Nynke van Uffelen*

 

Ik ben geen vegetariër, maar ik probeer het wel te zijn. Meestal heb ik totaal geen behoefte aan vlees of vis, maar soms is de craving sterker dan ikzelf. Een echt goede pizza met buffelmozzarella, tomaatjes, rucola en prosciutto, ai, tja. Ik probeer ook zeer begaan te zijn met het lot van mensen in oorlogsgebied. Ik lees de nieuwsberichten als ik ze tegenkom. Maar ik kom ze niet erg vaak tegen. En dan probeer ik me ook te verzetten tegen de sluwe marketing van de fast fashion. Overal word ik gebombardeerd met prachtige foto’s die mijn esthetische idealen beïnvloeden. Ik kijk daardoor anders naar mijn kledingkast en betrap mezelf vaker op window shopping. Ik probeer echt niets te kopen, maar soms kan een paar schoenen ‘echt niet meer’.

Mensen zijn niet perfect. We proberen altijd het goede te doen, maar er gaat dikwijls iets mis. Zo zijn we al te vaak geneigd om onze blik te richten op de nabije toekomst, waardoor we toekomstige generaties vergeten. En we zijn meer solidair met mensen in onze ‘groep’ en minder voor andere naasten. En soms weten we wel wat het juiste is, maar is de rede niet het deel van de ziel dat de strijd wint van de wil en de begeerte. Onze moraliteit is gebrekkig.

 

Morele vooruitgang

 

Moeten we ons daarbij neerleggen? Misschien niet. Misschien is morele vooruitgang mogelijk, vooruitgang van onze morele capaciteiten waardoor we beter het ‘slechte’ kunnen herkennen en weerstaan, en misschien zelfs vooruitgang in onze waarden. De techniekfilosoof Lily Eva Frank suggereert dat zo’n morele Shangri-La mogelijk is met behulp van allerhande ‘morele technologieën’.[i] Stel je voor: in plaats van kledingadvertenties op sociale media krijg ik gezellige, vrolijke plaatjes te zien van katjes en hondjes, en motiverende quotes. Wetenschappelijk onderzoek heeft namelijk bewezen dat deze content de kans op agressief gedrag verlaagt. Als ik mijn nieuwsapp open, krijg ik nieuwsberichten te zien van gebeurtenissen in alle delen van de wereld. Deze nieuwsberichten zijn niet zomaar droge verslagen van gebeurtenissen, maar persoonlijke getuigenissen over onrecht die sterke gevoelens van empathie oproepen bij de lezer of kijker. En ik ben reeds gevaccineerd tegen vlees: mijn smaakpapillen zijn zo aangepast dat alleen de gedachte aan prosciutto me doet walgen.

Dit klinkt als sciencefiction, maar er zijn nu al talloze voorbeelden te vinden van ontwerpen die bedoeld zijn om ons in een bepaalde richting te sturen. De bioproducten liggen tactisch op ooghoogte en euroknallers bij onze voetjes. Een maagverkleining word soms ingezet om de eetlust te verminderen, met afvallen als doel. Een sporthorloge begint te zeuren als je te lang stil zit. De NIPT-test is ontworpen om te achterhalen of een foetus trisomie 13, 18 of 21 heeft; na een positief resultaat dienen de ouder(s) in verwachting een keuze te maken. Slimme camera’s met gezichtsherkenning worden dikwijls ingezet om misdadigers en verkeersovertreders op te sporen, waardoor men minder snel geneigd is om de wet te overtreden. Is een baby trouwens niet expres ‘schattig’ ontworpen zodat we ervoor willen zorgen?

 

Een artefact is niet neutraal

 

De visie dat een technologisch artefact een neutraal ‘ding’ is, is allang achterhaald in de techniekfilosofie. Een artefact is niet zomaar iets dat we simpelweg gebruiken om goed of kwaad te doen. Het lijkt een verleidelijk standpunt omwille van zijn eenvoud, dat is waar: een hamer kunnen we gebruiken om een nagel in de muur te kloppen of om iemand te vermoorden. De hamer treft geen blaam indien dit laatste gebeurt. Toch is de hamer niet volledig onschuldig. Elk artefact heeft een maker, de ingenieur, en deze maker ontwerpt het ding met een bepaalde functie in het hoofd. Het voorwerp wordt zo vormgegeven dat het die functie adequaat uit kan voeren. Elk artefact gaat daarom gepaard met een soort gebruikershandleiding, uitgeschreven of niet, die het gebruik ervan voorschrijft. Inderdaad, de gebruiker kan deze handleiding volgen of compleet negeren, maar het feit blijft dat het artefact stuurt in de richting van een zekere handeling. Een geweer is gemaakt om te schieten, niet om als decoratie aan de muur te hangen. Als er ergens een grote rode knop op zit, zijn we geneigd om erop te drukken.

Een invloedrijke techniekfilosoof ging zelfs een stap verder: Langdon Winner stelde dat sommige artefacten inherent politieke eigenschappen hebben.[ii] Sommige artefacten, legt hij uit, zijn zo gemaakt dat ze een keten aan gebeurtenissen veroorzaken die zeer politiek geladen zijn. Hij geeft het voorbeeld van de architect Robert Moses die tussen 1920 en 1950 enkele bruggen op Long Island in New York zeer laag ontwierp, zo laag dat bussen er niet onderdoor passen. Dat had tot gevolg dat een groot deel van de zwarte bevolking, het deel dat geen auto bezat en daardoor was aangewezen op het openbaar vervoer, niet in de mogelijkheid verkeerde om naar Jones Beach te gaan. Deze racistische burgemeester toonde zijn ware kleuren in het ontwerp van zijn stad. De artefacten, de bruggen in dit geval, zijn verre van waardeneutraal.

 

Op weg naar Shangri-La?

 

Over de hamer bestaat geen publiek debat, ondanks dat de ingenieur ons het gebruik ervan voorschrijft. En ken jij nog iemand zonder sporthorloge? Of meditatie-app? De racistische bruggen kunnen onze goedkeuring uiteraard absoluut niet verdragen, maar over vuurwapens bestaan er hevige discussies in sommige werelddelen. Het idee van een vaccin tegen vlees doet ons enigszins rillen, net als een pil die eventuele agressieve neigingen zou temperen.

Waar ligt de grens? Waarom vinden we de meeste vormen van sturing en waarden ingebed in de handleidingen van artefacten oké en walgen we van de extremen? Is het puur gewenning? Plato schuwde immers het schrift omdat een externalisering van het geheugen ondeugdelijk is – zie ons hier zitten, met onze agenda requests in Outlook. Of speelt er nog iets mee?

Willen we leven in het morele Shangri-La dat Frank voorstelt? Willen we leven in een wereld waarin technologie ons een duwtje in de ‘goede’ richting geeft? In die wereld zou er zoveel beter zijn: mensen zijn liever voor elkaar, wereldvrede wordt eindelijk een reële mogelijkheid, het klimaat gaat niet naar de knoppen. Alle structurele ‘foutjes’ in de menselijke natuur kunnen eindelijk overwonnen worden. Nee, laten we eerlijk zijn – intuïtief vinden we dit een dystopie. Als de technologie ons leven zo in de greep heeft, ons zo stuurt richting ‘het goede’, handelen we dan echt nog goed? Zijn we dan nog autonoom genoeg om moreel verantwoordelijk te zijn voor onze eigen goede daden? Is het niet meer prijzenswaardig als ik er zelf in vrijheid voor kies om geen vlees te eten, in plaats van het vaccin dat mijn smaak manipuleert?

Misschien. Maar wat als ik er zelf, in vrijheid, voor kies om het vaccin te nemen, om die pil dagelijks te slikken, om die nieuwsapp te installeren die mij stuurt in de richting van een groter empathisch vermogen? In dit geval zou ik de autonome keuze maken om mijn vrijheid in te perken. Misschien is het mijn morele plicht om de gebrekkige menselijke moraliteit onder ogen te zien en er iets aan te doen. Misschien is de juiste vraag die we ons moeten stellen: zouden we in dit morele Shangri-La moeten willen leven?

 

[i] L. E. Frank, ‘What Do We Have to Lose? Offloading Through Moral Technologies: Moral Struggle and Progress’, in Science and Engineering Ethics 26 (2020), blz. 369–385, https://doi.org/10.1007/s11948-019-00099-y

[ii] Landon Winner, ‘Do Artifacts have a politics?’, in: Daedalus, 109 (1980), No. 1, blz. 121-136.