een adolescent, als een christelijke tegenhanger van Bar of Bat Mitzvah – een ceremonie bij een stap naar volwassenwording voor jongens en meisjes als zij 12 of 13 worden. Zoals mijn vriend Joseph Martos, sacramenteel theoloog, vaak opmerkte: ‘het is vandaag de dag lastig voor theologen om te zeggen wat de betekenis van het sacrament is’.

Geleefde werkelijkheden vieren

Betekenisvolle sacramenten zijn niet die sacramenten waarin enkel wordt geloofd, maar die, die waarlijk geleefde werkelijkheden vieren. Als het vormsel werkelijk een rite de passage is, dan dient het een echte verandering in het leven van mensen te vergemakkelijken, of ten minste te vieren.

Voor het vormsel wordt kinderen verteld dat zij de gaven van de Heilige Geest ontvangen, ook al krijgen ze niets mee van de ceremonie. Dus hoe kan het vormsel tegenwoordig waarlijk een echte verandering in het leven van mensen worden en vieren?

Een dynamisch en zinvol vormsel zou mensen, ongeacht hun leeftijd, moeten verbinden met een ervaren spirituele werkelijkheid, een ervaring van het Heilige in het diepe van onze menselijke levens en in de natuurlijke omgeving. Een dergelijke ervaring geeft mensen wat zij tegenwoordig zo wanhopig nodig hebben: geloof, hoop, moed, optimisme, waarachtigheid, geduld, betrouwbaarheid en vertrouwen. Misschien zullen we allemaal meer tijd moeten besteden aan het bestuderen van en denken over christelijke spiritualiteit.

(vertaling: Herman Simissen)

 

Reageren? Mail naar jadleuven@gmail.com

 

John Alonzo Dick (*1943) bekleedde als derde the Chair for the Study of Religion and Values in American Society aan de KU Leuven. Hij is voormalig academisch decaan van het American College van de KU Leuven en hoogleraar. Hij publiceerde onder meer samen met K. Schelkens en J. Mettepenningen Aggiornamento? Catholicism from Gregory XVI to Benedict XVI (Brill, Leiden en Boston, 2013). Recent verscheen zijn boek Jean Jadot: Paul’s Man in Washington (Another Voice Publications 2021), een biografie van de Belgische bisschop Jean Jadot die van 1973 tot 1980 Apostolisch Afgevaardigde in de Verenigde Staten was.

 

[1] Providence Plantations was de eerste permanente vestiging van Europeanen in de Noord-Amerikaanse koloniën. (noot van de vertaler)

[2] Dit zijn: wijsheid; verstand; raad; sterkte; wetenschap; godsvrucht; en vreze des Heren. (noot van de vertaler)