Een interview met Abdul Rashid Dostikhel

Annemarie Estor*

 

Zomer 2022. In de plaatselijke media en in de sociale media kom ik herhaaldelijk de naam Abdul Rashid Dostikhel tegen. Hij is een opvallende stem in het Antwerpse: zijn uitspraken over multicultureel samenleven zijn realistisch én positief gestemd. De man is de initiatiefnemer van de zogeheten ‘cricketkooien’ op Park Spoor Noord, waar ik bijna dagelijks langs fiets, en waar een levendige en open internationale sfeer hangt. Op deze net aangelegde banen kan men in alle plezier en veiligheid zijn cricket-slagtechnieken oefenen. Dostikhel is sociaal werker bij Fedasil. Ook werpt hij zich op als woordvoerder van de Afghaanse jongerengemeenschap in Antwerpen. Vanuit mijn interesse in vreedzaam multicultureel samenleven leg ik contact met hem. Graag zou ik hem eens in een interview aan het woord laten over zijn visie op het hier en nu. Dus ik spreek met hem af op een terras.

Al snel blijkt Dostikhel ook bezig te zijn aan een boek. Laten we dus beginnen met een fragment uit het manuscript dat hij onder handen blijkt te hebben en waar hij dagelijks aan werkt. Het is getiteld Daily Life Incidents and Observations:

De herder vraagt aan de maan: ‘Waarom ben je zo mooi?’ De maan antwoordt: ‘Eigenlijk moet ik de duisternis dankbaar zijn. Als er geen duisternis was, zou mijn schoonheid geen waarde hebben.’ De herder: ‘Maar ik zie je zo weinig de laatste dagen… Hoe komt dat?’ De maan antwoordt: ‘Dat is omdat ik geconfronteerd ben met een verstoring. Wanneer de winter komt, bewolkt hij mij, en dat maakt mij het schijnen moeilijk.’ De herder getuigt: ‘Mij stoort het enorm wanneer het regent.’ Maar de maan stelt hem gerust: ‘Wees geduldig, herder, want de moeilijkheid zal u naar een betere toekomst brengen.’

Een dergelijk vertrouwen spreekt niet alleen uit de parabels die Dostikhel schrijft, maar ook uit de autobiografische schetsen die ik tegenkom op zijn Facebookmuur. Zo postte hij enkele dagen geleden een foto met daarop het silhouet van een jongeman, staande in het felle zonlicht. Er spreekt veel hoop uit de foto.

 

Je bent een kersverse Belg. Ik begreep dat je in 2013 uit Afghanistan aankwam in ons land?

‘Ja, dat klopt. Ik heb toen meteen asiel aangevraagd, maar al spoedig kreeg ik een negatieve beoordeling. Ik ging in beroep en heb toen vijf maanden in Couvin, Wallonië, in een opvangcentrum gewoond, waarna ik opnieuw te horen kreeg dat ik niet in België kon blijven. Ik ging opnieuw in beroep en heb toen een tijdlang op straat gewoond, tot ik eind 2014 een verblijfsvergunning kreeg. Ik ben toen bij Encora Nederlands gaan leren en een sociaal netwerk gaan opbouwen. Ik heb Atlas gecontacteerd en heb daar begeleiding gekregen bij mijn inburgering. Van daaruit heb ik ook het Platform Jongeren voor de Samenlevingsdienst leren kennen, en KRAS Noord, waar ik zes maanden vrijwilligerswerk gedaan heb – meteen tijdens en na mijn eigen inburgering ben ik mij namelijk voor andere jongeren gaan inzetten, voor jongeren die eenzelfde tracé als ik aflegden. In 2016 heb ik binnen het JOJO-project de kans gekregen om werkervaring op te doen en tegelijk een opleidingstraject te volgen. Dit is een project van de Vlaamse Overheid dat door de Stad Antwerpen werd binnengehaald. Dus ik werkte, en na het werk volgde ik in het volwassenenonderwijs een maatschappelijke studie. Ondertussen deed ik ook vrijwilligerswerk in het asielcentrum van Kapellen en deed ik af en toe als jongerencoach vrijwilligerswerk bij een OKAN-school. Ik heb ook bij CMP, het Centraal MeldPunt, vrijwilligerswerk gedaan. Daar hield ik samen met collega’s gesprekken met jongeren wanneer er sprake was van radicalisering. Er is sprake van een moeilijke integratie van Afghaanse jongeren in de Belgische samenleving.’

Welke moeilijkheden komen Afghaanse jongeren tegen in onze maatschappij? Wat maakt het lastig voor hen om te integreren?

‘De Afghaanse jeugd is door allerlei omstandigheden vaak buiten aan het rondhangen. Het gaat hierbij om jongeren due een positief antwoord gekregen hebben op hun asielaanvraag, dus om jonge mensen die het recht hebben een leven op te bouwen op het Belgische territorium. Maar zij hebben op dit moment weinig kans om een job te vinden door discriminatie en door de taalbarrière. Daar komt bij dat de overheid voor hen geen andere bezigheid heeft voorzien. Er lijkt weinig aandacht voor hen te zijn. Het zou beter zijn als hun stad of gemeente, bijvoorbeeld de Stad Antwerpen, hen iets zinnigs zou aanbieden om te doen. Want nu gaan zij gemakkelijk het slechte pad op, ze denken bijvoorbeeld geld te gaan verdienen met de verkoop van drugs. Een nog te groot aantal Afghaanse jongeren is slecht bezig: ze gaan niet naar school en raken betrokken bij gevechten. Ze geven hiermee ook niet bepaald het goede voorbeeld aan degenen die het asielcentrum verlaten en op het punt staan zelfstandig te gaan wonen.’

Je zegt dat de Afghaanse jeugd vaker dan andere jongeren betrokken is bij incidenten. Kun je dat verklaren?

‘Ja, dit komt door de dingen die zij hebben meegemaakt en gezien, door hun psychologische problemen en trauma’s. Het gaat om mensen die het slachtoffer zijn van machthebbers en oorlog. Velen van hen hebben PTSS, een posttraumatische stressstoornis. Zij hebben psychologische begeleiding nodig om hun trauma’s te kunnen verwerken. Dit probleem is zeker niet te onderschatten. Als de PTSS niet wordt behandeld, kan dit nefast zijn voor de goede integratie en ontwikkeling van deze jonge persoonlijkheden. Daarom moeten we zeer sterk inzetten op dit probleem.’

Dan lijkt me capaciteitsvergroting van de geestelijke gezondheidszorg aan de orde.

‘Ja, dat is zeker zo, maar er is meer nodig dan crisismanagement. Denk aan straathoekwerkers en jeugdwerkers. Zij zijn bijzonder nuttig. Er mogen er wat mij betreft terug meer van komen. Het financieel sterker ondersteunen van straathoekwerkers door de overheid zou sterk kunnen bijdragen tot het empoweren van de jongeren. Vaak vervullen deze professionals een brugfunctie tussen verschillende culturen. Zij zijn bovendien goede rolmodellen. Er is grote nood aan goede rolmodellen. België zou via zijn sociaal werkers en zijn straathoekwerkers aan de nieuwkomers kunnen laten weten dat hun krachten en capaciteiten welkom zijn, en dat het hier gewaardeerd wordt dat je die zaken niet voor jezelf houdt, maar dat je die ook inzet voor anderen. Het geeft de eigenaar van die krachten en capaciteiten een heel goed gevoel als hij of zij die zaken kan aanwenden om er samen beter van te worden. Zo trek je iedereen feitelijk uit de negatieve gedachte dat je als mens niet aanvaard wordt. Ik raad nieuwkomers ook altijd aan dat ze voor zichzelf doelen moeten stellen. Wat wil je gaan doen? Welke actieve rol kun jij opnemen? Wie wil jij bereiken en welk netwerk kan jou helpen bij het verwezenlijken van jouw maatschappelijk doel?
Concreet denk ik dat je via enkele stappen een krachtige evolutie kan creëren in de jongerenbegeleiding.

Ten eerste kunnen sport en andere gezamenlijke activiteiten beter ingezet worden voor de inburgering van de nieuwkomers. Ik zou ten eerste sociale activiteiten organiseren voor álle jongeren in de wijk, en nadien de verschillende deelnemende culturen mengen en hen met elkaar laten kennismaken door middel van losse gesprekken, bijvoorbeeld bij een maaltijd.
Ik zou ten tweede samen met Afghaanse jongeren over activiteiten willen nadenken die specifiek voor hen leuk zijn. De meeste Afghanen houden bijvoorbeeld van cricket, dus door het cricketspel te spelen zullen zij zich goed in hun vel voelen, want zij kennen dit door en door. Je bouwt dus iets bekends in, in een omgeving die hen verder grotendeels onbekend is. Via de sport zou je hen vervolgens ook gemakkelijker sociaal kunnen begeleiden.’

Kun je een voorbeeld geven uit de praktijk?

‘In 2017 heb ik een project ingediend via de Antwerpse Burgerbegroting. Dat is een besluitvormingsproces in onze stad, in de vorm van directe democratie, waarbij burgers zelf kunnen beslissen waar een (deel van een) stedelijk budget voor wordt aangewend. Dat jaar heeft het project getiteld ‘Jongeren Integreren door Cricket’ heel goed gedraaid. Maar spijtig genoeg werd het niet voortgezet – het werd niet meer door de overheid ondersteund aangezien het binnen deze financieringsvorm slechts ging om tijdelijke projecten. Toen heb ik mij meteen ten doel gesteld dit project te laten herstarten, en het dan meteen ook te laten voortbestaan voor onbepaalde duur. Ik ben heel tevreden dat ik uiteindelijk dat doel heb bereikt. In 2021 werd het project goedgekeurd voor onbepaalde duur.

Op dit moment zou ik graag een nieuw project willen creëren samen met enkele jeugd-vzw’s. Ik zou hen met verschillende asielcentra willen samenbrengen om zo de jongeren te socialiseren. Asielcentra kunnen een heel belangrijke rol spelen in de sociale participatie van de jongeren in de Belgische samenleving, maar ik zou de jongeren dus meer bezig willen zien ín de Belgische samenleving in plaats van enkel en alleen de focus te houden in de centra. Met andere woorden: je zou al vroeg kunnen beginnen met de werkelijke intrede van de nieuwkomers in de Belgische cultuur zelf!

Wanneer asielcentra met jeugdorganisaties samenwerken, kan dit alleen maar een positieve evolutie brengen voor de jongeren, en zal dit hoogstwaarschijnlijk de problemen doen verminderen. Ook zou ik dit project willen integreren in verschillende scholen, bijvoorbeeld op scholen bij het vak LO (Lichamelijke Opvoeding). Je zou ook daar af en toe aan cricket kunnen doen, je zou bijvoorbeeld een toernooi kunnen organiseren. Zo kunnen de jongeren hun vrije tijd besteden aan sport in plaats van in de straten rond te hangen en teveel slechte invloeden op te vangen van anderen. Ik pleit er ook voor om nieuwkomers bepaalde verplichtingen als regels op te leggen, bijvoorbeeld vanuit het OCMW: men zou niet alleen het bewijs moeten kunnen tonen dat men werk zoekt, maar ook dat men een bepaalde sport beoefent. Zo houd je jongeren psychisch en fysiek gezond. Een sociaal begeleider van het OCMW zou samen met de Afghaanse jongeren een plan kunnen maken. Hiermee kunnen de talenten van de jongeren worden ontdekt en kan zo hun zelfvertrouwen worden vergroot. Er zijn veel jongeren die niet weten wat hun talenten en krachten zijn, dus ze hebben iemand nodig om samen met hen hun talenten en krachten te ontdekken en hen bij de ontwikkeling hiervan verder te empoweren.’

Je hebt zelf een heel traject doorgemaakt, van slapen onder een brug tot een functie bij Fedasil én je hebt een voorbeeldrol. Wat zijn volgens jou de grootste verbeterpunten voor het immigratie- en integratietraject in ons land?

‘Gaandeweg ben ik tot het inzicht gekomen dat België niet over een goed en compleet vluchtelingenbeleid beschikt. België zal een toekomst moeten uitbouwen als een superdivers land, maar het land heeft een groot gebrek aan sociale projecten. Waar en hoe kunnen mensen dan leren hoe zij met elkaar moeten omgaan? En ook worden er op praktisch vlak soms fouten gemaakt. Zo worden jonge immigranten gewoon met 900 euro per maand losgelaten in de maatschappij. Terwijl zij nog nooit in hun leven een dergelijk bedrag hebben gehad!

Bovendien komen vele jongeren uit een landbouw- en veeteeltomgeving, uit kleine dorpen ver van de stad. Zij hebben nooit onderwijs genoten en zijn dus veel minder ontwikkeld dan een gemiddelde Belgische jongere. Zij weten niet hoe zij moeten omgaan met alles wat je ‘buitenwereld’ kunt noemen. Dit betekent in de praktijk vaak dat zij letterlijk ‘kortzichtig’ zijn: zij hebben nauwelijks kennis van de wereld, en vaak betekent dit ook dat zij extremistisch zijn. De openheid die wij hier misschien als vanzelfsprekend zien, de openheid die wij zelfs van hen verwachten, dat is iets totaal onbekends voor hen. Zij kunnen die nodige openheid waarmee je een andere cultuur zou kunnen binnentrekken, niet opbrengen.’

Kunnen de Belgen dat wel?

[Lacht] ‘Je hebt wel een punt. Om dichter bij elkaar te komen zijn twee partijen nodig. Belgen zijn wat dat betreft wel anders dan Nederlanders. Niet dat culturele integratie daar gemakkelijk is, maar ik heb een tijdje bij Feyenoord gespeeld, en ik weet uit ervaring dat Belgen in de publieke ruimte erg gesloten zijn en dat er in Nederland bijvoorbeeld meer gegroet wordt op straat.’

Is openheid iets dat moet worden aangeleerd? Of rust openheid op iets anders, wat dan eerst aanwezig moet zijn?

‘Veel Afghaanse nieuwkomers hier zijn opgevoed met een strenge variant van de islam. Zij denken reflexmatig: ‘Ik ben moslim, dus ik ben perfect’. Dit is een idee dat al meteen wanneer zij hier aankomen, bijgesteld moet worden. Want zo redeneren zij: ‘Wij drinken geen alcohol en jullie wel, dus jullie zijn minderwaardig. Jullie verdienen ons respect niet.’ Dit is natuurlijk een heel slecht uitgangspunt voor elke vorm van samenleven. Dit moet echt al in het begin van hun verblijf hier gecorrigeerd worden.’

Hoe pak je zoiets aan?

‘Als overheid zou ik meer projecten met ‘sociale participatie’ aanbieden en de nieuwkomers laten kennismaken met mensen uit diverse culturen. Zodat ze de normen en waarden van die andere culturen leren kennen en ze leren begrijpen hoe andere mensen hun geloof en culturen uiten. En dat Afghanen niet de enige zijn in de Belgische samenleving. Ik zei zonet dat de meeste Afghanen denken dat ze perfecte mensen zijn: ze zijn vergeten dat niemand op deze planeet een perfect mens is. We leren van elkaar en corrigeren elkaar op verschillende vlakken, en het is hierdoor dat we elkaar beter leren begrijpen. Op die manier kunnen we een sterke band creëren en een vertrouwensband opbouwen in de diverse groepen in de samenleving.

Ook is het goed om samen te praten over macht: over machthebbers en over politiek. Het feit dat men in het land van herkomst ervaringen heeft als slachtoffer van de machthebbers, kan ook hier voor problemen zorgen. Je moet de nieuwkomers tonen dat op de stoel van de machthebber iemand kan zitten zonder de juiste capaciteiten én iemand met die capaciteiten. Als op die stoel iemand zit die die stoel waardig is, dan zullen burgers merken dat zij niet langer het slachtoffer zijn, en zullen zij niet langer zinnetjes lopen herhalen als ‘ik haat mensen die de macht hebben’. Kijk, er mag geen breuklijn zijn tussen politiek en burgers. Politieke leiders moeten de juiste capaciteiten hebben: breed kunnen denken en diep kunnen kijken.’

Tot slot er zijn veel jongeren die illegaal in Belgische samenleving blijven: jongeren die een negatief antwoord gekregen hebben op hun asielaanvraag. Wat zou je de beleidsmakers en professionals aanraden met hen te doen? 

‘Deze vraag betreft mensen die, na hun problemen in het thuisland, op hun zeer lange vluchtroute al vele verschrikkingen beleefd hebben, en die daar bovenop een negatief antwoord hebben gekregen. Een dergelijke afwijzing kan zwaar wegen en leiden tot een neerwaartse spiraal. Ik heb zelf meegemaakt dat mensen dan soms naar de drugs grepen, dat ze mentaal uitgeput raakten en zichzelf en anderen pijn begonnen te doen. Deze mensen zomaar loslaten in de samenleving zonder ondersteuning kan ernstige gevolgen hebben. Ook wanneer ze een verplichte terugkeer krijgen, blijven ze een uitweg zoeken om toch te kunnen blijven. Ik zou hen eerder een ander statuut geven, en hen op hun eigen tempo laten evolueren om zo toch de nodige documenten te kunnen krijgen en in België veilig te verblijven op een manier waarbij ze uiteindelijk bijdragen tot een harmonieuze samenleving. Kortom: ik zou ze toch proberen te motiveren én de wetgever vragen deze status in het leven te roepen.’

Is dat niet een al te moeilijke opgave? Is een dergelijke toekomst wel realistisch?

Dostikhel antwoordt met een parabel:

De zon zegt tegen de onbekende: ‘Ik zie je dat je altijd veel foto’s van me maakt. Zelfs toen je midden op zee tussen Griekenland en Italië was, vond je het nodig om van mij een foto te maken. Hoe komt dat zo?’ De onbekende antwoordt: ‘Ik doe dat, omdat je mij altijd zeer veel hoop brengt in moeilijke tijden. Maar, eh, wacht eventjes, niet verdwijnen, alsjeblieft! Ik heb ook een vraag aan jou. Ik ben elke dag ouder aan het worden, maar jij blijft steeds hetzelfde. Hoe komt dat zo?’ Waarop de zon zegt: ‘Ik kan je het antwoord niet geven. Je moet het antwoord zelf blijven zoeken. Deze zoektocht is de bedoeling van je leven.’