Ernst Lissauer en de ‘geboorte’ van duivelskunstenaar John Heartfield

Gie van den Berghe*

 

John Heartfield (1891-1968), de man die pionierend op de scheidingslijn tussen kunst en media de politiek geëngageerde fotomontage bedacht, werd in Berlijn geboren als Hellmuth Franz Joseph Stolzenberg, de familienaam van zijn ongehuwde moeder. Toen zijn vader, de socialist en dichter Franz Herzfeld, in 1895 wegens godslastering de gevangenis in moest, trok hij met zijn geliefde en hun drie kinderen naar Zwitserland. Ze trouwden in 1897, maar werden als armlastigen uitgedreven en kwamen in een berghut ten zuiden van Salzburg terecht. In de zomer van 1899 verdwenen de ouders in het holst van de nacht, zonder om te zien naar hun inmiddels vier kinderen. Die kwamen in pleeggezinnen terecht. Veel later bleek dat de vader in 1900 in Zuid-Tirol was opgepakt, in een krankzinnigengesticht werd opgesloten waar hij in 1908 overleed.

Bij het begin van de Grote Oorlog werd Hellmuth ingelijfd in het Duitse leger. Hij wendde een zenuwziekte voor en werd in 1915 ontslagen. Het jaar daarop (of in 1917) veranderde Herzfeld zijn naam in John Heartfield als protest tegen de felle anti-Britse haatcampagne in Duitsland. Later schreef hij die naamsverandering toe aan Gott strafe England, een gedicht van Ernst Lissauer.

 

Haatzang

In geschriften over Heartfield wordt steevast naar Lissauer verwezen maar niemand staat nog stil bij de man. Ernst Lissauer (1882-1937) was een Duits-joods dichter en een fel Pruisisch patriot. In De wereld van gisteren noemt de Oostenrijks-joodse schrijver Stefan Zweig hem ‘misschien wel de meest Pruisische of Pruisisch-geassimileerde jood’ die hij heeft gekend. Zoals voor ‘veel joden wier families pas kort deelnamen aan de Duitse cultuur’ betekende ook voor Lissauer Duitsland werkelijk àlles. Zweig waardeerde de man omwille van zijn oprechtheid en goedmoedigheid, maar keek ook op hem neer.[1]

Bij het uitbreken van de oorlog wilde Lissauer graag zijn steentje bijdragen maar werd ongeschikt bevonden voor de militaire dienst. Hij diende de zaak die hem zo nauw aan het hart lag dan maar met de pen, te beginnen met Gott strafe England en het Haßgesang gegen England (1914), waaruit volgend uittreksel:

 

Een eed die onze zonen en hun zonen zullen afleggen

Kom, hoor het woord, herhaal het woord

Zorg dat het door het ganse vaderland te horen is

Nooit zullen we onze haat afzweren

Wij allen hebben maar één haat …

Engeland

(…)

We zullen u haten met lange haat

We zullen onze haat niet afzweren

De wurgende haat van zeventig miljoen

Die beminnen en haten als één

Die maar één vijand hebben:

Engeland

 

Haat in het kwadraat

Het gedicht ‘viel als een bom in een munitiedepot’.[2] Gott strafe England! ‘werd in alle kranten afgedrukt, op school lazen leraren het aan de kinderen voor, officieren traden voor de troep om het de soldaten voor te lezen, tot iedereen deze haatlitanie uit zijn hoofd kende’.[3] De slogan kwam op postzegels, ansichtkaarten, affiches, bankbiljetten[4], een zeemijn en in reliëfdruk op bruinkoolbriketten.

Postkaart uit 1916, publiek domein
(https://commons.wikimedia.org/w/index.php?curid=1707419 )
Uit https://behindtheirlines.blogspot.com/2016/01/hymn-of-hate.html
Behind Their Lines, Poetry of the Great War, 2016

Het hekeldicht werd vertaald in regionale dialecten, bij zakelijke correspondentie gevoegd, de politieke elite praatte erover. Het lied stond nog in 1916 in een voor het onderwijs bestemde bloemlezing van Duitse oorlogsliederen. ‘Het gedichtje werd, op muziek gezet en uitgebreid tot koorwerk, in de theaters uitgevoerd; algauw was er niemand van de zeventig miljoen Duitsers meer die het ‘Haatgezang tegen Engeland’ niet van de eerste tot de laatste regel kende, en niet veel later kende (…) de hele wereld het’.[5]

“Aus großer Zeit”. Hassgesang gegen England (Ernst Lissauer) für Männerchor
componist Mayerhoff, Franz – Chemnitz, Leipzig, c 1915 Public Domain Mark 1.0
https://digital.slub-dresden.de/werkansicht/dlf/101200/3

Op 15 oktober 1914 stond het lied in de New York Times. In een lezersbrief berichtte een zekere Archibald Henderson over de enorme vijandigheid van het Duitse volk tegenover Engeland. Talloze Duitsers, schreef hij, twijfelen er niet aan dat de keizer de oorlog niet heeft gewild, hij is een man van vrede. Duitsland was blijkbaar zo ontsteld over de Engelse oorlogsverklaring dat grote geleerden en de hele Duitse literaire wereld diep verontwaardigd waren over de uitbreiding van de ‘lokale oorlog’ tot wereldoorlog. Henderson noemt Lissauers Hassgesang gegen England platvloerse oorlogsstokerij, ‘vergelijkbaar met oeroude tribale rites en de primitieve woestheid van een volk opgepookt tot de allerhoogste passionele raciale vijandigheid’. Het door zijn vrouw Barbara in het Engels vertaalde lied werd een tiental dagen later overgenomen door de Londense Times.

Variant op Lissauers gedicht met daarin de bewering dat Engeland ‘de fakkel van de wereldoorlog heeft aangestoken’, postkaart WO-I, Verzameling Prof. dr. Sabine Giesbrecht, creative commons CC BY-NC 4.0
https://bildpostkarten.uni-osnabrueck.de/frontend/index.php/Detail/objects/os_ub_0013397

­­­­­­De Duitse keizer verleende Lissauer de Orde van de Rode Arend (vierde klasse, met kroon – een militaire onderscheiding). Lissauers droom kwam uit: de hoogst mogelijke erkenning van zijn status als Duits schrijver en burger. De kroonprins van Beieren, bevelhebber van het Duitse Zesde Leger, liet duizenden kopieën van het haatlied onder zijn manschappen verdelen. Gott strafe England werd de strijdkreet van het Duitse leger en sommigen maakten er een standaardgroet van: ‘Gott strafe England!’ met als echo ‘Er strafe es!’.

Lissauer stond niet alleen. In 1915 verscheen Wehe dir, England! Die Dichtungen der Zeit (onder redactie van Heinrich Dellers) een bundel anti-Britse gedichten van een zeventigtal Duitse auteurs, onder wie Lissauer.

Tekening Max Seliger, ca. 1915. Verzameling Prof. dr. Sabine Giesbrecht
https://bildpostkarten.uni-osnabrueck.de/frontend/index.php/Detail/objects/os_ub_0013397
http://nbn-resolving.org/urn:nbn:de:gbv:700-2-0013397-0 creative commons CC BY-NC 4.0
Tekening: Willy Brandes. Verzameling Prof. dr. Sabine Giesbrecht. creative commons CC BY-NC 4.0 https://bildpostkarten.uni-osnabrueck.de/frontend/index.php/Detail/objects/os_ub_0013397
http://nbn-resolving.org/urn:nbn:de:gbv:700-2-0013392-4

Al deze auteurs vertolkten de verontwaardiging, woede en laaiend enthousiasme van de massa. Zelfs de overtuigde pacifist Zweig werd er even door meegesleept. Het wàs ook begeesterend, alle rangen en standen leken op te gaan in het ‘Volk’.[6] In Berlijn moesten ‘Franse en Engelse opschriften op winkels verdwijnen, zelfs het klooster Zu den Englischen Fräulein moest zijn naam veranderen omdat het volk er aanstoot aan nam, onkundig van het feit dat englisch op de engelen sloeg en niet op de Angelsaksen.[7]

‘De meeste van onze schrijvers’, stelt Zweig vast, ‘weinig Europees gevormd en geheel binnen een Duitse gezichtskring levend, meenden hun taak het best te vervullen door de begeestering van de massa’s aan te wakkeren en de zogenaamde schoonheid van de dood een basis van poëtische vervoering of wetenschappelijke ideologie te geven. Bijna alle Duitse dichters (…) ontkenden van de ene dag op de andere dat er ooit zoiets als een Engelse of Franse cultuur was geweest. Die waren nietig en waardeloos vergeleken met de Duitse geest, de Duitse kunst en de Duitse cultuur. De geleerden maakten het nog erger’. Filosofen, artsen, religieuze leiders… ‘soms had je het gevoel dat je een horde waanzinnigen tekeer hoorde gaan, en toch ging het om dezelfde mensen wier intelligentie, vormende kracht en menselijke houding we een week, een maand geleden nog hadden bewonderd’. Het meest schokkend vond Zweig dat allen het eerlijk meenden, ja dienst wilden nemen, ook al waren ze daartoe lichamelijk niet meer in staat.[8] Zelfs de internationaal georiënteerde Duitse sociaaldemocraten waren voor de strijd gewonnen.

 

Waarheid

Ook het Duits satirisch weekblad Simplicissimus dat sinds 1896 Pruisendom, imperialisme, Kerken[9]  en bekrompen burgerlijke moraal met vlijmscherpe teksten en karikaturen aan de kaak stelde, en kort voor het uitbreken van de oorlog nog felle kritiek had geuit op de Duitse buitenlandse politiek en de militarisering, ruilde in een mum van tijd die kritische houding in tegen laaiend nationalisme. De waarheid werd eens te meer het eerste slachtoffer van de oorlog.

Om de koerswijziging te rechtvaardigen kondigde Simplicissimus een brochure aan met cartoons en teksten van voor de wereldbrand die zouden aantonen dat het blad van oudsher de Engelse ‘roofpolitiek’ op de korrel had genomen.

‘Dat dit strijdboek opnieuw veel Duitsers moge overtuigen van de gerechtvaardigdheid en noodwendigheid van de Duitse haat tegen de [slechtst mogelijke] politiek ter wereld’
Advertentie van Albert Langen, de uitgever van Simplicissimus, 23.2.1915
John Bull probeert de duivel om te kopen (eigen foto, universiteitsbibliotheek Gent)
Gott strafe England! Simplicissimus (eigen foto, universiteitsbibliotheek Gent)

Het boekje bevat bijzonder scherpe cartoons en teksten tegen Brits kolonialisme en Engelse politiek (periode 1900-1915). In een tekst uit 1915 worden Britten afgeschilderd als ‘lafaards die Fransen en Belgen opofferen, maar zelf op hun eiland blijven hokken’.

 

De Brit

 Waar hij maar kan, wakkert hij tweedracht aan,

En blaast vergenoegd in het bloed;

Staat Europa in lichterlaaie, dan staat

Zijn rooster op het vuur. Hij voelt zich goed.

 

Gott strafe England! Simplicissimus (eigen foto, universiteitsbibliotheek Gent)

Het boekje is natuurlijk het resultaat van een doelgerichte selectie. Het commentaar van Simplicissimus op de politiek van andere landen was niet minder scherp. Maar het lijdt geen twijfel dat deze in vele tienduizenden exemplaren verspreide brochure de hetze verder heeft aangewakkerd.

De laatste twee cartoons in het boekje maken duidelijk dat niet god Engeland straffen zal, maar Duitsland:

Gott strafe England! Simplicissimus (eigen foto, universiteitsbibliotheek Gent)
Slotzin: ‘Gott straffe ons – als we Engeland ontzien’
Gott strafe England! Simplicissimus (eigen foto, universiteitsbibliotheek Gent)

 

Contra’s

Niet iedereen werd aangestoken door de oorlogshysterie. De Frankfurter Zeitung schreef al in oktober 1914 dat de Duitse strijd te nobel was om aan haat te verspillen. Sociaaldemocratische politici spraken zich uit tegen het schools opdreunen van een gedicht dat geweld verheerlijkte en de verstandhouding onder volkeren schaadde. Het Berliner Tageblatt, dat in joodse handen was, keerde zich in november 1914 tegen het doorgeven van nationale haat en wraak aan volgende generaties. Een klein jaar later veroordeelde de krant Lissauers haatzang die ‘niets te maken had met werkelijk patriottisme’. In 1915 gingen in Duitsland almaar meer stemmen op tegen het aanleren van het lied. In een reactie verklaarde Lissauer dat het gedicht niet zomaar een persoonlijk gevoel uitdrukte maar een wijdverbreide emotie. Zijn gedicht had de haat niet veroorzaakt en hij had het nooit bedoeld voor de jeugd.

Het lied viel niet in de smaak bij de meeste Duitse joden die zich veeleer identificeerden met Engelands liberale traditie. Maar lang niet iedereen: Victor Klemperer bijvoorbeeld tekende in zijn dagboek op dat Lissauer de verontwaardiging en passie uitdrukte die ‘(…) we allen als echt ervoeren en in gelijke mate voelden’.

Antisemitisch rechts wees het gedicht af omdat een jood het had geschreven. Ze noemden het on-Duits, typisch voor een ‘ander ras’. Een van hun ideologen, de Engels-Duitse filosoof en pan-germanist Houston Stewart Chamberlain, had het over de oudtestamentische haat van iemand die zich als Duitser voordeed en wees op de zogenaamde internationale joodse samenzwering.

 

Gott mit uns

Ondertussen werd ‘Shakespeare van het Duitse toneel verbannen, Mozart en Wagner uit de Franse en Engelse concertzalen, Duitse professoren verklaarden dat Dante een Germaan was, Franse dat Beethoven een Belg was geweest, zonder scrupules eigende men zich geestelijk cultuurgoed uit vijandelijke landen toe als graan of erts’.[10]

Duitsers en andere oorlogvoerende partijen meenden het gelijk en – dus – god aan hun kant te hebben. Gott mit uns, de lijfspreuk van de Pruisische koningen, stond tijdens de wereldoorlogen op de koppelriem van infanteristen en de Wehrmacht.[11] Veel Duitsers waren ervan overtuigd dat Engeland verantwoordelijk was voor de wereldbrand.

Door de bondgenootschappen die veel landen hadden gesloten, de Triple Alliantie (Duitsland – Oostenrijk-Hongarije – Italië) tegenover de Triple Entente (Frankrijk – Groot-Brittannië – Rusland), kwam er na de moord op de troonopvolger van Oostenrijk-Hongarije (prins Frans Ferdinand) door een aanhanger van de Servische nationalistische beweging (Gavrilo Princip), een kettingreactie op gang. Het ultimatum van Oostenrijk-Hongarije aan Servië bracht de mobilisatie van bondgenoot Rusland teweeg. Duitsland reageerde op zijn beurt met een ultimatum en, toen dat niet werd beantwoord, verklaarde het Frankrijk en Rusland de oorlog. Toen Duitsland het neutrale België binnenviel op weg naar Frankrijk, mobiliseerde Groot-Brittannië, toen de grootste Europese zeemacht, tegen Duitsland. De meeste historici zijn het er ondertussen over eens dat de politiek van het Duitse Rijk en zijn bondgenoot Oostenrijk-Hongarije de grootste verantwoordelijkheid draagt voor het uitbreken van de oorlog.[12]

Lissauers haat en de Duitse oorlogshetze waren niet uitzonderlijk. Bij het begin van de oorlog culmineerde de nog jonge nationalistische ideologie in dolgedraaid chauvinisme. Iedereen trok ten strijde ‘voor god en vaderland’. In zijn algemeenheid is dit niet het onderwerp van dit artikel, maar toch enkele voorbeelden.

Emile Cammaerts (1878-1953), een Belgisch schrijver en dichter die sinds 1908 in Engeland woonde, wilde bij het uitbreken van de oorlog in militaire dienst maar werd afgekeurd. Hij drukte zijn patriottisme dan maar in geschriften uit, met als eerste de Chants patriotiques et autres poèmes. Belgian poems (Frans en Engels, 1915). Zijn daarin opgenomen Nieuwjaarswensen voor het Duitse leger laten weinig aan de verbeelding over: ‘Ik wens dat je hart elk uur wordt verwond. Ik wens dat bij elke stap uw voeten zullen verbranden. Ik wens dat u blind en doof wordt voor de schoonheid der dingen (…) Ik wens dat de geesten van onze martelaren uw nachten vergiftigen, dat u waken noch slapen kunt (…) Ik wens dat u lang genoeg leeft om al ons leed te ervaren’ (mijn vertaling). Hierna legde Cammaerts zich toe op het voor Britten duiden van België en het Belgisch koningshuis. In 1933 werd hij benoemd tot professor Belgische studies aan de universiteit van Londen.

George Bellows (1882-1925), een Amerikaans realistisch kunstschilder, nam in 1917, toen de VS bij de oorlog betrokken raakte, dienst in het leger. Hij werd niet naar het front gestuurd, maar maakte in acht maand tijd twintig litho’s, een dertigtal tekeningen en vijf olieverfschilderijen over de gruweldaden die Duitse soldaten volgens de geallieerde propaganda in 1914 in België zouden gepleegd hebben (verkrachtingen, afgehakte handen en borsten, baby’s op bajonetten). Eén litho kreeg de titel Gott Strafe England.

Library of Congress Prints and Photographs Division, Washington, D.C. 20540 USA http://hdl.loc.gov/loc.pnp/pp.print Rights Advisory: No known restrictions on publication.
Library of Congress Control Number: 2003652024]

 

Vergetelheid

Eens de oorlog en de patriottische euforie voorbij, werd Lissauer verweten dat hij het haatlied niet patriottisch had bedoeld maar als laster en oorlogspropaganda. ‘Om de eigen schuld te verdoezelen’, schreef Zweig, ‘werd de arme ‘Haat-Lissauer’ als enige schuldige aan de waanzinnige haathysterie aan de schandpaal genageld, terwijl in werkelijkheid iedereen er in 1914 aan had deelgenomen. Iedereen die in 1914 zijn lof nog had gezongen, keerde zich in 1919 demonstratief van hem af. De kranten drukten zijn gedichten niet meer af; als hij zich onder zijn vrienden vertoonde, viel er een pijnlijke stilte. Uit hetzelfde Duitsland waar hij met alle vezels van zijn hart aan gehecht was, is de vereenzaamde man ten slotte door Hitler verdreven…’.[13]

Dat laatste is onjuist, Lissauer ruilde Duitsland al in 1924 in voor Oostenrijk. Hij voelde er zich meer thuis, maar kende er als auteur geen succes. Duitse joden in ballingschap meden zijn gezelschap en wilden zijn geschriften niet publiceren. In 1926 distantieerde Lissauer zich van zijn haatlied en meende dat hij beter een liefdeshymne aan Duitsland had geschreven. Op aandringen van enkele Duitse nazi’s werd hij in november 1933 samen met andere ‘Duits vijandige auteurs’ uit de Weense PEN-club voor Duitse auteurs gezet. In 1936 nam Lissauer al zijn oorlogsgedichten op in zijn verzameld werk, met uitzondering van het haatlied. In 1937, amper drie maand voor de Anschluss (de aanhechting van Oostenrijk bij nazi-Duitsland) stierf hij in vergetelheid, een tragisch slachtoffer van dat ene gedicht, dat hem tot zulke grote hoogten voerde, om hem daarna des te dieper te laten neerstorten’.[14]

 

Idealiter

Vandaag de dag is Ernst Lissauer vergeten, zijn verzameld werk bleef ongepubliceerd. Maar bij het begin van de Tweede Wereldoorlog weerklonk eens te meer het Gott strafe England. Daarnaar verwijst de in 1940 in Brussel uitgegeven brochure Gott strafe England! met als ondertitel ‘Engeland en Frankrijk kampen voor het Recht en de Beschaving’.

(eigen foto, universiteitsbibliotheek Gent)

 

Ter gelegenheid van de honderdste verjaardag van het einde van de Grote Oorlog, liet de Engelse regisseur en acteur Matt Kennard zich door Lissauers haatzang inspireren tot een soort repliek. In het begeleidend commentaar bij zijn kortfilm Hymn of hate verwijst hij uitdrukkelijk naar de dichter en diens haatzang.

Hymn of hate speelt zich af tijdens de slag om de Somme (1916). Een jonge Britse soldaat en een doorwinterd sergeant die ervan overtuigd is dat alle Duitsers alle Britten haten, vorderen omzichtig in niemandsland. Ze stoten op een dodelijk gewonde Duitse soldaat die, weerloos op de grond liggend, met een laatste krachtinspanning zijn Luger op hen richt. De sergeant wil de man voorgoed onschadelijk maken. De jonge soldaat laat zijn geweer vallen en stapt, het verbod van de sergeant negerend, op de gewonde toe. Die laat zijn pistool zakken en smeekt om morfine. De sergeant laat zich vermurwen en stopt de man een pil in de mond. Daarop reikt de Duitser hem zijn zakbijbel aan, niet om voor hem te bidden, maar omdat er een foto van vrouw en dochter in steekt. Van zijn stuk gebracht, haalt de sergeant het eigen bijbeltje boven en toont een analoge foto aan de stervende. Die overhandigt een afscheidsbrief voor zijn dierbaren en blaast de laatste adem uit, de ogen gericht op de foto van zijn geliefden die de jonge soldaat hem voorhoudt. In een commentaar bij de film vult regisseur Kennard de gedachtegang van de sergeant in: ‘Zou het niet kunnen dat hij eigenlijk meer gemeen had met zijn vijand dan met diegenen die hij vertrouwt om hem orders te geven?’

 

Expo

Aanleiding voor dit artikel was de tentoonstelling van werk van John Heartfield die dit jaar achtereenvolgens in Berlijn, Zwolle en Londen liep. De expo heb ik gemist maar de prachtig uitgegeven catalogus is zeer de moeite waard, toch wat betreft de vele erin opgenomen reproducties van werken van de kunstenaar. De teksten stellen een beetje teleur. Er valt wel interessante informatie in te sprokkelen, maar nogal wat bijdragen van kunstenaars en kunsthistorici zijn dermate academisch dat ze bijna onleesbaar zijn. De artistieke duizendpoot John Heartfield verdiende beter.

 

Geraadpleegde bronnen

 

Anoniem, Gott strafe England! Engeland en Frankrijk kampen voor het Recht en de Beschaving. Speciaal nummer van ‘Appreciation’, Brussel, april 1940, 28 blz.

Cammaerts, Emile; Cammaerts, Tita (Brand), Mme – Belgian poems: Chants patriotiques et autres poèmes, John Lane/The Bodley Head, London/New York, 1915, blz.. 34-37

Connie, R. – ‘Hymn of Hate’ in Behind their lines. Poetry of the Great War, 13.1.2016 https://behindtheirlines.blogspot.com/2016/01/hymn-of-hate.html

Harrington, Peter – ‘Artists at war: George Bellows’s war series’, Historynet.com https://www.historynet.com/artists-at-war-george-bellowss-war-series.htm

Heartfield online, Akademie der Künste, Berlin – https://heartfield.adk.de/en/john-heartfield-biography

Henderson, Archibald & Barbara – ‘Warsongs of the belligerents’, New York Times, 15.10.1914

Joseph, Theodor – ‘Bereit zum Kampfe. Serie: Deutschland und seine jüdischen Soldaten (II)’, Jüdische Zeitung, 12.3.2008 (Berlijn) https://web.archive.org/web/20080312122031/http://www.j-zeit.de/archiv/artikel.85.html

Kennard, Matt – Hymn of hate, Mini productions, 2018, 12 minuten, http://miniproductions.co.uk/portfolio/hymn-of-hate/

Kruse, Wolfgang– ‘Auslösung und Beginn des Krieges’, Bundeszentrale für politische Bildung, https://www.bpb.de/geschichte/deutsche-geschichte/ersterweltkrieg/155302/ausloesung-und-beginn-des-krieges, laatst geraadpleegd op 12.10.2021.

Lammert, Angela; van der Schulenburg, Rosa en Schultz, Anna (red.) – John Heartfield. Fotografie plus dynamiet, Waanders, Zwolle, 2021

Millington, Richard and Smith, Roger (2017) “A Few Bars of the Hymn of Hate”: The Reception of Ernst Lissauer’s “Haßgesang gegen England” in German and English,” Studies in 20th & 21st Century Literature, Vol. 41: Iss. 2, Article 5. https://doi.org/10.4148/2334-4415.1928 https://newprairiepress.org/cgi/viewcontent.cgi?referer=&httpsredir=1&article=1928&context=sttc

Peper, Wilhelm – Deutsche Kriegslieder aus dem Jahren 1914/16, 1916  http://gei-digital.gei.de/viewer/image/PPN665786190/15/#topDocAnchor

Posener, Alan – ‘Sie haben alle nur einen Feind: England’, Welt, 19.5.2021 https://www.welt.de/geschichte/article128412986/Ernst-Lissauers-Hassgesang-1914-Sie-haben-alle-nur-einen-Feind-England.html

Simplicissimus – Gott Strafe England, Stuttgart, 1915, 128 blz.

Van den Berghe, Gie – De Zot van Rekem & Gott mit uns, Hadewijch, Antwerpen, 1995 http://www.serendib.be/boeken/gottmituns.htm

Zweig, Stefan, De wereld van gisteren. Herinneringen van een Europeaan, Rainbow, Amsterdam, 2021 (tiende druk) Oorspronkelijke titel: Die Welt von Gestern. Erinnerungen eines Europäers, Zug(CH), Williams, 1944

 

Gie van den Berghe is ethicus en historicus, verbonden aan UGent. Belangrijkste werken: Met de dood voor ogen (1987), De mens voorbij (2008), Kijken zonder zien (2011). Recentste boek: Sieg heil! Van mythische groet tot verderfelijke ideologie (2020). Website: www.serendib.be.

 

Reageren? Mail naar: gievandenberghe@gmail.com

 

 

[1] Zweig, Stefan, De wereld van gisteren. Herinneringen van een Europeaan, Amsterdam, Rainbow, 2021 (tiende druk), blz. 226-227.  Oorspronkelijke titel: Die Welt von Gestern. Erinnerungen eines Europäers, Zug(CH), Williams, 1944.

[2] A.w., blz. 227.

[3] Idem.

[4] Zie bijv. https://www.geldscheine-online.com/post/kriegspropaganda-gott-strafe-england .

[5] Zweig, a.w., blz. 228.

[6] A.w., blz. 219.

[7] A.w., blz. 229.

[8] A.w., blz. 226.

[9] http://www.payer.de/religionskritik/karikaturen52.htm .

[10] Zweig, a.w., blz. 230.

[11] Zie hierover: Van den Berghe, 140 e.v..

[12] Kruse, Wolfgang, ‘Auslösung und Beginn des Krieges’, Bundeszentrale für politische Bildung, https://www.bpb.de/geschichte/deutsche-geschichte/ersterweltkrieg/155302/ausloesung-und-beginn-des-krieges, laatst geraadpleegd op 12.10.2021.

[13] Zweig, a.w., blz. 228.

[14] Idem.