Ludo Abicht*

 

Voor wie Walter Lotens vooral kent als ‘internationaal en onvermoeibaar oorlogscorrespondent van de klassenstrijd’, iemand die nu al meer dan vijftig jaar de wereld rondtrekt op zoek naar tekenen van rebellie en revolutie, komt het als een verrassing dat één derde van zijn omvangrijke oeuvre (tien van de meer dan dertig titels) uit gedichten bestaat. Je had het kunnen vermoeden, want ook in zijn verslagen maakt hij gebruik van poëzie om, in zijn eigen relativerende termen, ‘die niet lichamelijke plek die door sommige mensen een ziel wordt genoemd’, uit te drukken. Je ontsnapt er gewoon niet aan, zeker wanneer je, zoals hij, overal probeert vat te krijgen op ‘de ruimte van het volledige leven’ (Lucebert), of dat nu zijn expressie vindt in de honderden schitterende dichters uit Azië en Latijns-Amerika of in die voor ons vreemd aandoende vermenging van traditionele gebruiken en gewoonten die in Midden- en Latijns-Amerika zo’n 500 jaar kolonisering en streng christelijke indoctrinatie heeft overleefd.

Het is de verdienste van Lotens dat hij daar niet, vanuit zijn eigen rationalistische opleiding aan Europese universiteiten, een beetje nostalgisch en meewarig op neerkijkt, maar de mensen gewoon met het grootste respect laat spreken en handelen en probeert te begrijpen waarom in dit geval de oude vormen en gedachten vaak gedurende al die eeuwen zowat de enige dragers geweest zijn van een verzet tegen de oude en moderne slavernij. Het legt tevens uit, waarom opgedrongen zogenaamde moderniseringsprogramma’s telkens opnieuw mislukt zijn. Waarschijnlijk omdat, mag ik het zeggen, de mens nergens alleen maar van brood leeft, hoewel ik natuurlijk ook voor de sociaal-anarchist Lotens mag claimen dat ‘de verovering van het brood’ een eerste en noodzakelijke voorwaarde is voor de menselijke emancipatie. De auteur is zich daar ten volle van bewust en zit dus gelukkig in een volslagen andere wereld dan al te vele van zijn fellow globetrotters die menen dat we deze essentiële stap uit armoede en uitbuiting naar geestelijke en spirituele expansie door middel van allerlei New Age substituten zouden kunnen vervangen.

Maar in tegenstelling tot de meerderheid van zijn stand- en klassegenoten uit Europa, die intussen, net als Walter Lotens, ook al die essentiële standaardwerken (van Eduardo Galeano en Che Guevara tot Carlos Marighella, Subcomandante Marcos en de Bevrijdingstheologen) hebben gelezen, is Lotens tientallen jaren lang op zoek geweest naar de materiële en maatschappelijke omstandigheden die aan de basis lagen van al deze standaardwerken en de mensen ter plaatse nog steeds inspireren. De grote revolutionaire bewegingen, waarin ook de jonge Lotens geloofde, hebben plaatsgemaakt voor honderden lokale initiatieven, noem ze vandaag maar ‘Commons’, die soms bijzonder behoedzaam met begrippen als de leninistische ‘voorhoede’ omgaan , omdat we al te vaak gezien hebben in welke fatale richting deze autoritaire stromingen in het verleden geleid hebben, uitgerekend op plekken waar men dit niet meer verwacht had (Nicagarua, Venezuela en andere). Anders gezegd, het revolutionaire elan is niet verdwenen, maar het vuur brandt niet of veel minder op de grote tribunes onder de reusachtige portetten van de Leiders, maar in de schooltjes en barakken, waar mensen nog altijd bijeenkomen en op zoek gaan naar formules om efficiëntie en de noodzakelijke verandering met elkaar te verzoenen, om, anders gezegd, aan een synthese te werken van vrijheid en gelijkheid die ofwel elkaar versterken of wederzijds verstikken.

Lotens doet dit in korte hoofdstukken die telkens uitgaan van heel concrete ontmoetingen en gesprekken, soms bestaan uit recensies van relevante boeken, soms uit korte stukken geschiedenis en af en toe uit verslagen van pedagogische projecten, onder meer over de intense samenwerking tussen Vlaamse scholieren (en hun directies) en organisatoren in bijvoorbeeld de Westelijke Sahara of Bolivia. Het zijn stuk voor stuk voorbeelden van een solidariteit die onmogelijk met liefdadigheid (caritas) kan worden verward.

Omdat ik dit boek een wijde verspreiding toewens, wil ik eindigen met twee korte vragen:

  • Wat mij tijdens een Cubareis opviel en uitgerekend daar stoorde, was het schokkende aantal jonge tot heel jonge prostituées die elke avond op alle terrassen van de toeristenhotels verschenen en hun diensten aanboden. Lotens zegt daar niets over. Is dit probleem intussen opgelost?
  • Zijn genuanceerde, mag ik zeggen eminent dialectische benadering van de gemeenschappen in Latijns-Amerika en Afrika, steekt schril af tegen zijn ongenuanceerde, karikaturale en dogmatische visie op Vlaanderen en de Vlaamse emancipatiebeweging die doorheen het boek telkens opnieuw wordt herhaald. Jammer.

 

Walter Lotens, Verhalen van een oude trekkersschoen. Tussen Phnom Penh en Paramaribo. Verhalen van een oude trekkersschoen, Antwerpen, 2022, 265 blz. ISBN 9789 0809 9639 39, € 20,00