Harold Polis *

Praten over geld is zoals praten over God. Er zijn orthodoxen en randgelovigen, ietsisten en atheïsten. En er zijn heel veel mensen die het gewoon niet weten. Op Belgische spaarboekjes staat 250 miljard euro te wachten op een nuttige besteding. Volgens sommigen is dit een schandalige verkwisting van kapitaal, aangestuurd door de moedwillig in stand gehouden domheid van de burgers. Ze kunnen niet tellen. Ze kunnen niet spreken over geld. Ze kunnen niet met geld omgaan. Uiteraard wordt er ook met een beschuldigende vinger naar het onderwijs gewezen. Want in het klaslokaal zouden ze onze kinderen een basiskennis financiële kennis moeten bijbrengen, zodat de nieuwe generaties elke euro ten volle doen renderen. Die manier van denken beschouwt het bestaan uitsluitend als een eindige collectie balansen. Elke handeling die we stellen krijgt een plaats in onze individuele dubbele boekhouding. Uiteraard worden de cijfers genoteerd van de geboorte tot de dood. En de ijzeren wil om rendement te halen reikt zelfs voorbij de grenzen van het aardse bestaan, zoals elke professionele vorm van vermogensbeheer garandeert. Al die dromen van een veilige, meetbare wereld zijn uiteraard niet nieuw. Onze voorvaderen offerden beesten, legden hun oor te luisteren bij het orakel en kochten aflaten. Wij zijn bereid kleuters bij te brengen wat ‘open architectuur’ betekent, ‘nominale inflatie’ en ‘aandelenemissie’, zodat ze een volstrekt efficiënt, kostenbewust en productief bestaan kunnen leiden. De Azteken geloofden dat de god Tlaloc de tranen van kinderen eiste, zodat hun tranen de aarde nat zouden maken. En dus werden kinderen en volwassenen geofferd, om de regen af te smeken en de gewassen te doen groeien. Nee, wij snijden geen harten meer uit, maar de Atzeken staan dichter bij ons dan we misschien wensen. Zeker als we ons gebruik van de rationelekeuzetheorie laten uitgroeien tot een levensbedreigend bijgeloof.

De rationelekeuzetheorie

We kunnen niets doen zonder onze keuzes te baseren op rationaliteit. Een groot deel van de klassieke economie is gebaseerd op die keuzetheorie – hoewel de betekenis van het woord ‘rationeel’ fel veranderd is. Rationele keuzes bepalen ons sociaal en economisch leven, en zijn ons ingegeven door onze wens een zo goed mogelijk leven te leiden. De Schotse verlichtingsfilosoof Adam Smith interpreteerde de rationele keuze op een zeer eigenzinnige, moreel uitdagende manier – in tegenstelling tot de karikatuur die vaak van hem wordt gemaakt, als vader van de neoliberale onderdrukking. Zijn tijdgenoot Jeremy Bentham zag het als een moreel goed om het menselijk genot te vergroten, en vond dat politieke en economische hervormingen daartoe moesten bijdragen. Hegel zag in die moraliteit dan weer een uitdrukking van vrijheid en vond dat de staat de grootste belichaming van vrijheid kon zijn. Smith ging daar niet in mee, hij volgde het Aristotelische voorbeeld waarbij de staat een helpende hand reikt aan de mensen die een moreel en goed leven trachten te leiden – rekening houdend met onze naasten. Maar dat was het dan ook. In The Wealth of Nations lijkt het wel of Smith wil tonen dat staten geen morele functie hebben – alleen mensen kunnen dat aan. Zeker is dat volgens Smith de samenleving nauwelijks te controleren valt en dat onvoorziene omstandigheden de regel zijn. Hij betwijfelt zelfs of we grote uitspraken kunnen doen over menselijke intenties en wensen. Vandaar dat hij de markt naar voren schuift als taal en methode. De metafoor van de onzichtbare hand komt in heel zijn werk slechts drie keer voor en is eigenlijk van gering belang. Het zijn de interpretatoren van Smith die aan de onzichtbare hand uiteenlopende en nogal zwaarwichtige betekenissen hebben gegeven.

Omdat we voortdurend rationele afwegingen maken, bepalen we onze uiteindelijke keuzes aan de hand van een afweging van verschillende opties. Als individu kiezen we steeds het hoogst haalbare: het grootste voordeel voor de laagste prijs. We kiezen niet wat ons het beste uitkomt, maar wat voor ons het gunstigste resultaat oplevert. En in principe moet je die keuzes ook empirisch kunnen testen. De rationelekeuzetheorie gaat uit van twee belangrijke veronderstellingen: iedereen heeft alle informatie om de omstandigheden correct te kunnen inschatten en iedereen heeft voldoende kennis om die informatie te kunnen begrijpen. Maar dat is een dure illusie die voorbijgaat aan de morsige, chaotische werkelijkheid. Mensen handelen nooit als rationele machines, ook niet in een professionele context. Als er één theorie falsificeerbaar is, dan wel de rationelekeuzetheorie die zo goed als altijd uitmondt in cirkelredeneringen. Een rist Nobelprijswinnaars, van Daniel Kahnemann tot Amartya Sen, heeft de rationelekeuzetheorie onderworpen aan fundamentele kritiek. Dankzij ons gezond verstand (het concept waarmee Pierre Bourdieu de rationelekeuzetheorie ontkrachtte) kunnen we zelf besluiten hoe weinig rationeel het macro-economische beleid van de laatste jaren soms tot stand is gekomen. Om nog te zwijgen van de Amerikaanse kredietcrisis en de daaropvolgende eurocrisis. De vastgoedzeepbel in Amerika is ontstaan in de kantoren van rationeel handelende mensen die de inefficiënties van de markt hebben uitgebuit. Daar valt op zich niets tegen in te brengen, tenzij er sprake is van misdaad en corruptie. En was dat niet wat er gebeurde toen men ging beleggen in de leningen van insolvabele Amerikaanse debiteuren, zoals illegale arbeiders en onvermogende burgers? Toen de gelovige vogelspotter Hank Paulson als Secretary of the Treasury – de Amerikaanse minister van financiën – het faillissement van Lehman Brothers begeleidde en achteraf het puin ruimde, trof hij bankiers aan die niet konden begrijpen dat hun rationele keuzes waren mislukt. De oorsprong van dat gebrek aan werkelijkheidszin legt Paulson bij de Amerikaanse politiek, die op onvoldoende wijze de marktvoorwaarden en de regulering heeft opgevolgd. Dit epische drama wordt op wonderlijke wijze tot leven gewekt in de reconstructie Too big to fail van Andrew Ross Sorkin. Maar minstens even revelerend is Paulsons eigen terugblik On the Brink en de documentaire Hank. Five Years from the Brink waarin hij zich nogal sceptisch uitlaat over de manier waarop politici de crisis afhandelden – en zich voorbereiden op toekomstige problemen. In een onzekere, inconsistente, onbetrouwbare wereld vol irrationeel handelende wezens is de rationelekeuzetheorie onbruikbaar. Er is een superieure alomvattende speltheorie nodig om door de brokstukken van die warboel heen te laveren. En die bestaat niet, zodat elk inzicht, elke theorie, elke methode, hoe geniaal ook, een nachtkaars gelijkt die bij de minste tocht dooft. Menselijke beperkingen zijn ondraaglijk tenzij je hen aanvaardt, schreef John Donne vierhonderd jaar geleden:

There’s nothing simply good, nor ill alone,

Of every quality comparison,

The only measure is, and judge, opinion.

Een naïeve heilsleer

Moeten we dan stoïcijns zwijgen en slikken? Is de relatieve onmacht van de ratio een reden om een status quo te aanvaarden? Technologische innovatie, het ontstaan van liberale samenlevingen en kapitalisme hebben de welvaart zo intens doen aangroeien dat we een bij momenten blind vertrouwen hebben ontwikkeld in rationeel verklaarbare vooruitgang. Je moet die tekenen van vooruitgang echter niet zien als de uitwerking van een algoritme, maar als een stochastische variabele. Er zijn altijd meer mogelijkheden, mislukte pogingen en onzekerheden dan wij met ons beperkte begrip kunnen vatten. En dus bepaalt de manier waarop we spreken over economie en rationele keuzes mee hoe we onze ervaringen verklaren. Daarom ook kan de Duitse essayist Joseph Vogl beweren dat het hedendaagse kapitalistische systeem is gebaseerd op een beeld van de wereld dat niet klopt. Economische boordtabellen met de lopende rekening van een land, de handelsbalans of het Bruto Nationaal Product tonen een fictieve werkelijkheid. Bij het BNP kan je de fictionele dimensie nog begrijpen, omdat het ingewikkelde berekenen van de waarde van diensten en producten niet zonder verbeelding en creatieve statistiek tot stand kan komen. Maar het BNP is wel leesbaar en laat het toe om landen te vergelijken die tot dezelfde fiscale consolidatiekring behoren. Het kapitaal is in die context geen verzinsel, maar een factor van de economische werkelijkheid. Joseph Vogl betwist dat. Een metafysica van het kapitaal eindigt volgens hem bij een willekeurige verzameling halve waarheden. De diepere grond van het kapitaal is de manipulatie die door machthebbers en vermogende mensen wordt gedoogd: als we de markt laten werken, dan komt alles goed. Vogl noemt dit de ‘ecodicee’, naar analogie van de ‘theodicee’ van Leibniz. Als het kapitalisme aan elkaar hangt van paradoxen en irrationaliteit, dan is de onzichtbare hand een rationele verklaring waarmee de onevenwichten worden goedgepraat.

De rationele grond van het kapitalisme is volgens Joseph Vogl onbestaande. Vandaar dat kapitaal in het boek van Joseph Vogl opduikt als een spook. Misschien zouden we nog dichter in de buurt van Vogls inzichten komen door te spreken over een ‘ectoplasma’: proppen ongesponnen katoen die door spiritisten in de vorm van geestesverschijning werden gekneed om het bestaan van het hiernamaals fotografisch te bewijzen. Joseph Vogl vraagt zich af waarom we ons laten verleiden om in dat nepspook te geloven. Volgens hem komt het omdat we gaandeweg een systeem hebben ontwikkeld dat de kapitalistische werkelijkheid voorstelt als een rationele keuze en dat van die rationele keuze ook het wezen van het kapitalisme maakt. Kortom, het kapitalisme dat doorgaans wordt aanvaard als leidend principe van de samenleving is terug te voeren op een cirkelredenering. Nochtans is het kapitalisme een zogezegd rationeel beest, dat zogezegd objectief handelt en objectieve resultaten behaalt. Daarom pleit Vogl voor een ‘zuivering van de economische wetenschap’. Al dat rationalisme is volgens Vogl een verkapt geloof in een naïeve heilsleer die geleid heeft tot een rampzalige crisis en het welzijn van de mensheid in negatieve zin heeft veranderd.

Het spook

Het spook van het kapitaal bevat wellicht meer cultuurkritiek dan bruikbare bespiegelingen over hoe we onze economie kunnen beheren. Dat is jammer, maar begrijpelijk. Het lijkt erop dat we nog niet de juiste taal hebben ontwikkeld om de enorme veranderingen in onze wereld te beschrijven. Joseph Vogl bekleedt een leerstoel Duitse literatuur, cultuurwetenschap en media aan de Humboldt-Universität in Berlijn. Schrijven over economie voor iemand met die atypische achtergrond is zonder meer een moedige daad. Maar Vogl moet halsbrekende toeren uithalen om op koers te blijven. Al meanderend probeert Vogl het spook van het kapitaal te grijpen en te beschuldigen – want greep krijgen op de crisis betekent voor hem toch ook de wortel van het kwaad blootleggen. Daardoor is de tekst bijwijlen weerbarstig en sterk gericht op de retoriek van de schrijver. In de beste stukken levert dit een aftastend, kronkelend, struikelend denken op dat toch veel zelfvertrouwen uitstraalt. Tussen de regels lijkt de stem van Gilles Deleuze door te klinken – van wie Différence et répétition door Vogl in het Duits is vertaald. Voor een tekst die eigenlijk de ambitie heeft om een ideeëngeschiedenis van de crisis te schetsen, is dat eigenlijk onvoldoende. Konden we maar een schrijvend schaap met vijf poten maken door Tony Judt te kruisen met Paul Krugman, Isaiah Berlin en Milton Friedman! Wonderen bestaan echter niet, wat ook het grote punt is dat Joseph Vogl maakt: we moeten over economie leren denken als ware zij een geheel van feilbare menselijke praktijken. Niet als een mathematische openbaring die bij navolging tot foutloze welvaart leidt. We moeten ons denken over economie ‘ont-theoretiseren’ zegt Vogl. ‘Zo komen economische handelingen niet langer naar voren als een homogeen systeem van orde, maar als een conglomeraat van verschillende culturele technologieën waarmee men onzekerheden denkt te kunnen beheersen, gevaren hoopt weg te nemen, de communicatie wil structureren, de verhouding tussen mensen en zaken probeert te interpreteren en meer macht en een hogere opbrengst hoopt te verzekeren’.

Vogl stelt een vorm van waardevrij economisch pluralisme voor, maar maakt onvoldoende duidelijk wat hij nu juist wil. Baseert hij zijn denken op eigendomsrecht en vrijheid als emanaties van de natuurwet? Dan zou je kunnen uitkomen bij het economische wereldbeeld van wijlen Robert Nozick in zijn klassieker Anarchy, State and Utopia. En van een afstand lijkt Het spook van het kapitaal zelfs te flirten met het anarcho-kapitalisme. Een volgeling van de libertaire econoom Murray Rothbard kan je Joseph Vogl echter bezwaarlijk noemen. Maar wat dan wel? Een relativist? Misschien.

Nozick pleit voor een kleine staat die beperkt zou zijn tot het beschermen van burgers tegen diefstal, geweld en fraude. Het egalitaire liberalisme van John Rawls – dat door Nozick vurig werd ontkracht – aanvaardt ongelijkheid alleen als ze het welzijn van de minst gegoeden bevoordelen. Omdat we beseffen dat we ook pech kunnen hebben in het leven, gaan we akkoord met een sociaal contract. Zowel bij Nozick als Rawls wordt de maat van de politieke filosofie aangegeven door vrijheid. In dat opzicht zijn het beiden klassieke verlichtingsdenkers die een bevrijdende waarheid naar voren schuiven. Bij Vogl bestaat die ene waarheid niet. Als we Het spook van het kapitaal zouden doordenken, dan komen we uit bij veel meer staatsinterventie of bij incommensurabele economische modellen. De feiten geven Vogl alleszins geen ongelijk. West-Europa is in grote mate een gemengde economie met een groot overheidsbeslag. En het relatieve succes van de Chinese economie toont dat onze visie op sociaal-democratisch gestuurd kapitalisme allesbehalve zaligmakend is. Het Westen heeft de afgelopen decennia de kapitalistische democratie bovendien met geweld proberen op te dringen aan sommige landen, met rampen als Irak tot gevolg. Nuchter eigenbelang moet ons inspireren bij het tot ware proporties terugbrengen van ons overspannen zelfbeeld: lang niet iedereen deelt onze droom over een zogezegd rationele kapitalistische waarheid.

Animal spirits

Eigenlijk voert Joseph Vogl een langgerekte aanval uit op de klassieke economische theorie die voorspelbaarheid in een model giet en de werkelijkheid bekijkt als een algoritme. Hoe verfijnder en ingewikkelder je het model maakt, des te beter zou je toekomstige bewegingen op de markt kunnen anticiperen. Een groot aantal economen is daar niet mee akkoord. Zelfs financiers trekken die rationaliteit in twijfel, met als berucht voorbeeld George Soros. Die heeft een hele theorie over de reflexiviteit van de markt ontwikkeld, vergelijkbaar met Vogls ecodicee. Markten worden beïnvloed door irrationele gebeurtenissen, en die irrationeel gedreven markten kleuren de economische werkelijkheid waarvan ze een getrouw beeld zouden moeten geven. Want, zo luidt de stelregel, de vrije markt zorgt ervoor dat alle nieuws verrekend zit in de prijs van een product of een aandeel. Soros heeft weinig fiducie in die idealistische voorstelling en gaat er prat op dat hij zijn rijkdom heeft opgebouwd door de irrationaliteit van markten en mensen beter te lezen dan een ander. Maar ook meer doorgewinterde economen zoals Robert Schiller zetten grote vraagtekens bij de rationaliteit van de markt. In het sterk aan te raden Animal Spirits. How Human Psychology Drives the Economy, and Why It Matters for Global Capitalism (2009) beschrijft Schiller samen met George Akerlof waarom kapitalisme gebaat is bij evenwichtige staatsinmenging. Het uitgangspunt van Schiller en Akerlof is de fout die klassieke economen maken door menselijke emoties (‘animal spirits’) te weren uit hun rationele voorspellingen. In de Amerikaanse vastgoedcrisis van 2007 herkennen Schiller en Akerlof de enorme invloed van menselijke emoties, zoals overmoed en hebzucht. Daarom willen ze ook meer aandacht voor gedragseconomische beschouwing. De invloed van ‘behavioral economics’ is sterker dan de rationele keuzes van individuen die uitmonden in voorspelbare kwantitatieve modellen. Schiller en Akerlof benadrukken ook het belang van verhalen bij het interpreteren van de markt. Die framing zorgt ervoor dat we een bij voorbaat willekeurige opeenstapeling van losstaande feiten beleven als een scenario met een plot, personages en motieven. Het is menselijk om zo te denken en te voelen, maar in economisch opzicht levert deze methode zelden bruikbare inzichten op. Schiller en Akerlof duiken jammer genoeg nergens op in Het spook van het kapitaal. Hun aanwezigheid had Vogls diatribe tegen de zelfregulerende markt alleszins een grotere reikwijdte gegeven. Op weg naar een nieuwe interpretatie van de vrije markt is Het spook van het kapitaal een inspirerende etappe met tal van lastige, onbeantwoorde vragen. Twijfel, wil, toeval en politiek bepalen evenzeer hoe geld rolt als blinde ratio. Die 250 miljard zullen nog wel een tijdje op Belgische spaarboekjes blijven staan.

Literatuur

Hank Paulson, On the Brink. Inside the Race to Stop the Collapse of the Global Financial System, 2011, Business plus, 2011.

De documentaire Hank. Five Years from the Brink is voorlopig alleen legaal te bekijken op Netflix.

Andrew Ross Sorkin, Too big to fail. The inside story of How Wall Street and Washington fought to save the financial system – and themselves, Viking Press, 2009.

Joseph Vogl, Het spook van het kapitaal, Boom, 2014.