Waarom ik mijn vrienden niet opeet

Boekrecensie

Trees Dewever*

 

Rondneuzend in mijn boekhandel werd ik getroffen door de titel Waarom ik mijn vrienden niet opeet. Het bleek een pleidooi te zijn voor mens, dier en aarde van de Franse wetenschapper en Tibetaanse monnik Matthieu Ricard. Omdat er elk jaar 60 miljard landdieren en 1000 miljard zeedieren voor menselijke consumptie worden gedood, is zijn boek een roep om meer menselijkheid en mededogen voor de dieren waarmee we onze planeet delen. Ricard ontrafelt nauwgezet waarom de meeste mensen vlees blijven eten, terwijl het intussen wetenschappelijk vaststaat dat industriële vleesproductie bijzonder schadelijk is voor het milieu, de aarde uitput, de armoede in stand houdt en niet respectvol is voor de dieren die het nooit hebben gewild om in vreselijke omstandigheden te worden opgehokt, gevoederd en geslacht. Hij noemt het morele schizofrenie, omdat we heel goed voor onze huisdieren zorgen, maar ondertussen onze vork in varkens prikken die bij miljoenen tegelijk naar het slachthuis zijn gestuurd, terwijl ze even bewust, intelligent en gevoelig voor pijn zijn als onze honden en katten!

 

Cognitieve dissonantie

 

Ik kan niet zeggen dat ik een grote dierenvriend ben, maar het wereldwijde dierenleed raakt me meer en meer en zorgt ervoor dat ik nu, na een proces van enkele jaren van twijfel waarin ik nog sporadisch vlees at, geen vlees meer in mijn mond verdraag. Ik kan de weeë geur van slagerijen niet meer verdragen omdat het voor mij helder is dat daar lijken in de toonbank liggen, hoe goed versneden, vermalen of gepresenteerd ook. Lijken worden meestal geassocieerd met mensen en dat we dierenlijken eten is geen prettige gedachte. Ricard legt uit dat we dan ook meesters zijn in eufemistisch taalgebruik en het ontkennen van de werkelijkheid. Het vriendelijke ‘haasje’ of ‘sudderlapje’ doet ons vergeten dat we een stuk dood dier eten. Als abattoirs vensters zouden hebben at niemand nog vlees, zei Paul McCartney. De auteur noemt het cognitieve dissonantie: ons vermogen onze morele normen selectief te activeren en op non-actief te stellen. We sluiten de ogen voor wat in slachthuizen en industriële veebedrijven gebeurt en vinden vlees eten alleen maar lekker. We erkennen de massamoord op dieren niet.

Begin november was ik onthutst bij het zien van een foto in een kwaliteitskrant, van opeengestapelde vergaste nertsen in Denemarken. Het artikel onderzoekt het mogelijke besmettingsgevaar van het gemuteerde coronavirus van dier op mens. Dat er zeventien miljoen dieren gedood zijn die het nooit hebben gewild om in veel te kleine hokken alleen te mogen bestaan om mensen te laten gloriëren met hun vachten, is niet aan de orde. Door hun pregnante leefomstandigheden zijn er superspreadingevents gaande! En dus slepen we ze naar gasoven…

 

Van Franciscus van Assisi tot Tolstoj

 

Interessant aan dit boek is dat Ricard door de geschiedenis wandelt en filosofen, wetenschappers en kunstenaars citeert om zicht te krijgen op onze relatie met dieren en het al of niet eten van vlees. Christenen beschouwden dieren van lagere orde, al was Franciscus van Assisi een uitzondering. Maar ook Tibetanen zijn zot van vlees, al keuren veel Tibetaanse leraren vlees eten af. De eindeloze steppen op hun hoogvlaktes tellen grote kudden yaks, geiten en schapen en er groeit weinig eetbare vegetatie. Chinese en Vietnamese boeddhisten zijn wel strikt vegetarisch en in Bhutan zijn jagen en vissen in het hele land verboden.

Over Tolstoj en zijn familie, die strikt vegetarisch waren, vertelt hij de pittige anekdote van een tante die uitgenodigd was voor de lunch en er op stond wél vlees te eten. Toen ze aan tafel ging zitten vond ze een levende kip, vastgebonden aan haar stoel, en naast haar bord lag een scherp mes! Het zou de meeste mensen tegenstaan iedere dag eigenhandig een dier de keel door te snijden, maar we zijn wel bereid goedkeuring te geven aan de dood van dieren, aan de mishandelingen die ze ondergaan en aan de ecologische rampen die door de intensieve veehouderij en de visvangst worden veroorzaakt, voor zover ‘iedereen eraan meedoet’, lees ik in het boek.

 

Gewoonte en suprematie

 

Het vergt moed dingen die gewoon en gebruikelijk zijn te doorbreken en aan te klagen. Het gebeurt nog dat ik als enige vegetariër in een gezelschap zit en verbaasde, al dan niet ironische blikken moet trotseren. Het verbaast mij hoe gemakkelijk dieren worden gezien als minderwaardige wezens: de andere en mindere soort zonder bewustzijn. De boeken van Frans de Waal, bioloog en hoogleraar psychologie, leren ons nochtans dat dieren gevoel hebben voor rechtvaardigheid, emoties tonen, intelligent, zorgzaam en sociaal zijn. Het menselijke superioriteitsgevoel is op niets gebaseerd.

Ricard herinnert ons eraan dat we sinds Darwin weten dat het verschil tussen mens en dier slechts een kwestie is van gradatie en diversiteit, en geen wezenlijk verschil. In zijn dagboek schreef hij: ‘In zijn arrogantie denkt de mens dat hij een grootse schepping is, het werk van een God waardig. Het is bescheidener, en naar mijn mening meer in overeenstemming met de waarheid, hem te zien als een schepping vanuit het dierenrijk.’

We hoeven dieren niet te vermenselijken en ons niet alleen maar met dieren bezig te houden. Het gaat erom onze goede wil naar mens én dier uit te breiden. We delen met dieren hetzelfde leven en hetzelfde vermogen tot lijden.

 

Vlees eten vernietigt het grote mededogen

 

Volgens de boeddhisten is de ‘boeddhanatuur’ in ieder levend wezen aanwezig. Is het niet een uitdaging om onze medemensen ervan te overtuigen dat we ons niet aan gezonde morele waarden houden zolang we het grootste deel van de voelende wezens op aarde buiten onze ethiek houden? Een ethiek als zijnswijze, verrijkt met liefde en mededogen. Matthieu Ricard droomt alvast van een Universele Verklaring van de Rechten van Levende Wezens met als voornaamste artikel: ‘Ieder levend wezen heeft het recht te leven zonder slachtoffer te worden van lijden dat hem door anderen wordt aangedaan.’

Het boek levert een grondige en vaak confronterende wetenschappelijke argumentatie om te stoppen met het eten van vlees. Al betwijfel ik of rationele argumenten volstaan om gedrag en gewoontes te wijzigen. Ik herinner mij dat macrobiotiekers al in de jaren zeventig opwierpen dat melk bedoeld is voor kalfjes en niet voor mensen. Dat klopt als een bus, maar toch blijven artsen hameren op het drinken van melk, terwijl twee-derde van de wereldbevolking lactose-intolerant is en er voldoende alternatieven zijn voor de opname van calcium.

Ik ben geen veganist, ik hou van lekker eten en gun me wel wat gastronomisch genot. Maar het lijkt mij alsmaar logischer dierlijke producten voor consumptie te mijden. Het zet mij aan om lekkere alternatieven te zoeken voor zuivel. Het wennen aan nieuwe producten en smaken gaat vlotter bij de overtuiging dat ze eerlijker, deugd- en duurzamer zijn. En dat het onethisch en spiritueel gezien zelfs baldadig en liefdeloos is dieren te doden of gevangen zetten om ons te voorzien van voedsel en melk.

Mijn provincie telt meer varkens dan mensen en toch worden er nog vergunningen verleend voor uitbreiding van varkensbedrijven. Het maakt me triest en ongeduldig. Er is veel moed nodig om de vlees- en zuivelindustrie grondig te hervormen en het consumentisme in te dijken.

In 2017 werden in mijn land twee miljoen kippen en zevenenzeventig miljoen eieren vernietigd vanwege de aanwezigheid van fipronil, een insecticide. Dan heb ik het nog niet over de dioxinecrisis uit 1999 waarbij zeven miljoen kippen en zestigduizend varkens werden gedood. Het woord vernietigen wordt hier veelal gebruikt, alsof het om hinderlijke afval gaat en niet om levende wezens.

Als we hier ongevoelig voor blijven dreigt veel uit balans te raken, zelfs uit de hand te lopen. Ricard schreef zijn boek in 2014 en waarschuwde er toen al voor. Intussen is duidelijk geworden dat de Covid-pandemie te wijten is aan onze ontwrichte, meedogenloze relatie met de dieren en de aarde. Boeddha had gelijk: vlees eten vernietigt het grote mededogen.

 

Nederigheid

 

Paul Verhaeghe, hoogleraar aan de universiteit van Gent, pleit de laatste jaren meer en meer voor het verwerven van meer zelfkennis en een zelfbeeld dat niet boven of buiten de natuur staat, maar onderdeel vormt van een groter geheel dat wordt geregeerd door wetmatigheden en toeval die ons grotendeels overstijgen. Hoe meer kennis we verwerven in dat interactieve geheel, des te groter worden onze verwondering en bewondering. Het besef dat we voortdurend in interactie zijn met de omgeving waarvan we deel uitmaken, begint nu pas tot ons door te dringen, schrijft hij in De Standaard (14/12/20) met als titel: ‘We kennen onze plaats niet meer’.

 

Waardering voor het web van leven

 

Het is een besef dat al eeuwen wordt onderzocht in spirituele en mystieke tradities. Door meditaties, diepgaand zelfonderzoek en spirituele beoefening word je niet alleen kalmer, zachter en minder egocentrisch, je leert ook zien hoe afhankelijk je bent. Van licht, water, warmte, zuurstof, planten, dieren, zon en maan. Van duizenden aspecten en ontelbare diensten van mensen. We leven in een constante fijnmazige uitwisselingsstroom. Die verbinding met het ontzagwekkende web van leven met zijn fijne bedrading heeft me doen inzien dat het niet oké is onze dierenvrienden te blijven oppeuzelen voor ons genot. Het is gebrek aan sensibiliteit, respect en medeleven met het welzijn en de uniciteit van onze soortgenoten.

Ieder van ons heeft de verantwoordelijkheid zorgzaamheid te beoefenen voor al wat leeft. We zijn een schakel in het web van leven. We kunnen nooit niet in verbinding zijn. Het is onze burgerplicht zoveel mogelijk het goede te doen en het leven in al zijn vormen te respecteren. Nu leg ik een zwaar accent op ‘doen’ en hiermee ben ik een kind van onze oplossingsgerichte, naar buiten gerichte doe-cultuur. Maar het gaat er ook over het goede te belichamen en te ‘zijn’, zodat de voorraden liefde in onszelf en de ander toenemen. Dan worden onze daden liefde in actie. We doen er goed aan de pijlen naar de maatschappij om te draaien naar onszelf en te beginnen met de eigen innerlijke huishouding. Onze woede, frustratie en angst te verkennen en ermee op ons gemak te geraken. Regelmatig een douche voor de geest te nemen en te mediteren. Zo boren we onze liefdespotentie aan, zodat het hart compassievoller, de blik zachter en onze daden gerichter worden. En dan, als de warmte van mededogen en liefde voelbaar worden in elke cel van het lichaam, dan wordt het zo klaar als een klontje: geen enkel dier op aarde hoort thuis in je braadpan!

 

Matthieu Ricard, Waarom ik mijn vrienden niet opeet. Pleidooi voor dier, mens en aarde, Uitgeverij Ten Have, Utrecht 2015, paperback, 368 blz., ISBN 9789025904630, € 29,99

 

Trees Dewever is leraar zijnsoriëntatie en meditatietrainer.

 

Reageren? Mail naar: trrr@telenet.be

Waarom ik mijn vrienden niet opeet