Herman Simissen*

 

Rond de honderdvijftigste geboortedag van Ralph Vaughan Williams, op 12 oktober jl., verschenen – naast veel cd’s – meerdere boeken over deze Engelse componist alsook tal van artikelen op websites, in kranten en in tijdschriften. Onder deze publicaties trok één boek in het bijzonder de aandacht: The Captain’s Apprentice van Caroline Davison, een auteur met een achtergrond in de erfgoedsector.

Haar boek kenmerkt zich door een oorspronkelijke invalshoek. De titel ervan is ontleend aan de gelijknamige folksong ‘The Captain’s Apprentice’ (‘De Scheepsjongen’; te beluisteren via: https://www.youtube.com/watch?v=WZLBNPmsyLY), die Vaughan Williams in 1905 in King’s Lynn optekende uit de mond van een oudere visser, James ‘Duggie’ Carter. Het lied verhaalt van een scheepsjongen, die door de kapitein van het schip dermate wreed wordt behandeld dat hij uiteindelijk komt te overlijden. Davison nu onderzoekt zo goed als alle aspecten van deze gebeurtenis. Van het lied: heeft het betrekking op een ware geschiedenis, en zo ja: welke? Kwam wreedheid onder kapiteins jegens scheepsjongens, en meer in het algemeen jegens hun bemanning, veel voor in deze tijd? Bestonden er varianten van het lied, tekstueel en/of muzikaal? Maar bovenal plaatst zij de ‘ontdekking’ van dit lied in de ontwikkeling van Vaughan Williams. Hoe kwam hij tot het verzamelen van folksongs? Hoe ging hij te werk bij het optekenen ervan, in het algemeen, en in het bijzonder bij dit lied? Wat betekenden folksongs voor hem? Davison laat zien dat de componist diep werd geraakt door de, in al haar eenvoud, uitzonderlijke pracht van de melodie van ‘The Captain’s Apprentice’ – over de tekst liet hij zich, opmerkelijk genoeg, niet uit. Hij verwerkte de melodie in zijn Norfolk Rhapsody nr. 1, maar volgens Davison veranderde zelfs zijn hele stijl van componeren na de vondst ervan. Maar de schrijfster heeft niet alleen oog voor de ontwikkeling van de componist Vaughan Williams, zij besteedt evenzeer aandacht aan diens persoonlijke leven in deze tijd. Zij gaat met name in op de relatie van de componist met zijn eerste echtgenote, Adeline Fischer. Het overheersende beeld dat van haar bestaat in biografieën van Vaughan Williams is, dat zij nogal kil en afstandelijk was. Geheel ten onrechte, betoogt Davison – dit beeld gaat terug op wat zijn tweede echtgenote, Ursula Wood, over haar schreef in haar invloedrijke levensbeschrijving van de componist. Maar Wood was, ook naar eigen zeggen, eenvoudig jaloers op zijn eerste echtgenote, en haar beeld van Adeline Fischer is gekleurd door deze jaloezie. (Vaughan Williams trouwde na het overlijden van Adeline Fischer met Ursula Wood, maar had toen al jarenlang een verhouding met haar, hoogstwaarschijnlijk met medeweten en zelfs goedvinden van zijn eerste echtgenote, die door een ernstige reumatische aandoening invalide en bedlegerig was geworden.) Uit de brieven en dagboeken die Davison aanhaalt, van vrienden en familie van het echtpaar Vaughan Williams – onder wie Virginia Woolf, een nicht van Adeline Fischer – komt inderdaad een heel ander beeld van haar naar voren.

Zo is The Captain’s Apprentice een boek dat veel meer biedt dan de titel doet vermoeden: het is een inhoudelijk rijke studie, met een folksong als uitgangspunt. Davison vertelt haar verhaal even toegankelijk als boeiend. Enig minpunt van deze uitgave is, dat de afbeeldingen nog al eens onduidelijk zijn afgedrukt.

 

 

Caroline Davison, The Captain’s Apprentice: Ralph Vaughan Williams and the Story of a Folk Song, Chatto & Windus, Londen, 2022, hardback, 400 blz., geïllustr., ISBN 978-1784744540, € 23,95