Nynke van Uffelen*

 

Dit essay gaat over ecodepressie – maar eerst iets over pasta, en over kleding maken.

Tijdens de lockdown(s) heb ik een aantal nieuwe hobby’s ontwikkeld, puur omdat er verder niet veel te doen was, behalve wandelen en Zoomen. Al in de eerste maand had ik mijn eerste pastadeeg gemaakt. Bloem, eieren, olijfolie – lekkerder dan water – en een snufje zout, en wat handwerk. De verhoudingen zijn simpel en intuïtief: per 100 gram bloem een ei en een eetlepel olie. Niet alle eieren zijn even groot, dus je voegt nog wat bloem toe als het deeg te nat is. Het kneden laat de gluten ontwikkelen, en zodra het een soepele, egale, gele bol is, leg je het deeg even in de koelkast. Daarna kan je het rollen, snijden, en koken. Het is echt veel lekkerder dan de gedroogde spaghetti die je koopt in de supermarkt, en na een paar keer oefenen gaat het ook nog eens supersnel: ik kan in veertig minuten verse pasta maken voor vier, inclusief saus. Mijn favoriet: pasta puttanesca. Olijven, sjalotjes, kappertjes, ansjovis, Parmezaan. (Ooit de serie A series of Unfortunate Events gezien? Echt briljant. Het is overigens niet de laatste serie-tip in dit essay.)

Mijn andere hobby ontstond toen COVID-19 toch niet voor een paar weekjes onder ons bleek te zijn: naaien. Mijn moeder kan echt goed handwerken en ik had dat graag van haar willen leren, maar ik emigreerde op mijn achttiende van Nederland naar België, wat de zaken bemoeilijkte. Ik maakte ooit kussenslopen en een rokje, maar echt inzicht in wat ik deed had ik niet. Maar bon, tijdens de pandemie had ik plots tijd en motivatie om het te leren. Tussen twee golven door volgde ik een naaicursus, en toen snapte ik plots hoe kleding in elkaar zit. Een kledingstuk wordt binnenstebuiten gemaakt. Als je de voor- en achterkant van een shirt aan elkaar wil zetten, leg je de twee lappen stof op elkaar, met de goede kanten van de stof naar binnen. De naden speld je aan elkaar en die naai je. Daarna kun je het kledingstuk binnenstebuiten keren en tadaa, je hebt een shirt. In het begin maak je duizend domme fouten – het verkeerde aan elkaar naaien, de naadwaarden vergeten, de stof negentig graden draaien waardoor de rek verkeerd zit – maar dat moet je gewoon accepteren. Op een gegeven moment lukt het wel, en dan draag je plots een blouseje dat je zelf hebt gemaakt. Echt gewoon heel cool.

Ik blik nu terug op deze hobby’s – of, tijdens de lockdowns, lichte obsessies – als een enorme drang om back to basic te gaan. Zonder hulp van de grote industrie wilde ik pasta maken. Ik wil weten wat erin zit en waar het vandaan komt. Ik wil zelf de moeite doen, om het vervolgens meer te waarderen. En kleding wil ik niet meer in de winkel kopen. Een blouse is zoveel meer waard dan twintig Euro. Voor wie het nog niet weet: stof is echt enorm duur. Polyester is goedkoper, maar kunstmatig en een ‘zweetstof’ – terwijl de meer natuurlijke stoffen kwalitatief veel beter maar helaas ook veel duurder zijn. Plus, twee tientjes voor een shirt is een belediging voor de tijd die erin zit, laat staan voor de complexiteit van een mouwsplitbies, een opstaande kraag, en een blind knopenpad. Ik heb zelf nu tweemaal een simpele blouse gemaakt en het hele proces – van een bestaand patroon overtekenen naar het uiteindelijke kledingstuk – duurt zo’n acht uur. Ik ben niet de snelste, maar toch, dat is acht uur non-stop bezig zijn. Ik daag je uit: pak een kledingstuk uit je lade, keer het binnenstebuiten en zoek uit hoe het in elkaar zit. Voor ik begon te naaien waardeerde ik totaal niet wat ik allemaal in mijn kast had hangen.

Sorry not sorry voor deze uitweidingen. Dit essay is geen introductie in de naai- of pastakunst. Het gaat eerder over dit: mijn back to basic-drang heeft iets te maken met een bewustzijn van een wereld die steeds complexer en vuiler wordt. Ik ben mij zeer bewust van mijn ecologische voetafdruk en ik worstel daarmee. In de tijd die mij rest op aarde wil ik graag het goede doen. Ik wil de wereld een mooiere plek maken door mijn aanwezigheid. Helaas denk ik vaak niet dat mij dit lukt. Dit essay gaat over ecodepressie.

 

Klimaatverandering is een rechtvaardigheidsprobleem

De feiten zijn hard. Het is onwaarschijnlijk dat we onder de anderhalf graden opwarming blijven. Binnenkort zullen verschillende tipping points worden bereikt. Het wit op de noordpool reflecteert veel licht terug, wat de aarde helpt met afkoelen. Maar als zoveel ijs is gesmolten, houdt de aarde meer warmte vast en raakt het proces in een stroomversnelling. En als we de anderhalve graad overschrijden, zijn de gevolgen groot. De opwarming van zeewater brengt de maritieme balans in gevaar, inclusief koraal, plankton, en daarmee ook indirect andere dieren. Sommige gebieden waar nu mensen wonen, worden onleefbaar door aanhoudende hitte of droogte. Extreme natuurfenomenen, zoals tornado’s, hittegolven en tsunami’s, worden frequenter.

Ecosystemen, dieren, en dus ook mensen zullen deze gevolgen voelen. Onze voedsel-, water-, en energievoorziening staan op het spel. En met ‘onze’ bedoel ik niet de hele mensheid; klimaatverandering is geen groot probleem voor een groot deel van de mensen. Het zijn vooral kwetsbare mensen in kwetsbare gebieden die het hardst worden getroffen. Hier is een woord voor: de MAPA’s (Most Affected People and Areas), en die liggen voornamelijk in Afrika en Azië.[1] Het pijnlijke is dat deze mensen niet de grootste vervuilers zijn. Zij hebben de klimaatverandering niet veroorzaakt, maar dragen wel de grootste gevolgen ervan. Voor hen moeten we onder de anderhalf graden opwarming blijven. Klimaatverandering is in essentie een rechtvaardigheidsprobleem.

Er staat veel op het spel, en er moet dus iets worden gedaan. Maar wie wat wanneer moet doen, is niet duidelijk. Het individu kan veel bijdragen: minder vlees en zuivel eten, minder energie consumeren, naar de verpakkingsvrije winkel gaan, de trein verkiezen boven de auto, minder kinderen krijgen. Maar dit lijkt niet voldoende. Bovendien is het oneerlijk als de gewone burger zijn uiterste best doet, terwijl de banken, universiteiten en de staat structureel blijven investeren in fossiele brandstoffen. Er moet dus ook iets veranderen in het beleid. Een koolstoftaks misschien, een verbod op vliegen, investeringen in alternatieve brandstoffen. Maar elk van deze opties brengt nadelen met zich mee, en het benadrukken van die nadelen leidt tot vertraging van aanpassingen in het beleid.[2] Terwijl men opties wikt en weegt, roept een minderheidsgroep dat alles bij elkaar nog niet genoeg is. Zij beweren dat onze consumptieniveaus niet te verzoenen zijn met de grenzen van onze planeet, en daarom moeten we niet anders consumeren, maar minder.

Men debatteert. Ondertussen tikt de tijd verder en is het twee voor twaalf.

 

Emotionele reacties op de status quo

Deze feiten zijn angstaanjagend, en ze roepen – althans bij mij – verschillende emoties op. Allereerst voel ik mij gefrustreerd. Er moet iets gebeuren, maar het gaat te traag. Soms lijken we een stap vooruit te gaan en drie stappen terug: plastic rietjes zijn verbannen, maar ondertussen wil president Biden boren in Alaska. En als individu kan ik daar niets aan doen. Elke keer als Elon Musk een nieuwe raket de lucht in schiet, denk ik: dit is ook mijn planeet! Als Nederlands staatsburger kan ik wat keuzes maken, zoals stemmen op een partij die duurzaamheid serieus neemt, maar op de grootste vervuilende activiteiten heb ik geen inspraak. Frustratie gaat hand in hand met machteloosheid.

Frustratie is een emotie die ik sporadisch voel, voornamelijk na het lezen van de krant of academische artikelen. Een andere emotie ervaar ik bijna dagelijks: een schuldgevoel. Vele keuzes die ik maak gaan gepaard met een knagende twijfel. Ik ben jong en ik spaar voor een tuinbruiloft, een gezin, een huis. Zijn dat dingen die ik eigenlijk niet mag willen, of kopen? Ik houd van planten, mijn huis staat vol met groen – maar ik las laatst dat planten veel water kosten, en dus slecht zijn voor het milieu. Moet ik dan geen planten meer kopen? Ik maak mijn keuzes en leef dus dagelijks met een schuldgevoel. Ik kan met mezelf leven omdat ik af en toe een juiste keuze maak, wat de pijn enigszins verzacht. Ik koop geen vlees meer en ik ben overgestapt naar een energiecoöperatie – goed, toch?

Dit schuldgevoel gaat eerst over handelingen, over keuzes. Maar een dagelijkse confrontatie met dit gevoel gaat diep. Het wortelt zich in je brein, tot je je niet meer schuldig voelt over wat je doet, maar over dat je bent. Je voelt je schuldig dat je überhaupt bestaat, dat je ruimte inneemt. De redenering is als volgt: als je bestaat, heb je onvermijdelijk een voetafdruk. Een voetafdruk hebben is slecht en onrechtvaardig. En dus is het slecht en onrechtvaardig dat je bestaat. Je dient daarom elke seconde, elke minuut, te compenseren voor het feit dat je bestaat. En als je dat niet doet, kun je beter niet bestaan. Elk protest waaraan je niet deelneemt, doet pijn. Deze depressieve gevoelens ervaren veel jonge mensen in deze tijd, en ze wijzen op een ecodepressie.

 

Wat als het consequentialisme klopt

Een van de meest deprimerende premissen is dat alles wat we doen, een negatieve uitwerking heeft. De meest sprekende illustratie hiervan is de serie The Good Place, waar dit idee doorgedacht is tot in het extreme. Wat als het consequentialisme klopt, en alles wat we doen wordt bijgehouden als een positieve of negatieve score? Spoiler alert: hierna volgt de plot van de serie.

De serie zelf is wel geinig, zij is opgezet als een comedy. De hoofdpersoon, Eleanor, sterft direct in aflevering één en ze wordt ontvangen in the good place, een soort hemel. Het is er groen en zonnig, en je hoeft maar ‘taart’ te denken en er verschijnt eentje. Al vrij snel blijkt dat alle handelingen op aarde een score krijgen, plus of min. Elke goede, ethische handeling krijgt een positieve score; voor elke slechte handeling krijg je puntenaftrek. Als je sterft, bepaalt je uiteindelijke score waar je het leven na de dood zult doorbrengen: the good place of the bad place, waar je wordt gestraft voor je slechte daden tot in den eeuwigheid.

Er loopt nog een aantal andere mensen rond in Eleanor’s good place: een professor ethiek die geen beslissingen kan nemen, een verwende socialite, en een DJ slash drugdealer. Plottwist: een heel aantal afleveringen later komen de bewoners erachter dat ze niet in the good place zijn, maar in the bad place. De hele wereld is ingericht om hen te martelen met elkaars gezelschap. Nog wat later komen ze erachter dat er in de afgelopen eeuwen niemand is toegelaten tot the good place. De reden: als je in de supermarkt een tomaat koopt, draag je bij aan een hele productieketen van monocultuur in de landbouw, vervuiling, uitbuiting van boeren enzovoorts. Tomaat kopen en bam, min 500 punten.

Op onze aarde is het vrij moeilijk om een goede daad te doen. We moeten eten, en dat eten moet worden gekocht. We moeten ons huis verwarmen, we moeten naar ons werk gaan. De ecodepressieve mens heeft voortdurend dit tragisch besef en komt tot de conclusie dat we onze voetafdruk niet meer kunnen compenseren met goede daden.

 

Therapie voor ecodepressie

Het is niet mijn bedoeling om u ecodepressief te maken. Evenmin kan ik genezing bieden. Hoe het ‘fixen’ van ecodepressie eruit ziet, is bovendien een open vraag. Drie dingen zouden kunnen helpen.

Een: berusting kan helpen, en relativeren. De dingen zijn zoals ze zijn, en meer dan ons best kunnen we niet doen. Het is niet allemaal de schuld van het individu, en geen enkel individu hoeft de wereld op zijn schouders te dragen. Hoe moeilijk het ook is, er moet verzoening worden gezocht met de feiten, zodat we ermee kunnen leven.

Twee: blijven hopen. Kinderen willen is misschien niet per definitie slecht: wie weet kan jouw kind tien anderen overhalen om vegetariër te worden, en dat compenseert weer. Er zijn talloze initiatieven die hoop doen herleven, onder klimaatactivisten, bewuste politici, slimme academici en vindingrijke ondernemers. En als dat niet voldoende is, kunnen we altijd hopen op een technofix. Er wordt geëxperimenteerd met groene waterstof voor vliegtuigen – stel je voor, naar Mexico vliegen zonder schuldgevoel!

Drie: zoek een copings- of afleidingsmechanisme. Maak zelf je pasta of naai een T-shirt. Drink thee met je vrienden, want gedeelde smart is halve smart. Verzorg je plantjes, ga trainen voor de halve marathon, of schrijf een essay. Of kijk een serie. Het is echt oké om niet elk moment de wereld te redden.

 

[1] Zie bijvoorbeeld: https://climatecommunication.yale.edu/news-events/countries-and-territories-most-affected-by-climate-change-also-more-likely-to-believe-it-to-be-personally-harmful//

[2] Zie: Lamb WF et al. (2020). Discourses of climate delay. Global Sustainability 3, e17, 1–5. https://doi.org/10.1017/sus.2020.13