John Alonzo Dick*

 

De geboortedag van Jezus van Nazareth wordt nergens vermeld in het Nieuwe Testament, dat weinig zegt over de dag of tijd van het jaar dat Maria haar zoon kreeg. Volgens de Joodse gewoonten van die tijd, zal Maria hoogstwaarschijnlijk tussen de twaalf en veertien jaar oud zijn geweest toen Jezus (Yeshua) werd geboren. Haar echtgenoot was mogelijk een paar jaar ouder. In het Aramees, de taal die Jezus en zijn ouders spraken, werd Maria Myriam genoemd.

Over Jozef weten we eigenlijk niet veel. In Mattheüs 13:55 lezen we: ‘Is Dit niet de Zoon van de timmerman? En heet Zijn moeder niet Maria, en Zijn broers Jakobus en Joses, en Simon en Judas?’. De meeste Bijbelvertalingen gebruiken het woord ‘timmerman’ om het beroep van Jezus en Jozef te beschrijven. Maar het Griekse woord kan op verschillende manieren worden gelezen. Het woord luidt téktōn, een gebruikelijke term om ambachtslieden, handarbeiders en houtbewerkers aan te duiden. Maar het kan ook verwijzen naar metselaars, bouwvakkers, werklui. Misschien zelfs naar wat we tegenwoordig een ‘klusjesman’ noemen.

Hoe dan ook, de eerste christenen richtten de aandacht niet op de geboorte van Jezus. De sleutelgebeurtenis rond Jezus was voor hen Pasen. Zij verheugden zich in hun geloof dat Jezus was verrezen uit de dood en een nieuwe vorm van leven was binnengegaan: een nieuw leven belovend aan iedereen die in hem geloofde en hem volgde. Christenen zijn Paas-mensen.

Het was niet eerder dan rond 200 dat christenen de geboortedag van Jezus begonnen te herdenken. Aanvankelijk niet op 25 december, maar op 6 januari. Hoogstwaarschijnlijk is de vroegste bron voor het vastleggen van het vieren van de geboortedag van Jezus op 25 december een document geschreven door Hippolytus van Rome (ca. 170 – ca. 235). Hippolytus was een belangrijke tweede- en derde-eeuwse christelijke theoloog. Vroege christenen verbonden Jezus met beelden van de zon door het gebruik van zinsneden als zou hij de ‘Zonne van Gerechtigheid’ zijn. Zij verchristelijkten de Romeinse viering van de winterzonnewende, en namen deze over, en die werd gehouden op 25 december.

In het Nieuwe Testament zijn alleen in Mattheus 1:1 – 2:23 en in Lucas 1:5 – 2-52 weergaven te vinden van de geboorte en het vroege leven van Jezus. Deze weergaven zijn zeker geen sprookjes. Maar ze zijn evenmin strikte geschiedschrijving. Onze Heilige Schriften omvatten een verscheidenheid aan literaire vormen door middel waarvan de waarheden van ons geloof worden uitgedrukt en meegedeeld. We zien dichtkunst, drama, symboliek, metaforen, de verbeelde herschepping van verleden gebeurtenissen, en verschillende graden van historische vertelling. De Bijbel gaat eerst en vooral om het begrijpen van ons geloof, en is niet op de eerste plaats een geschiedenisboek. Ik sluit me aan bij de opmerking van de Bijbelgeleerde John Dominic Crossan: ‘Mijn punt is, opnieuw, niet dat die oude volkeren letterlijke verhalen vertelden en dat we nu slim genoeg zijn om deze symbolisch op te vatten, maar dat zij ze symbolisch vertelden, en dat we nu dom genoeg zijn om ze letterlijk te nemen’.

De meeste mensen negeren tegenwoordig de verschillen tussen de weergaven van de geboorte van Jezus in de Evangelies van Mattheus en Lucas. Zij vermengen beide weergaven eenvoudigweg, zonder op de verschillen te letten, en folkloristische legenden die ontstonden in de eeuwen na de geboorte van Jezus worden in dit mengsel verwerkt.

Noch Mattheus noch Lucas noemt, bijvoorbeeld, de ‘drie koningen’. Mattheus noemt ‘wijzen’, magoi in het Grieks. Hoewel tegenwoordig gewoonlijk naar de magoi wordt verwezen als ‘koningen’, is er niets in het Evangelie volgens Mattheus dat erop wijst dat zij heersers waren van welke aard dan ook, en nergens in het Nieuwe Testament worden zij ‘Balthasar, Melchior en Caspar’ genoemd. Die namen zijn in de achtste eeuw bedacht.

Bij Mattheus vinden we het bezoek van de wijzen, de ster, en het plan van Herodes om Jezus te vermoorden. Maar dit vinden we niet bij Lucas. Anderzijds vinden we bij Lucas de geboorte van Johannes de Doper, de herders, en de presentatie van Jezus in de tempel. Maar die vinden we weer niet bij Mattheus.

De verschillen tussen Mattheus en Lucas laten zich vrijwel niet verzoenen, al zijn er sommige overeenkomsten. De Amerikaanse Bijbelgeleerde en katholieke priester John Meier heeft vaak benadrukt dat de geboorte van Jezus in Bethlehem niet moet worden begrepen als een historisch feit. Meier omschrijft het als een ‘theologische bevestiging gegoten in de vorm van een schijnbaar historisch verhaal’. Met andere woorden, het geloof dat Jezus afstamde van koning David leidde tot het ontwikkelen van een verhaal over de geboorte van Jezus in Bethlehem. Koning David (ca. 1010 – ca. 970 v.Chr.) werd geboren en groeide op in Bethlehem. Zonder twijfel droeg ook een tekst uit Micah 5:2 droeg bij aan dit geloof: ‘En jij, Bethlehem in Efrata, te klein om tot Juda’s geslachten te behoren, uit jou komt voor mij iemand voort die heerser in Israël zal zijn. Zijn oorsprong ligt in het verleden, in de dagen van weleer’.

De Geboortekerk in Bethlehem, op de Westoever in Palestina, gebouwd in de vierde eeuw, werd opgetrokken boven een grot waar Maria Jezus zou hebben gebaard. De kerk wordt sinds 2013 ingrijpend gerestaureerd, voor een bedrag van $ 17 miljoen. Opdracht voor de bouw werd oorspronkelijk gegeven door Constantijn de Grote (ca. 272 – 337), kort nadat zijn moeder Helena Jeruzalem en Bethlehem had bezocht in 325-326. Helena had van haar zoon de opdracht gekregen belangrijke christelijke plaatsen en voorwerpen te vinden, omdat het christendom de overheersende godsdienst in het Romeinse Rijk werd. Zij betaalde haar verkenners goed, en zij kwamen met opwindende (maar niet altijd historisch onderbouwde) vondsten. Helena vond ook de ‘relieken van de magoi’. Zij werden aanvankelijk bewaard in Constantinopel, maar vervolgens naar Milaan gebracht. Acht eeuwen later, in 1164, nam de Heilige Roomse Keizer Frederik Barbarossa de ‘relieken van de magoi’ en schonk deze aan de aartsbisschop van Keulen. Wat zij in werkelijkheid ook mogen zijn, de relieken zijn nog altijd in de kathedraal van Keulen.

Terwijl ik deze overdenking schreef, maakten mijn vrouw en ik ons klaar om onze ‘kerststal’ op te zetten. Ik vermoed dat maar weinigen tegenwoordig beseffen, hoeveel onze verbeelding van Kerstmis dankt aan Sint Franciscus van Assisi (ca. 1181-1226).

Franciscus begon met de traditie van de kerstgroepen, omdat hij de mensen wilde helpen met het krijgen van een fris gevoel van verwondering over ‘de eerste Kerstmis’. Voordat Franciscus de eerste kerstgroep opzette in 1223, vierden mensen Kerstmis lange tijd eerst en vooral door naar de Mis te gaan, waar priesters het kerstverhaal vertelden in een taal die de meeste gewone mensen niet begrepen: Latijn. Hoewel kerken soms afbeeldingen lieten zien van Christus als kind, waren er geen realistische afbeeldingen van de kerststal. Franciscus besloot dat hij een verschil wilde maken.

Destijds woonachtig in de stad Greccio (Italië), vroeg Franciscus zijn vriend Giovanni Velita wat dieren te leen en stro om een tafereel op te zetten dat de geboorte van Jezus in Bethlehem moest verbeelden. Het tafereel werd opgezet in een grot met buiten Greccio. Het toonde een wassen beeldje van het kindje Jezus, gekostumeerde mensen die de rol van Maria en Jozef speelden, en een levende os en ezel die Giovanni aan Franciscus had uitgeleend. Het kersttafereel van Franciscus werd zo populair dat ook mensen in andere gebieden als snel begonnen kerstgroepen op te zetten, om Kerstmis te vieren.

 

(vertaling: Herman Simissen)

 

Reageren? Mail naar jadleuven@gmail.com

 

 

John Alonzo Dick (*1943) bekleedde als derde the Chair for the Study of Religion and Values in American Society aan de KU Leuven. Hij is voormalig academisch decaan van het American College van de KU Leuven en hoogleraar. Hij publiceerde onder meer samen met K. Schelkens en J. Mettepenningen Aggiornamento? Catholicism from Gregory XVI to Benedict XVI (Brill, Leiden en Boston, 2013). Recent verscheen zijn boek Jean Jadot: Paul’s Man in Washington (Another Voice Publications 2021), een biografie van de Belgische bisschop Jean Jadot die van 1973 tot 1980 Apostolisch Afgevaardigde in de Verenigde Staten was.