Marlies De Munck*

 

Voor de Kathedraal van Antwerpen is 2021 een jubeljaar: in de lange periode tussen 1352 en 1521 werd er gebouwd aan de imposante kerk. Nog in 1521 legde keizer Karel V de eerste steen voor het ‘Nieuw Werck’, het was immers de bedoeling om het bouwwerk nog driemaal groter te maken. Twaalf jaar later echter, in 1533, maakte een brand een einde aan de ambitieuze bouwonderneming. De Kathedraal, toen nog de Onze-Lieve-Vrouwekerk, werd hersteld in haar huidige vorm en schopte het ook ondanks haar ‘bescheiden’ omvang tot UNESCO Werelderfgoed.

Om dit bijzondere jubeljaar te vieren, werkte de Kathedraal samen met UCSIA een academisch programma uit dat de rol van de  Kathedraal in het hedendaagse Antwerpen bevraagt. Het uitgangspunt van het programma is het werk A Secular Age van de Canadese filosoof Charles Taylor, waarin hij het concept immanent frame introduceert. Hiermee maakt hij duidelijk dat de westerse blik op de werkelijkheid binnen de grenzen van het waarneembare, de materie en de menselijke rationaliteit blijft. Kan het ook anders? Sprekers Guido Vanheeswijck, Jan Van Ballegooijen, Jens Van Rompaey en Marlies De Munck buigen zich in hun respectieve bijdrages over vragen als: ‘Welke wegen voeren vandaag naar transcendentie, de ervaring waarbij iets of iemand de natuur, het zichtbare, het waarneembare, de materie overstijgt?’, ‘Hoe brengen we transcendentie ter sprake?’, ‘Hebben we hiervoor nood aan ‘subtielere talen’?’, ‘Kan kunst hier een rol in spelen?’, en ten slotte, ‘Welke rol is voor de Kathedraal weggelegd in de hedendaagse context van secularisatie?’.

De samenwerking tussen UCSIA en Streven maakt het mogelijk dat de teksten van hun lezingen worden hier gepubliceerd. Na de lezingen van Guido Vanheeswijck, Jan van Ballegooijen en Jens Van Rompaey deze keer de tekst van Marlies De Munck.

 

 

De kathedraal doet je luisteren

 

Op 7 september 2018 brachten vierhonderd mensen de nacht door in de kathedraal. Dit gebeurde binnen het kader van het stadsfestival ‘Antwerpen Barok 2018. Rubens inspireert’. Om elf uur ’s avonds zwaaiden de deuren open om een enthousiast en nieuwsgierig publiek binnen te laten. De bedoeling was dat zij die nacht zouden slapen op een veldbed, op de tonen van de acht uur durende compositie ‘Sleep’. Dat werk werd live uitgevoerd door een klassiek strijkkwintet en een sopraan, en begeleid op piano en synthesizers door de componist zelf, Max Richter.

Sinds enkele jaren is Richter een ronkende naam in de muziekwereld. Hij zette de zogenaamde ‘post-klassiek’ op de kaart als een nieuw genre. Vaak wordt hij omschreven als de redder van de klassieke muziektraditie, die sinds enkele decennia kampt met een tanende populariteit en verouderend publiek. Richter zorgde er in zijn eentje voor dat de verkoopcijfers van een platenlabel als Deutsche Grammofon opnieuw de hoogte in schoten. Blijkbaar had zijn naam een gelijkaardig effect op het bezoekerspubliek van de kathedraal. ‘Sleep’ bleek een schot in de roos om het jonge volk te lokken dat wellicht niet zou opdagen indien het een opvoering van de Johannespassie betrof. Alleen daarom al was dit een bijzondere nacht. Veel mensen die anders nooit deze ruimte zouden betreden, maakten kennis met de kathedraal en genoten van haar schoonheid.

Richter is bekend om zijn welluidende, minimalistische muziek. Zijn werk wordt geregeld vergeleken met dat van de Estse componist Arvo Pärt. Maar terwijl Pärt bekend staat als een diepgelovige componist en zijn muziek vaak een uitgesproken religieus karakter heeft, is dat niet het geval bij Richter. Zijn werk is profaan en kan overal uitgevoerd worden. Hij wijkt geregeld af van de klassieke concertzaal, maar een ruimte als de kathedraal was ook voor hem een primeur.

Misschien vroegen sommigen zich af of het niet gepaster was om religieuze muziek te laten klinken die nacht. Waarom niet iets van Arvo Pärt, bijvoorbeeld? Waarom geen expliciet spirituele muziek? Nochtans valt er veel te zeggen voor dit specifieke werk van Richter. De klankwereld van ‘Sleep’ nodigt uit tot verstilling. Naar eigen zeggen wilde Richter met dit werk een ‘wiegelied voor een dolgedraaide wereld’ schrijven. De bedoeling is dat de luisteraars zich door de muziek in slaap laten wiegen en pas bij de laatste tonen weer ontwaken. De muziek dringt zich niet op, ze is slechts aanwezig als een subliminale soundtrack van de slaap. Ze is bovendien afgestemd op de frequenties van onze breingolven. De tonen en klanken zijn zo geordend dat ze de slaap niet gewoon begeleiden, maar ook bevorderen. Bij het componeren werkte Richter dan ook nauw samen met de neurowetenschapper David Eagleman, om het stuk zo goed mogelijk te laten aansluiten bij de verschillende slaapfasen die we ’s nachts doorlopen.

 

***

 

Ik vermoed dat de meeste luisteraars deze muziek ervaren als aangenaam, zacht, en zeker niet shockerend. Toch gaat het hier om een behoorlijk revolutionair fenomeen, tenminste als je de muziek beschouwt als onderdeel van de klassieke muziektraditie. De setting lag ook in de lijn van een klassiek concert: de muzikanten namen vooraan in de kathedraal plaats op een podium, en de veldbedden waren opgesteld in keurige rijen met zicht op het podium. Toch betrof het hier een radicale omkering van het idee van een concert. De bedoeling van deze muziek is immers om geen aandacht naar zich toe te trekken. In plaats van je als luisteraar te richten op de muziek vraagt deze compositie precies het omgekeerde: je aandacht moet zich naar binnen keren. Uiteindelijk moeten de klanken onhoorbaar worden. Het is de muziek die zich richt op de luisteraar, en niet andersom.

Deze omkering past perfect binnen het plaatje van de zogenaamde ervaringskunst die vandaag bijzonder populair is. Die kunst wordt gemaakt met het oog op het effect op de kijker of luisteraar. Die laatste wordt dan eerder de ‘belever’ die de kunst ondergaat. Dat is in veel gevallen te begrijpen als een artistieke geste van bescheidenheid. Een stapje terug van de zelfingenomenheid van kunst die de aandacht enkel op zichzelf wil richten. Ervaringskunst staat in schril contrast met veel experimentele, ‘moeilijke’ kunst die zich er niets van lijkt aan te trekken of het publiek er wel iets van begrijpt, laat staan of het geraakt of zelfs maar geboeid wordt. Neen, deze kunst, en laat ons ‘Sleep’ als een uitgelezen voorbeeld nemen, neemt genoegen met een dienende rol. Ze eist geen unieke aandacht voor zichzelf, maar wil eerst en vooral balsem zijn voor de ziel van de toehoorder.

Dat strookt met de manier waarop de componist zijn eigen werk omschrijft. Richter wilde met ‘Sleep’ een adempauze bieden in het hectische bestaan waarin nagenoeg iedereen vandaag volledig verstrikt is. In die zin kan je ‘Sleep’ zelfs begrijpen als een vorm van protestmuziek. Het werk verzet zich tegen de maatschappelijke trend van snelheid en veelheid die ons leven in de greep houdt. In een online interview omschreef Richter zijn werk als volgt:It’s protest music against this sort of very super industrialized, intense, mechanized way of living right now. It’s a political work in that sense. It’s a call to arms to stop what we’re doing’.

 

***

 

Een interessante vraag is nu of deze muziek ook spiritueel kan genoemd worden. Dat is namelijk de sfeer waarin luisteraars het genre vaak situeren. Niet zelden hoor je dat de ‘immersieve ervaring’ van ondergedompeld te zijn in de zachte, repetitieve klanken, als een soort van mystieke ervaring wordt omschreven. De muziek vraagt om in het hier en nu te zijn, en dicht bij jezelf te blijven. Ze biedt een akoestische omgeving voor je innerlijke stem. Daarmee lijkt ze aan te sluiten bij een lange religieuze traditie van stilte en introspectie.

Toch denk ik dat die vergelijking niet helemaal klopt. Hoewel ze je misschien wel doet wegdromen, beoogt deze muziek geen zelfoverstijging. Hier is geen sprake van afstand nemen om aan diepgravend zelfonderzoek te doen. De muziek promoot net een resolute vorm van immanentie. Het doel is om zo goed mogelijk samen te vallen met jezelf. De muziek moet helen door alle verschil op te heffen. Die ervaring wordt op zichzelf als ultiem zinvol beschouwd.

Deze gedachte is typisch voor onze tijd. In zijn boek De barbaren beschreef de Italiaanse filosoof Alessandro Baricco hoe betekenis vandaag de dag steeds meer op een horizontale manier geconstrueerd en begrepen wordt. Dat wil zeggen dat we betekenis en zin niet langer zien als het product van een zoektocht die in de diepte graaft naar fundamenten of in de hoogte zoekt naar transcendente betekenissen. Zulke verticale betekenissen vragen immers veel tijd en toewijding, en dat past niet in het jachtige leven van de hedendaagse mens.

In de plaats daarvan begrijpen we volgens Baricco betekenis steeds meer als het aaneenrijgen van ervaringen. De nieuwe generaties die opgroeiden met het internet en razendsnelle technologie zijn erop gericht zoveel mogelijk informatie te vergaren. Digitaal surfend van het ene naar het andere punt linken ze die informatie aan elkaar. Zo creëren ze een netwerk dat volledig horizontaal is. De betekenis van elk element is gedefinieerd door kruisverbanden en veronderstelt geen enkele vorm van transcendentie, laat staan dat er vastliggende betekenissen zouden zijn die als fundament van zingeving kunnen fungeren. Kortom, het betekenisvolle is niet langer het eindpunt van een zoektocht, maar bestaat in de ervaring zelf van het voortdurend in beweging zijn.

 

***

 

Je zou kunnen stellen dat ook de compositie ‘Sleep’ zulk een horizontale vorm van betekenis creëert. Niet transcendentie maar immanentie staat centraal. De betekenis situeert zich in de beleving van de klanken, niet in wat die klanken te zeggen zouden hebben. Maar kan er binnen zo’n horizontale ervaring wel sprake zijn van spiritualiteit? De manier waarop over immersieve ervaringen zoals de beluistering van ‘Sleep’ wordt gesproken, suggereert alvast van wel. Niet toevallig verwijst men bij zulke klankgerichte, repetitieve muziek vaak naar Oosterse spirituele tradities zoals het zenboeddhisme, die geen geloof in een transcendente werkelijkheid veronderstellen. In de beleving van het hier-en-nu komt men tot spirituele verlichting. Een beroemd aforisme van zenmeester Ch’ing-yuan Wei-hsin illustreert de verschillende geestelijke stappen die de zen-leerling daartoe aflegt:

 

Voordat ik dertig jaar Zen had gestudeerd, zag ik bergen als bergen, en waters als waters. Toen ik tot dieper inzicht kwam, bereikte ik het punt waar ik zag dat bergen geen bergen zijn, en waters geen waters. Maar nu ik tot de ware kern ben gekomen heb ik rust. Want ik zie bergen opnieuw als bergen, en waters weer als waters.

 

Via een schijnbare paradox leert dit citaat dat een mens op verschillende manier in de werkelijkheid kan staan. De uiteindelijke staat van verlichting lijkt een soort tautologie te bevatten, maar suggereert toch een transformatie. Het gaat om een herwonnen naïviteit, waarin de dingen gewoon zichzelf mogen zijn. Het pad naar de verlichting veronderstelt een zelfloze, onbevangen manier om naar de wereld te leren kijken. Zin en betekenis liggen in de dingen zelf besloten, niet in een werkelijkheid daarachter, -onder of -boven.

Past ‘Sleep’ in dit plaatje? Kunnen we volgens deze zen-principes spreken van spirituele muziek? Ik ben geneigd om op die vraag ‘neen’ te antwoorden. In het citaat blijkt immers hoe ook deze niet-confessionele vorm van spiritualiteit uiteindelijk vraagt om de blik naar buiten te richten. Het gaat er niet om hoe je jezelf voelt, of hoe je de wereld ervaart, maar net om de gehechtheid aan het ervarende ego los te laten. In die zin behelst spiritualiteit altijd een vorm van zelfoverstijging, zelfs al is ze niet gericht op een transcendente god. Ze is zeker niet gericht op het ego.

Ook al dient de compositie ‘Sleep’ zich aan als een tegengewicht tegen de snelheid van ons jachtige bestaan, het blijft de subjectieve, hoogstpersoonlijke ervaring waar het in deze muziek om draait: het effect van de muziek op je lichaam en brein. De luisteraar hoeft zich niet te concentreren op iets dat buiten zichzelf ligt. Hij of zij hoeft de oren niet te spitsen, maar enkel de muziek te ondergaan. In al haar bescheidenheid bevestigt deze muziek dus de nadruk op het ‘ik’ dat ervaart. Ze maakt van de luisteraar het begin- en eindpunt van betekenis.

 

***

 

Je zou je dus kunnen afvragen of het wel zo’n gelukkige keuze was om net deze muziek te laten klinken in de kathedraal. Net op die iconische plaats van transcendentie – een plaats die de verticaliteit van de chrsitelijke zingevingszoektocht belichaamt in haar architectuur – daar lijkt de horizontale, minimalistische muziek van Richter tot een vreemd contrast te leiden. Toch moet ik ook hier mijn mening herzien. De feiten dwingen me om niet te snel een oordeel te vellen, en eerst te kijken en luisteren naar wat er echt gebeurde.

Die nacht van 7 september 2018 draaide voor vele aanwezigen namelijk behoorlijk anders uit dan verwacht. In plaats van zich in slaap te laten wiegen, spitsten ze de oren. Velen bleven niet op hun veldbed liggen maar liepen naar de muzikanten toe. Hoewel spreken niet was verboden, verstomde het gefluister al gauw en ontstond er een aandachtige stilte. Velen bleven wakker, keken rond, lieten zich betoveren door de gewelven van de kathedraal, en luisterden. In zekere zin mislukte deze compositie dus in haar opzet. De breingolven weigerden te gehoorzamen. ‘Sleep’ bracht niet de beloofde slaap.

Maar tegelijk denk ik dat zich hier iets bijzonder moois voltrok. De ruimte van de kathedraal nodigde de aanwezigen uit om hun aandacht te richten op iets dat hen oversteeg: op de klanken van de muziek, op de verbondenheid met de vele toehoorders, op het geheel waarin ze zich opgenomen voelden en dat hen in tijd en ruimte oversteeg. Verschillende luisteraars getuigden achteraf dat ze tot een haast mystieke ervaring kwamen. Die nacht, in de schoot van de kathedraal, ontdekten velen dat luisteren een spirituele ervaring kan zijn.

 

 

Marlies De Munck (°1979) is cultuurfilosofe. Ze is als docent verbonden aan het departement wijsbegeerte van de Universiteit Antwerpen en aan het KASK & Conservatorium in Gent. Ze schrijft regelmatig opiniebijdragen en is auteur van muziekfilosofische essays als Waarom Chopin de regen niet wilde horen (2017), De vlucht van de nachtegaal (2019), en Nabijheid. Kunst en onderwijs na COVID-19 (2020). Dit voorjaar verschijnt haar nieuwe essay over fotografie, Ik zie bergen weer als bergen.