Harold Polis *

Helmut Schmidt

Dwars stijlicoon, vader des vaderlands, plichtsbewuste dienaar van het algemeen belang, libertair roker, tegendraads sociaaldemocraat – maar sociaaldemocraat. Toen Helmut Schmidt op 10 november jongstleden de geest gaf, kwamen veel mensen woorden van lof te kort om het belang van de voormalige West-Duitse Bondskanselier te onderstrepen. Niet in de Vlaamse pers – uiteraard niet, zou iemand van slechte wil eraan toevoegen. Duitsland staat ver van ons, hoewel het vlakbij is, onze belangrijkste handelspartner blijft, en via de Bundestag een meer dan nadrukkelijke invloed heeft op de Europese politiek en dus op ons. Het federale Duitse model staat haaks op het Franse centralisme, wat altijd voor fricties heeft gezorgd, op uitzonderlijke periodes na, zoals ten tijde van de entente tussen Helmut Schmidt en Valéry Giscard d’Estaing. Duits spreken we echter niet meer, lezen doen we het evenmin en hoe zouden we ons dan ook iets kunnen herinneren van een Duitsland dat voorbij de clichés reikt? En toch zouden we juist dat moeten doen, al was het maar om de achtergrond te begrijpen van de beslissing waarmee Angela Merkel deze late zomer iedereen verbaasde: het openzetten van de grenzen voor Syrische vluchtelingen.

Het bedaagde imago van Merkel, die haar woordenschat en zinsbouw aanpast aan het publiek dat ze toespreekt, wijkt enigszins af van het aplomb waarmee Schmidt destijds sprak. Nochtans zijn het twee typische naoorlogse Duitse politici: dienende functionarissen van een ingewikkelde federale democratie die na ‘Stunde Null’ werd opgericht. De weg naar 1945 liep, zacht uitgedrukt, rampzalig krom, en leidde langs culturele en beschavingsoorlogen, loopgraven, invasies, genocide, collectieve zelfdestructie en een enorme worsteling met de dictatuur en het keizerrijk. Een van de symbolische momenten van die helletocht is de historische rede die Thomas Mann uitspreekt op 17 oktober 1930 in de Berlijnse Beethoven-Saal, beter gekend onder de titel Appell an die Vernunft. ‘De mensheid schijnt als een bende losgeslagen schoolkinderen uit de humanistisch-idealistische school van de negentiende eeuw weggerend te zijn, tegenover wiens moraliteit, als daar überhaupt van moraal sprake was, onze tijd nu een verre en onbezonnen achteruitgang voorstelt’. Manns rede bezegelde diens verzet tegen het nationaalsocialisme. Aan dat inzicht ging een lange worsteling vooraf, want Thomas Mann behoorde in de jaren 1910 tot de monarchistisch ingestelde Duitsers die met tegenzin de republiek tolereerden. Tijdens de Eerste Wereldoorlog stelde hij in zijn notities eerder minachtend politiek gelijk met democratie, en probeerde hij een antipolitieke houding onder woorden te brengen. Naderhand werd Mann een zogenaamde ‘Vernunftrepublikaner’: iemand die de republikeinse democratie uit politieke noodzaak volgt, maar niet uit morele overtuiging. De republiek zonder republikeinen die Weimar was, bracht voor Thomas Mann gruwelijke ervaringen, zoals de moord op zijn vriend Walter Rathenau. Onder invloed van zulke levensbepalende schokken veranderde de politieke overtuiging van Thomas Mann ingrijpend.

De gebeurtenissen in het toenmalige Duitsland beïnvloedden rechtstreeks de rest van Europa, al die schrijvers, filosofen en kunstenaars incluis die de hete adem van de geschiedenis in hun nek voelden en daden wilden stellen. De Italiaanse essayist Maurizio Serra heeft hun tragiek nauwkeurig in kaart gebracht, hoewel hij slechts een selectie brengt. In onze contreien zijn er ook heel wat bochten genomen, brede en korte, niet zelden met pijnlijke gevolgen. Het leven van modernist Victor J. Brunclair is een goed voorbeeld: als schrijver van tweede garnituur bouwde hij een reputatie op als genadeloos polemist, waardoor hij de illusie ontwikkelde dat zijn artistieke vrijheid een alibi was om er ook in oorlogstijd ongedwongen en onbetrouwbaar op los te schrijven. Dat misverstand eindigde in een greppel van een Duits werkkamp. Die ervaring is uiteraard niet exclusief West-Europees. Isaac Babel permitteerde zich, in dienst van de propagandadienst van Stalin, voldoende literaire vrijpostigheden om uiteindelijk omgebracht te worden. Zijn trage ondergang begon met een reportage – verwerkt in het verhaal ‘De weg naar Brody’ in Rode cavalerie – waarin hij beschrijft hoe de rode soldaten alles op hun weg vernietigen, zelfs de ‘heilige republiek van de bijen’ in Volhynie. Een ongehoorde vorm van kritiek onder de communistische dictatuur. De transcripties van de ondervragingen die Babel onderging vlak voor zijn dood tonen hoe hij de literatuur bewonderenswaardig maar totaal foutief inschatte als een vrijplaats voor waarheid.

De georganiseerde waanzin van Stalin wedijverde met Hitlers massale gruwelen. De geliefde tactiek waarmee zij hun macht probeerden te bestendigen was nihilistisch geweld. Datzelfde bloeddorstige nihilisme duikt de afgelopen jaren met tussenpozen weer op in het Westen. Verlicht als we zijn, dachten we de afgelopen decennia dat we ervan verlost waren, na het oprichten van een stuk of wat intergouvernementele organisaties en het verspreiden van een welvaart die haar gelijke in de geschiedenis niet kent. Politieke terreur was in ons universum een afwijking geworden, gereserveerd voor psychopaten van links en rechts, de zotten van de RAF, Timothy McVeigh, Anders Breivik en sectaire nationalisten in Ierland en Baskenland. Het venijn in de staart van de Koude Oorlog bracht ons wel nog de jaren van lood, het laatste moment in de naoorlogse geschiedenis dat we konden vermoeden hoe broos de democratie ook kon zijn – de oorlogen in Joegoslavië werden veeleer ervaren als een tragisch neveneffect van de Muur. De donkere wolken aan onze horizon leken verdwenen. Voorbij was de tijd dat, zoals Isaak Babel schreef, het bloed als lood uit de hemel lekte. En als dat toch gebeurde, dan op een veilige afstand. Dat was alleszins een erfenis van de Koude Oorlog die we koesterden: als je dan toch oorlog wil voeren en de hel op aarde wil ontketenen, doe het dan ergens ver weg, desnoods vermomd als de permanente revolutie die de Amerikaanse neocons tijdens het presidentschap van George W. Bush in het Midden-Oosten verspreiden.

Na 9/11 was behoorde het collectieve westerse gevoel van selectieve veiligheid definitief tot het verleden. Maar we deden verder waar we goed in zijn, welvaart creëren en verdelen. Terwijl we onze mercantiele plannen en wetenschappelijke ideeën op muziek zetten, weerklonk maatschappelijk onbehagen en politiek geweld als achtergrondgeruis. Multiculturele idealen werden aangewend om reële maatschappelijke problemen onder de mat te schuiven of om angst politiek te recupereren. En het debat hierover ontaardde in een dovemansgesprek waarbij iedereen – gelijkhebbers, zelfdenkers en populisten op kop – elkaar verweet links, rechts, racistisch of goedgelovig te zijn. In de loop van die vaak ondraaglijk lichte meningsverschillen, werden de problemen niet meteen kleiner. De salafistische radicalisering in een land als Frankrijk alleen al draait vandaag niet om enkele geschifte eenzaten, maar om vele duizenden door de ordediensten geregistreerde mannen en vrouwen die, samen met hun achterban, een diepe weerzin voelen tegenover de westerse beschaving in het algemeen en Frankrijk en Joden in het bijzonder. Dichterbij de definitie van een vijfde colonne kom je niet. Ook na de aanslagen tegen Charlie Hebdo en de Hyper Casher in januari 2015 ontstond er zo’n vreselijk opgeklopt heemkundig debat over de diepere betekenis van de slogan ‘Je suis Charlie’, terwijl jonge Europeanen vrolijk naar het kalifaat bleven vertrekken om zich daar te laven aan nihilistisch geweld, in afwachting van de martelaarsdood. In die omstandigheden is de gastvrijheid van Merkel een van de opmerkelijkste politieke beslissingen van de laatste jaren. Ze heeft ongetwijfeld het humanisme voor ogen gehouden, waar ook Mann in 1930 naar verwees. En zeker ook de evangelische boodschap, die christenen opdraagt de wereld te heiligen door zich in te zetten voor de minstbedeelden, zieken en vluchtelingen. Bovendien is er wellicht naast Duitsland geen enkele Europese lidstaat die zo’n rechtstreekse ervaring met massale vluchtelingenstromen heeft gehad. Aan het einde van de Tweede Wereldoorlog zijn miljoenen Duitsers verplaatst, weggejaagd of op de vlucht geslagen toen de Russen en de geallieerden hun machtsterritorium afbakenden en Duitsland verdeelden. Merkels diepmenselijke, historisch te verantwoorden en wellicht ook christelijke beslissing om de deuren op te zetten, was tegelijkertijd de meest riskante politieke daad uit haar hele carrière. Binnen de kortste keren liep de toevloed aan vluchtelingen uit de hand, werden de Midden- en Oost-Europese landen overspoeld en kreeg de legitimiteit van het Schengen-verdrag zo’n grote knauw dat het maar de vraag is of Schengen straks nog wel bestaat. En toen moest de gecoördineerde terreuraanval op Parijs nog plaatsvinden. Op dat moment werd, meer dan bij welke aanslag van de afgelopen jaren ook, duidelijk dat elke inwoner van het Westen een potentieel doelwit is.

We hebben geleerd om zwaarwichtig plichtsbesef, kardinale deugden en autoriteit aan te lengen met het pathologische narcisme dat Christopher Lasch verklaarde in The Culture of Narcissism – ondanks de freudiaanse en marxistische ondertoon een nog steeds heel leesbaar boek. We hebben geleerd om zo’n groot deel van ons leven te ruilen voor geld dat we naar believen wagens, toestellen en diensten kunnen kopen. We hebben geleerd dat de rechtsstaat kan blijven bestaan zonder dat de onderdanen overmatig last hebben van overtuigingen of samenhorigheid. We hebben geleerd de individuele keuze te laten voorgaan op het algemeen belang en traditionele vormen van menselijk gedrag. We hebben geleerd onze wetenschappelijke en technologische kennis zo te vergroten dat we de beperkingen van mens en natuur kunnen overstijgen – technologische innovatie biedt ons volgens Peter Hinssen zelfs de neutrale mogelijkheid om de suboptimale beslissingsmethode van de democratie te vermijden. We hebben tijdens de financiële crisis geleerd om te doen alsof moral hazard niet bestaat. Toen alle tekenen erop wezen dat dit geheel van verworvenheden, veronderstellingen en illusies steeds minder verband hield met de werkelijkheid, hebben we zelfs geleerd om te doen alsof er geen vuiltje aan de lucht was. En sinds enkele jaren moeten we dus leren sneuvelen omwille van wat we zijn, betrokkenen in een oorlog die we door een onoordeelkundig geopolitiek beleid mee hebben opgepookt, maar niet willen en daarom ook niet zien. Een niet onaanzienlijk deel van de wereld haat ons. En bovendien haten we ook onszelf bij momenten met volle overtuiging – een overtuiging die ooit voor betere doelen is ingezet.

Eens te meer is het essentieel om ons niet te gedragen als de bende losgeslagen schoolkinderen die Mann voor zijn geestesoog zag trekken. Het is altijd makkelijker om abstracte discussies te voeren en te winnen, dan om een concrete houding aan te nemen. In de eerste plaats blijft het onze plicht om de beschaving geen oneer aan te doen. De hulp aan en opvang van oorlogsslachtoffers mag geen discussiepunt zijn als we onze menselijkheid willen bewaren. Maar de manier waarop we dat doen zal altijd een grens veronderstellen die kan worden bewaakt. De Europese Unie heeft op dit moment te vage grenzen en slaagt er onvoldoende in om een realistisch spreidingsplan te organiseren, wat ook geldt voor de strijd tegen terreur en radicalisering – eigenlijk is het over de hele lijn zwaar problematisch. De verantwoordelijkheid ligt nu vol op de schouders van nationale regeringen, meestal gevormd door klassieke middenpartijen. Als die regeringen onvoldoende resultaten boeken die door de kiezers als rechtvaardig worden ervaren, dan zullen ze de komende jaren bikkelhard worden afgestraft door extreemrechts – die evenmin een sluitende oplossing aandraagt, maar een bedwelmend simplistische aanpak voorstelt.

De strijd tegen radicalisering zal veel intenser moeten worden gevoerd, zodat de aanvoer van rekruten ophoudt. Dat zal een grote en langdurige sociale inspanning vergen, maar zal ook een voelbare repressie met zich meebrengen, desnoods met tijdelijke maatregelen om geradicaliseerde kandidaat-strijders te isoleren. De vijfde colonne moet worden uitgeschakeld. Er is bovendien geen reden om al te zachtzinnig om te springen met terugkerende veteranen, die eigenlijk geen Europees paspoort meer verdienen. De financiering van de terreur moet worden drooggelegd. En de lidstaten van de Europese Unie zullen hun geweldmonopolie moeten tonen en onderhouden, zodat ze een echte geopolitieke strategie kunnen ontwikkelen, waarbij ze hun bondgenoten veel nauwkeuriger moeten kiezen – Rusland wel en de corrupte golfstaten niet. Het is voor Europa niet meer voldoende om zich te verschuilen achter de rug van de NATO of de Verenigde Staten. De lidstaten zullen er bijgevolg niet aan ontsnappen om zich militair te versterken en meer Europese samenwerking toe te laten. Maar het grootste wapen waarover we beschikken is immaterieel en net daardoor begrijpen we zelf niet altijd hoe levensnoodzakelijk het blijft: onze manier van leven en onze beschaving. De school is de frontlinie van die strijd, zoals pijnlijk duidelijk wordt in de documentaire Profs en territoires perdus de la République. Naast kennisoverdracht, handelingsvaardigheid, historisch inzicht en het zich eigen maken van rechten en plichten als burger van onze samenleving, mogen we niet vergeten te dansen, lief te hebben, uit eten te gaan en ons te vermaken, om al die dingen te beleven waardoor we onszelf meer mens voelen. Zelfs als, of beter, zeker als het om het luisteren naar popmuziek gaat. Als Mikhail Bakhtin, nog een slachtoffer van Stalin, over Rabelais schreef, had hij het net daarover: de carnavaleske ervaring – het zingen, dansen en feesten – zet de wereld op haar kop is altijd minstens mild subversief.

Enkele dagen voor Parijs stierf dus Helmut Schmidt. De man had zichzelf overleefd, grossierde aan het einde van zijn dagen in bon mots en gebromde waarheden waarvan weinigen nog de draagwijdte begrepen. Naar verluidt is hij een laatste keer uit zijn ziekbed opgestaan om aan zijn schrijftafel plaats te nemen. Wat zou hij als laatste woorden hebben genoteerd? Misschien niets. Misschien vroeg hij om meer mentholsigaretten en een fles Baileys. Misschien krasselde hij enkele onsamenhangende fragmenten die hem het bewijs leverden dat de kaars nu echt uit was. Als de fantasie haar rechten heeft, dan zou Schmidt een grafschrift hebben genoteerd dat wees op zijn legendarische pragmatiek. Zoals zijn uitspraak: ‘Want geen enkele geestdrift zou groter moeten zijn dan het nuchtere genoegen in de praktische rede’. Het is jammer dat er in het Nederlands onvoldoende is bericht over die ideologische soberheid. Schmidt was wellicht de laatste overlevende grote Europese staatsman die de Tweede Wereldoorlog aan den lijve had ondervonden, en als ijkpunt in zijn denken en handelen had gebruikt. Zijn ervaringen aan het Oostfront en de moeilijkheden die zijn familie doormaakte, hadden hem een nuchterheid gegeven die van pas kwam bij het vinden van compromissen, het nastreven van industriële ontwikkeling en welvaartscreatie, en het doordrukken van koele politieke beslissingen, zoals het NAVO-dubbelbesluit uit 1979 – een controversiële wending in de Koude Oorlog die op zwaar protest werd onthaald, achteraf beschouwd totaal onterecht. De democratie was na 1945 zowel een morele overtuiging als een calculus van belangen, naast een, door de geallieerden in het algemeen en de Amerikanen in het bijzonder, opgelegd programma. Men wilde niet de fout van 1918 herhalen, toen de Duitse politieke klasse en samenleving kon blijven denken dat de nederlaag onrechtvaardig was. Die nalatigheid maakte de prille Duitse republiek kwetsbaar en heeft er rechtstreeks voor gezorgd dat de nazi-dictatuur mogelijk werd gemaakt, meer dan de op ressentiment gestoelde herstelbetalingen die in Versailles werden bedisseld.

Typerend voor Schmidt waren ook tal van varianten op de uitspraak dat wie last had van visioenen dringend naar het ziekenhuis moest. Laat nu net dat zijn waar we vandaag mee kampen: een aanval van visioenen op alle fronten. Alleen nuchtere pragmatiek en duidelijke overtuigingen kunnen ons helpen om dit rommelige, etterende conflict dat onze samenleving verziekt te overwinnen en wat paus Franciscus ‘de Derde Wereldoorlog in stukken’ noemt, af te zwakken. Ook het lezen van De Toverberg, simulacrum van de westerse beschaving, strekt overigens tot aanbeveling.

Literatuur

Maurizio Setta, Une génération perdue, Seuil, Parijs, 2015.

Georges Benayoun, Profs en territoires perdus de la République, France 3, 22 oktober 2014.