Boekbespreking

Herman Simissen*

 

De Nederlandse schrijfster Ellen Deckwitz (*1982) is niet alleen een van de meest spraakmakende dichters in het Nederlandse taalgebied, zij is bovendien ook, en inmiddels al jarenlang, een onvermoeibare ambassadeur van de dichtkunst. Op tal van manieren – onder meer als docent, essayist, en organisator van workshops – probeert zij een zo breed mogelijk publiek ervan te overtuigen dat poëzie niet onbegrijpelijk en duister is en bestemd voor slechts weinigen, maar iedereen kan aanspreken. Deze boodschap droeg zij bijzonder aanstekelijk uit in haar boek Olijven moet je leren lezen (2016), waarvan de ondertitel ‘eerste hulp bij het leren begrijpen van poëzie’ nauwkeurig aangeeft waar het de auteur om te doen is. Het boek is een bundeling van columns over poëzie die eerder verschenen in NRC/Handelsblad.

Op soortgelijke wijze is haar nieuwe boek Dit gaat niet over grasmaaien tot stand gekomen: de in lengte wisselende stukken verschenen eerder in deze krant en in De Morgen, en laten zich lezen als een vervolg op de eerdere uitgave. En net als Olijven moet je leren lezen is ook dit boek een geestdriftig pleidooi voor het lezen van gedichten – toegankelijk, geenszins hoogdravend, respectvol jegens de meest uiteenlopende dichters van Gorter tot Instapoets, en vaak ronduit grappig. Zo wijst de auteur erop, dat het op grond van de voorkaft van een dichtbundel vrijwel onmogelijk is iets te zeggen over de inhoud ervan – ‘Bij muziek is het makkelijker: een album met op de cover een piano en een sterrenhemel suggereert een ander type nummers dan vier woeste langharige mannen en een verongelukt schaap.’ (blz. 87) In het afsluitende hoofdstuk brengt Deckwitz haar fascinatie voor de dichtkunst mooi onder woorden: gedichten zijn ‘berichten van de ene mens aan de andere, over dingen waar het in een gewoon gesprek niet zo snel over gaat. […] Gedichten zijn een unieke vorm van communicatie, een plek voor ongemakkelijke waarheden, voor de ambiguïteit van de taal, een waar het niet alleen om begrijpen gaat, maar ook om aanvoelen. […] Gedichten kunnen ontroeren, vermaken, irriteren, maar bovenal laten ze zien dat, hoewel ons bestaan eindig is, de manieren waarop we naar dat bestaan kijken dat niet zijn.’ (blz. 134) In haar boek laat Deckwitz aan de hand van uiteenlopende gedichten zien hoe poëzie werkt – en zij benadrukt dat een lezer niet alles mooi hoeft te vinden of te begrijpen, maar dat een gedicht hem of haar soms door een enkel beeld of een enkele formulering op andere gedachten kan brengen.

Net als Olijven moet je leren lezen is Dit gaat niet over grasmaaien een begeesterde uitnodiging tot het lezen van gedichten – een boek dat veel lezers verdient die zich laten overtuigen door haar betoog: wie nooit gedichten leest mist iets wat het leven waardevoller maakt.

 

Ellen Deckwitz, Dit gaat niet over grasmaaien. Hoe lees je poëzie, Uitgeverij Pluim, Amsterdam 2020, paperback, geïllustreerd, ISBN 9789083095318, 140 blz., € 19,99