Ana Van Liedekerke*
Le Monde is de meest gelezen Franse krant en toch stuit je in elke editie op mooie woorden die je was vergeten. Dat ligt niet noodzakelijk aan een beperkte kennis van de Franse taal: als je een woordenlijst zou maken van alle woorden die Le Monde in een jaar gebruikt en daarnaast hetzelfde doet voor De Standaard, dan is de eerste lijst een stuk langer. De Franse journalistieke taal ligt nog dichter bij de literaire taal, zoals dat in Vlaanderen tot enkele decennia geleden het geval was. De krant functioneert op dat moment als een plaats om taal te verwerven. Wie leest vindt woorden die hij niet gebruikt in zijn alledaagse leven, maar precies door hun plaatsing in de actualiteit worden ze actueel, dagelijks, en verrijken zo de woordenschat.
In Vlaanderen heerst bij redacties meer een beeld dat je je moet conformeren aan de taal van je lezers. Wie op een woord stuit dat hij niet kent, zo gaat de logica, dringt niet door tot het eigenlijke nieuws, en kan op termijn een krant de rug toekeren omdat die hem boven het hoofd gaat. Je lezers aan boord houden is de hoofdbezorgdheid. Het gevaar is dat dat conformeren snel omslaat in een verarming van de taal, omdat je bepaalde uitdrukkingen steeds links laat liggen en op die manier reserveert voor een selecte club van bibliofielen. Het elitaire aura dat het gebruik van moeilijke woorden kan meebrengen verhult daartegenover iets dat feitelijk meer democratisch is, omdat het de taal en blik van een lezer opent.
Verdedigingen van de toenemende verengelsing gebruiken vaak argumenten van conformisme: wanneer het Engels de voor de hand liggende, en meer gebruikelijke vorm is die je het eerst te binnen schiet, lijkt het natuurlijk om voor die vorm te opteren. Taalpurisme zou op dat vlak taalconservatisme zijn. Dat argument onderschat de kracht van een krant: een zoektocht naar een mooi Nederlandstalig equivalent kan zeker in de grote Nederlandstalige kranten performatief werken: als de media consequent spreken over sociale afstand houden, dan ligt social distancing niet langer gemakkelijker in de mond.
Dat betekent niet dat een krant zou moeten streven naar een bestaan als onafhankelijk zwevende woordenbijbel of dat er je een genadeloos paternalisme moet nastreven waarbij de lezer naar de krant luistert en niet omgekeerd. Maar een eenvoudige durf om te kiezen voor een mooie en brede taal kan in het huidige medialandschap al een verschil maken. Niet je vocabularium beperken in de presentatie voor de lezer, maar op zoek gaan naar de scherpste verwoording om een bepaalde situatie te duiden.
Die verbrede rol van een krant is niet enkel pedagogisch. Inhoudelijk kan je korter op de bal spelen: wie voor een woord kiest met een afgelijnde betekenis kan een situatie puntiger duiden. Een verbrede woordenschat betekent een verbreed spectrum om gebeurtenissen op te situeren. Maar de grootste winst is vormelijk. Wat literatuur onderscheidt van andere vormen van taalgebruik, is een bovengemiddelde aandacht voor de vorm van de taal: die krijgt waarde op zichzelf. In het model van Le Monde schuift journalistieke taal op naar die rol: een zorgvuldige woordkeuze begint voor zichzelf te spreken. Zo hoeft een krant zich niet te beperken tot een rol van nieuwsoverdracht, maar krijgen de kritische insteek, heldere structuur en zorgvuldige taal een autonome waarde. Op die manier wordt de krant ook een brug naar het lezen van literatuur.
Kill your darlings, is de lievelingsleuze van vele journalisten. Het contra-intuïtieve van die spreuk moet in sommige situaties toch in rekening worden genomen. Voor woordkeuze wordt ze beter niet steeds in acht genomen: houd die darlings aan boord. Dat Vlamingen niet alleen blijven wandelen door hallen, maar ook door vestibules en voorportalen. Niet alleen de leefwereld van de lezer moet dan een vertrekpunt zijn, maar ook de vraag of je de woordenschat van die lezer durft te verrijken en versterken.