Boekrecensie

 

Herman Simissen*

 

In een van de afleveringen van MASH, de vermaarde Amerikaanse tv-serie over een veldhospitaal in de Koreaanse oorlog, kampt ‘Hawkeye’, legerarts en een van de hoofdpersonen in het verhaal, met een waar dilemma. Wat doet hij nu eigenlijk als hij gewonde soldaten oplapt, opdat ze zo snel mogelijk kunnen terugkeren naar het front waar ze dan het risico lopen opnieuw gewond te raken of zelfs te sneuvelen? Dient hij er als arts niet juist voor te zorgen dat zij wegblijven van gevechtshandelingen, zodat hun gezondheid, hun leven niet in gevaar komt? Is zijn verantwoordelijkheid als arts niet ronduit strijdig met zijn taak als militair?

Ditzelfde dilemma loopt als een rode draad door het onlangs verschenen boek Pro Patria et Patienti van medisch historicus Leo van Bergen (*1959), een geschiedenis van de militaire geneeskunde in Nederland. Naast de kwestie waar de voornaamste loyaliteit van de officier van gezondheid zou moeten liggen – bij de patiënt of bij de krijgsmacht –, staat een verwante vraag centraal: is de medische zorg voor militairen uiteindelijk gericht op het welzijn van de patiënten of dient zij bij te dragen aan het overwinnen van de vijand? De bespreking van deze problematiek is ingebed in een veel breder betoog, waarin bijvoorbeeld ook volop aandacht is voor de organisatie van de militaire geneeskunde, voor onderwerpen als de werving van personeel, de kwaliteit van de geneeskundige zorg, de verhouding tussen de militair geneeskundigen en andere onderdelen van de krijgsmacht, en de waardering voor de militaire geneeskunde in de samenleving. Onvermijdelijk komt daarbij ook de vraag aan ter sprake, of de achtereenvolgende Nederlandse regeringen wel de benodigde financiën ter beschikking stelden om het opzetten van een goed functionerende militaire geneeskunde mogelijk te maken.

De auteur bespreekt deze verschillende onderwerpen uitvoerig; hij richt zich daarbij op de periode van 1795 tot 1950, dus van de Napoleontische oorlogen tot en met de dekolonisatie. Hij beperkt zich tot Nederland zelf, dat wil zeggen: er is slechts zijdelings aandacht voor de wederwaardigheden van de militaire geneeskunde in de toenmalige koloniën, namelijk in zoverre de Nederlandse krijgsmacht – en niet enkel het Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger – erin betrokken was.  Op zich zou de militaire geneeskunde in het KNIL overigens ook een studie waard zijn. Resultaat is een helder geschreven, zeer informatief overzichtswerk dat voorziet in een leemte: een dergelijk omvattende studie over dit onderwerp bestond nog niet. Het boek is fraai geïllustreerd en met kenmerkende zorgvuldigheid uitgegeven door Vantilt – hoe jammer is het toch dat deze onvolprezen uitgeverij niet op dezelfde voet blijft voortgaan! –, in samenwerking met het Nederlands Instituut voor Militaire Historie.

 

Herman Simissen

 

Leo van Bergen, Pro Patria et Patienti. De Nederlandse militaire geneeskunde 1795-1950, Uitgeverij Vantilt, Nijmegen 2019, ISBN 9789460044465, paperback, geïllustreerd, deels in kleur, 372 pagina’s, € 29,50