Een boekbespreking voor Streven Vrijplaats

Judith Wambacq * 

Dit boek hoort thuis in het rijtje boeken die onze visie op wat natuur is – en bijgevolg ook wat cultuur is –, uitdagen, met als doel een manier te vinden waarop we kunnen omgaan met de klimaatcrisis en de alomtegenwoordigheid van de technologie. Koert van Mensvoort, een kunstenaar/computerwetenschapper met een doctoraat in de filosofie, ziet een belangrijke rol weggelegd voor de filosofie in het bestrijden van de klimaatangst die elke welingelichte mens uit de eenentwintigste eeuw regelmatig overvalt. In dit opzicht sluit hij aan bij auteurs zoals Timothy Morton en Donna Haraway. Het perspectief dat van Mensvoort als alternatief aanbiedt, is verfrissend en hoopvol, maar wordt niet tot zijn eind doordacht.

Uitgebreide natuur
Van Mensvoort zet zich af tegen de conservatieve en misantropische houding van klassieke ecologen die de klimaatcrisis verklaren vanuit de destructieve invloed van de mens: de mens heeft de paradijselijke natuur om zeep geholpen en dient deze nu terug zoveel mogelijk te herstellen. Deze ecologisten beschouwen de natuur als een ideaal, als het toppunt van harmonie, de oorsprong waarnaar we moeten terugkeren. Het probleem is echter dat datgene wat ze als natuur bestempelen dit in strikte zin eigenlijk niet is: bijna alle fauna en flora die we om ons heen zien is door de mens naar zijn hand gezet, is het niet direct dan indirect. Buiten de Noord- en de Zuidpool en het Amazone-woud, is er geen ongerepte natuur meer te vinden. Onze natuur is aangelegd of gedesigned, en vaak in overeenstemming met wat wij er als natuurlijk vinden uitzien. Van Mensvoort verwijst naar tomaten die zo gekweekt worden dat ze roder, ronder en groter zijn dan wilde tomaten en noemt gemanipuleerde natuur die natuurlijker is dan haar model, ‘hypernatuur’.

“Stellen dat er een continuïteit is tussen de biosfeer en de technosfeer, dat de allianties tussen mens en technologie ook organismen zijn en dus dat deze notie niet langer voorbehouden moet worden voor koolstofgebaseerde organismen, heeft heel wat implicaties.”

Het onderscheid tussen natuur en cultuur, of tussen het ongerepte en het geborene enerzijds en het door mensen gemaakte anderzijds, komt dus op de helling te staan. Moeten we dan zeggen dat alles cultuur is omdat alles een voorwerp van constructie is geworden? Of zouden we ook kunnen zeggen dat alles natuur is omdat de mens voortkomt uit de natuur en alles wat hij maakt bijgevolg ook?

Van Mensvoort stelt voor om in deze discussie een tweede begrippenpaar in te voeren: we kunnen de dingen indelen volgens het onderscheid ‘geboren-gemaakt’, maar ook volgens de dichotomie ‘autonoom-gecontroleerd’. Zo is een vulkaan ‘geboren’ en volledig autonoom; een bonsaiboom is ‘geboren’ maar wordt wel gecontroleerd door de mens; een auto is door de mens gemaakt en wordt volledig gecontroleerd door de mens; en een computervirus, ten slotte, is gemaakt door de mens maar gaat na verloop van tijd zijn eigen leven leiden – en is dus autonoom. Door de dingen te beschouwen volgens deze twee assen, wordt het concept van ‘natuur’ uitgebreid (vandaar de ‘next nature’ uit de titel): de natuur is niet meer beperkt tot datgene wat geboren is, maar omvat ook het geborene dat door de mens gemanipuleerd wordt (bijv. de bonsaiboom) én het gemaakte dat niet meer door de mens gecontroleerd kan worden (bijv. het computervirus). Deze voorstelling laat Van Mensvoort met andere woorden toe om technologie niet langer te beschouwen als iets wat tegenover de natuur staat maar er daarentegen deel van uitmaakt.

Geïnspireerd door drie denkers, John Maynard Smith, Eörs Szathmary en Gerard Jagers op Akkerhuis, ziet Van Mensvoort een continuïteit tussen de geosfeer, de biosfeer en de technosfeer. Net zoals de biosfeer of ‘de optelsom van al het organische leven’ (p. 59) zich heeft ontwikkeld vanuit de geosfeer of alle dode materie op aarde, heeft de technosfeer zich ontwikkeld vanuit de biosfeer. Een onderdeel van het organische leven – de mens – heeft iets gecreëerd – technologie – dat nu zijn eigen leven begint te leiden. Technologieën zoals computervirussen of algoritmes die de beursgang voorspellen, verspreiden zich immers zonder dat de mens daar expliciet de opdracht toe geeft; ze muteren en kunnen ook uitsterven. Hoewel oorspronkelijk ontwikkeld door mensen, zijn deze technologieën geëvolueerd tot iets waar de mens niet meer bij kan. De mens begrijpt ze niet helemaal meer en kan ze niet echt meer sturen. Gebeurt de evolutie van dode materie op basis van RNA, die van levende materie op basis van DNA of genen, dan gebeurt die van de technologie op basis van wat Richard Dawkins ‘memen’ noemt. ‘Memen gedragen zich in de tijd ongeveer als genen in de evolutie; ze kunnen zich verspreiden door zich te kopiëren, ze kunnen muteren en worden gecombineerd, maar ook uitsterven of in een coma-achtige staat terechtkomen als ze ‘uit de tijd’ raken. Memen bestaan uit feiten, ideeën, talen, melodieën, morele en esthetische waarden, ontwerpen, vaardigheden en al het andere dat kan worden aangeleerd en doorgegeven aan anderen’ (p. 103) Het technologische stadium is een nieuw stadium in de ontwikkeling van de aarde, en aangezien dit stadium er vanzelf is gekomen – d.w.z. door de ontwikkeling vanuit een vorig stadium –, is het natuurlijk.

Van Mensvoort schetst niet alleen hoe de technosfeer uit de biosfeer is voortgekomen, hij schetst ook de evolutie van technologie zelf: hoe ze zich eerst op het niveau van de verbeelding bevindt (bijv. teleportatie), vervolgens op het niveau van het prototype (bijv. kweekvlees), dan algemeen toegankelijk en betaalbaar wordt (bijv. Google Glass), en vervolgens een onderdeel vormt van ons dagelijks leven (bijv. GPS). Een volgend stadium is dat de technologie onmisbaar wordt (bijv. mobiele telefonie), vervolgens niet meer als technologie wordt ervaren (bijv. de klok), om ten slotte als onderdeel van de menselijke natuur te worden gezien (bijv. koken).

Waarom de natuur uitbreiden?
Stellen dat er een continuïteit is tussen de biosfeer en de technosfeer, dat de allianties tussen mens en technologie ook organismen zijn en dus dat deze notie niet langer voorbehouden moet worden voor koolstofgebaseerde organismen, heeft heel wat implicaties. Ten eerste neemt dit het schuldgevoel weg dat de eenentwintigste-eeuwse mens kan voelen wanneer hij de effecten ziet van de technologieën die hij in het leven heeft geroepen. Ouders kunnen een kind ter wereld brengen en het zo goed mogelijk proberen op te voeden, maar op het moment dat het kind zijn eigen leven gaat leiden kunnen zij niet meer verantwoordelijk worden gesteld voor zijn wandaden. Op dezelfde wijze verlost dit denkbeeld de mens van zijn verantwoordelijkheid ten opzichte van de technologie, aangezien technologie wordt beschouwd als een stadium in een proces dat de individuele mens, en zelfs de maatschappij, overstijgt. Ten tweede creëert dergelijk perspectief ook hoop. Net zoals onevenwichten in de biosfeer (bijvoorbeeld naar aanleiding van een meteorietinslag) op termijn worden opgelost door natuurlijke mutatie en uitsterving van de onaangepaste organismen, zo ook kan men de huidige milieuproblemen zien als een tijdelijk onevenwicht dat door de spontane mutatie van biotechnologische organismen uiteindelijk zal worden opgelost. Plastic heeft bijvoorbeeld nog geen ‘natuurlijke vijand’ die haar populatie zou kunnen terugdringen, maar die zal er uiteindelijk wel komen, al dan niet door ons toedoen. Alles evolueert immers altijd zodanig dat overgewicht van één bepaalde soort ongedaan wordt gemaakt. In deze optiek komt alles vanzelf weer goed, alleen is het niet zeker of dit ook goed is voor de mens. Misschien heeft de mens in het volgende stadium van de evolutie van de aarde geen plaats meer, of geen dominante plaats meer. Maar dat zij dan zo. Het is een evolutie die we niet kunnen tegenhouden en waar we bijgevolg in kunnen berusten.

De onmenselijke denker krabbelt terug
Van Mensvoort houdt dit verlichting brengende metaperspectief echter niet aan tot in de epiloog. Hier lijkt hij terug te krabbelen, bang voor het antropofugale perspectief dat hij eerder had geopend. Terwijl Van Mensvoort voordien in de weer was om aan te tonen dat de macht van de mens wordt overschat, dat er zich structuren aan het ontwikkelen zijn waarin de mens slechts een radertje is en waarover hij dus geen controle meer heeft, neemt hij in de epiloog opnieuw zijn toevlucht tot de individuele en maatschappelijke verantwoordelijkheid. We lezen er zinnen zoals:  ‘Ik wil ieder mens – levend of nog niet geboren, op aarde én daarbuiten – uitnodigen om bij elke technologische verandering die zich in jouw leven voordoet één simpele vraag te stellen: vergroot dit mijn menselijkheid?’ (p. 211). En: ‘Technologie is het zelfportret van de mensheid. Het is de materialisatie van menselijk vernuft in de fysieke wereld. Laten we er een kunstwerk van maken om trots op te zijn’ (p. 211). Of nog: ‘Laten we technologie inzetten voor een natuurlijkere wereld en een pad naar de toekomst uitstippelen dat niet alleen bevredigend is voor de mens, maar ook voor alle andere soorten, de planeet en op termijn het universum als geheel’ (p. 211). Deze oproep lijkt mij in te gaan tegen de centrale idee van het boek. Van Mensvoort dicht de mens hier capaciteiten toe die hij niet heeft, zelfs niet in een antropocentrisch perspectief. Van Mensvoort nodigt de mens uit ‘de menselijke behoeftes als uitgangspunt te nemen’ (p. 209) en technologieën te selecteren in functie hiervan. Maar is het niet zo dat we pas begrijpen welke onze behoeften zijn eens deze technologieën zich volledig in ons dagelijks leven hebben ingenesteld en dan ook zeer moeilijk te verwijderen zijn? De behoefte om binnen de 24u schoenen geleverd te krijgen, is pas ontstaan met de komst van Amazon. Het is niet zo dat de meesten onder ons in een prangende nood verkeerden wat betreft de levertijd van bestelde schoenen voor de komst van Amazon. Het is dus niet zo dat de behoefte eerst bestaat en de technologie er vervolgens een antwoord op biedt. De technologie creëert de behoefte. Bovendien veranderen deze behoeften ook, wanneer de technologie zich eenmaal volledig heeft ingeburgerd: nu we over de mogelijkheid beschikken om binnen de 24u onze aangekochte schoenen aan huis geleverd te krijgen, beseffen we dat onze behoefte aan vlot verkeer misschien toch net iets groter is, net zoals een aarde waarin zuinig met grondstoffen wordt omgesprongen. Maar het probleem is dat we niet zomaar terug kunnen: daarvoor zijn er al te veel klanten, werknemers, producenten, etcetera, die bij Amazon direct baat hebben.

De mens oproepen om toch maar eens goed na te denken over hoe hij met technologie omgaat, klinkt dan een beetje naïef en klef in de oren. Of beter: het lijkt alsof Van Mensvoort bang is voor de conclusies die hij zelf op het spoor is gekomen en alsnog een poging doet om niet als een onmenselijke denker te worden versleten.

Koert van Mensvoort, Next Nature. Waarom technologie onze natuurlijke toekomst is, Maven Publishing, Amsterdam, 2019.

Vond u dit een nuttig artikel? Overweeg om Streven Vrijplaats te ondersteunen met een vrije gift!