John Alonzo Dick*

 

Amerikaans racisme en witte suprematie kennen een lange geschiedenis, en christenen hebben meteen vanaf het begin bijgedragen aan dit probleem. Jezus bracht leven en waarheid, maar veel van zijn latere volgelingen volgden zijn leer zeer selectief. Christenen van vandaag – zelfs die in Rome zetelen – zijn niet onfeilbaar. Wanneer zij zondigen en een dwaling begaan, dienen zij echter meer te doen dan zich eenvoudig verontschuldigen en zich slecht voelen. Zij dienen de schade te herstellen.

Op 4 mei 1493, slechts een jaar nadat Christopher Columbus de Nieuwe Wereld bereikte, bracht Paus Alexander VI – zeker geen toonbeeld van morele rechtschapenheid – zijn pauselijke bul Inter Caetera uit. Alexander was veel meer geïnteresseerd in rijkdom en macht dan in spiritualiteit. Zijn document, dat bekend werd omdat daarin ‘de Leer van de Ontdekking’ werd uitgeroepen, verkondigde dat elk land dat niet werd bewoond door christenen open was voor ‘ontdekking’ door christelijke heersers en dat ‘het katholieke geloof en de christelijke godsdienst verheven moesten worden en overal uitgebreid en verspreid… en de barbaarse volkeren ten val gebracht…’

De Leer van de Ontdekking bracht duidelijke voorbeelden voort van hoe racistische ideeën over de suprematie over inheemse volkeren niet alleen werden gebruikt voor het rechtvaardigen, maar ook voor het heiligen van het bezetten van inheemse gebieden, het fysiek verwijderen van gemeenschappen naar ongewenste reservaten, en systematisch genocidaal geweld.

Er is veel in de Amerikaanse geschiedenis dat iemand trots kan maken dat hij of zij Amerikaan is. Ongelukkigerwijze laat de Amerikaanse geschiedenis ook maar al te vaak zien dat het Amerikaanse christendom racisme bevorderde en steunde door het wrede kolonialisme van missionarissen en de opgelegde rassenscheiding in zijn kerken.

De meerderheid van de vroege Amerikaanse kolonisten erkende de diepzinnige cultuur en tradities van inheemse volkeren niet, en evenmin erkenden zij de rechten van inheemse stammen op land. Zij probeerden de inheemse bevolking van de Nieuwe Wereld te bekeren, en tegelijk hun land te ontnemen.

Nieuwkomers uit Engeland in de zeventiende eeuw, bijvoorbeeld, stelden het voor alsof zij zich vestigden in ‘maagdelijk land’, waar werkelijke ‘beschaving’ nog niet bestond. Vanaf de koloniale tijd werden de verhoudingen tussen Europeanen en inheemse volkeren overwegend omschreven en besproken in termen van land. Het onderwerp van het land werd, in meerdere opzichten, het diepste ‘religieuze’ onderwerp waarover hun wereldbeschouwingen botsten. Veel van de kolonisten zagen het nieuwe land als een ‘wildernis’ waarin zij zich konden vestigen, niet als al bewoond. Ze zagen de Nieuwe Wereld ook als het Nieuwe Beloofde Land, en de inheemse bevolking als de Kanaänieten van vroeger die moesten worden overwonnen en verwijderd. John Winthrop (1588-1649), een Engelse Puriteinse jurist en gouverneur van Massachusetts Bay Colony, was ervan overtuigd dat God zijn kolonie begunstigde boven alle andere. In 1641 hielp Winthrop mee met het schrijven van de Massachusetts Body of Liberties, de eerste wettelijke goedkeuring van slavernij in Noord-Amerika. Ongeveer honderdveertig jaar later, in een preek uit 1783 waarin hij de Amerikaanse Revolutie vierde, prees de rector van Yale, Ezra Stiles, de opkomst van de ‘blanken’, waarvan de numerieke groei, zo zei hij, de goddelijke begunstiging bewees. Interessant genoeg, waren er in 1790 al bijna 700 000 Afrikaanse slaven in de Verenigde Staten, wat neerkwam op ongeveer 18% van de gehele bevolking. Witte suprematie.

In de loop van bijna drie eeuwen werden Amerikaanse inheemse volkeren ‘verwijderd’ van het land dat zij bezaten, ‘verplaatst’ naar andere gebieden, en hun land werd ‘afgestaan’ aan de nieuwkomers. Vervolgens werden de inheemse stammen  gedwongen ‘gehuisvest’ in ‘reservaten’.

Vroege christelijke slavenhouders (onder wie een van mijn betovergrootvaders) gebruikten de Bijbel om het tot slaaf maken van mensen met een donkerder huidskleur te rechtvaardigen. Burgerwachten terroriseerden zwarte Amerikanen, rondrijdend met witte kappen op en met de Bijbel in de hand. Vooraanstaande Evangelische voorgangers spuugden racistische haat tegen de eerste zwarte president van de Verenigde Staten. En nog onlangs hebben we allemaal racistische haatmisdaden, moorden en geweld van de politie gezien.

Wat moeten we doen, nu we beseffen dat godsdienstige actoren medeplichtig zijn geweest aan het vormen en in stand houden van Amerikaans racisme? Wat zouden we kunnen doen om het racisme te corrigeren? Raciale gerechtigheid zal zeker niet alleen voortvloeien uit individuele handelingen uit liefdadigheid. De aanpassing van onze maatschappelijke structuren is noodzakelijk. Racisme is systematisch.

Het niet begrijpen van het systematische karakter van het racisme kan verklaren waarom het land niet zoveel vooruitgang heeft geboekt op het gebied van raciale gelijkheid als had gekund en gemoeten. Racisme is een virus. Zoals het coronavirus zal het niet verdwijnen als het wordt genegeerd. Veel mensen hebben een te beperkte kijk op racisme die werkelijk vooruitgang naar raciale gelijkheid heeft tegengehouden. Ze begrijpen systematisch racisme niet en wijten, daarom, bijvoorbeeld armoede veeleer aan individueel falen dan aan structurele nadelen zoals raciale ongelijkheid in rijkdom en lonen en slechter onderwijs voor zwarten. Ook gescheiden huisvesting deed veel zwarte mensen belanden in wijken zonder toegang tot goede banen, betrouwbaar openbaar vervoer, of goede gezondheidszorg.

Zoals President Biden zei na de veroordeling van de voormalige politieofficier Derek Chauvin, die schuldig werd bevonden aan moord in de tweede graad en doodslag, ‘trok de moord op George Floyd voor de hele wereld de oogkleppen weg om het systematische racisme te zien dat een vlek op de ziel van de natie is geworden’.

Het bestrijden van racisme is een bijzondere uitdaging voor de leiding van het Amerikaanse katholicisme. Zoals Thomas Reese benadrukte in een artikel in de National Catholic Reporter van 29 april jl.: ‘Amerikaanse bisschoppen worden nogal eens, van links en van rechts, bekritiseerd om wat zij in de politieke arena zeggen… Maar het is wat de bisschoppen niet hebben gezegd, in het bijzonder over raciale gerechtigheid, dat heeft voorkomen dat zij een meer profetische stem in het Amerikaanse leven zijn. Weinig of geen bisschoppen hebben, bijvoorbeeld, meegedaan in de Black Lives Matter-beweging of iets gezegd over wetten die het kiesrecht beperken. De bisschoppen van de African Methodist Church daarentegen hebben zich verenigd en gedreigd met boycots vanwege de wetsvoorstellen in parlementen in verschillende staten in het land die kiezers uitsluiten. De Amerikaanse katholieke Bisschoppenconferentie heeft niets gezegd. De weigering van de katholieke bisschoppen om zich uit te spreken over rassenkwesties heeft diepe wortels in het katholieke verleden. Katholieke bisschoppen liepen niet voorop in de abolitionistische beweging. Katholieke immigranten, velen van hen arm, wilden niet sterven om zwarte te slaven te bevrijden’.

Ik ben noch antichristelijk noch anti-Amerikaans, maar, laten we heel eerlijk zijn, er is veel veranderingswerk aan de winkel. Ik deel de zorgen van pater Thomas Reese sj over de leiding van de katholieken, maar ik juich ook enkele positieve katholieke signalen toe die me bemoedigen en leiden.

De eerlijkheid en het herstelwerk van Georgetown University en de gemeenschap van jezuïeten zijn profetische voorbeelden. In 1838 verkochten de jezuïeten 272 zwarte mannen, vrouwen en kinderen, en gebruikten de opbrengst ter ondersteuning van Georgetown University, in 1789 opgericht door bisschop John Caroll.

Ik vind het opmerkelijk en bemoedigend dat de rector van Georgetown, John J. DeGioia een werkgroep opzette over Slavernij, Geheugen en Verzoening. Dit leidde tot een dialoog met en een spijtbetuiging aan de nazaten van de verkochte slaven. Georgetown zet nu belangrijke stappen om de erfenis van de slavernij aan de orde te stellen, en racisme in Georgetown te overwinnen, in Washington DC en verder. In maart van dit jaar kondigde de Sociëteit van de jezuïeten in Amerika het opzetten aan van een Stichting Nakomelingen, Waarheid en Verzoening, een gezamenlijke inspanning van de jezuïeten, Georgetown en enkele nazaten om 100 miljoen dollar bijeen te brengen om de erfenis van de slavernij in de Verenigde Staten aan de orde te stellen, en de betekenis ervan voor hedendaagse gezinnen en gemeenschappen.

We zullen het racisme gewetensvol en gezamenlijk moeten bestrijden.

  • We moeten alert zijn op taal, grappen, slogans en etiketten. Tijdens de aanval op het Capitool op 6 januari jl. droeg een demonstrant een shirt met de tekst ‘Kamp Auschwitz’. Die actie was duister teken van gevaar. Fritzie Fritshall, overlevende van Auschwitz-Birkenau, was erg overstuur. ‘Mijn maag keerde om’, zei ze, ‘waarom moeten ze nog T-shirts dragen over haat en deze dingen? Dat is wat de nazi’s deden. Het is precies wat zij deden’.
  • We moeten het beleid rond onderwijs, werkgelegenheid en de politie kritisch bekijken en verbeteren. Wrijving tussen, bijvoorbeeld, zwarte Amerikanen en de politie is een werkelijkheid die onmiddellijk aan de orde moet worden gesteld.
  • We moeten alert zijn op signalen over racisme in onze kerken, buurten, en maatschappelijke groeperingen.
  • We moeten ook alert zijn op toenemend antisemitisme. Gewelddadig antisemitisme en haat stopten niet met de Holocaust. Volgens de Anti-Defamation League bereikten antisemitische incidenten in de Verenigde Staten in 2019 het hoogste geregistreerde aantal ooit. Aanvallen, intimidatie en vandalisme tegen Joden blijven tegenwoordig in de Verenigde Staten op een bijna historisch hoog niveau.

 

Wie meer wil weten, kan ik het boek The Sin of White Supremacy: Christianity, Racism and Religious Diversity in America (Orbis, 2017) aanbevelen, door Jeannine Hill Fletcher, Professor in de Theologie aan Fordham University.

 

Reageren? Mail naar jadleuven@gmail.com

 

John Alonzo Dick (*1943) bekleedde als derde the Chair for the Study of Religion and Values in American Society aan de KU Leuven. Hij is voormalig academisch decaan van het American College van de KU Leuven en hoogleraar. Hij publiceerde onder meer samen met K. Schelkens en J. Mettepenningen Aggiornamento? Catholicism from Gregory XVI to Benedict XVI (Brill, Leiden en Boston, 2013). Recent verscheen zijn boek Jean Jadot: Paul’s Man in Washington (Another Voice Publications 2021), een biografie van de Belgische bisschop Jean Jadot die van 1973 tot 1980 Apostolisch Afgevaardigde in de Verenigde Staten was.