Raf Debaene*

De aanval is niet de beste verdediging. Over de bedreigde waarden van de Verlichting.

Al enige tijd loopt de mare dat de waarden van de Verlichting bedreigd worden en dus moeten worden verdedigd. Sommigen zien daarin een reden om van de ene politieke partij naar de andere over te stappen omdat die het beste die dreiging zou hebben begrepen en er dus ook het beste antwoord op belooft[1]. Nu zal elke geesteswetenschapper van enig niveau onmiddellijk aangeven dat moeilijk te omschrijven valt wat met Verlichting wordt bedoeld. In de geesteswetenschappen bestaat nu eenmaal geen wiskundige exactheid. Toch kun je hun termen niet volstrekt willekeurig gebruiken. Ook al zijn bijvoorbeeld de begrippen Verlichting en Romantiek niet exact af te grenzen, je kunt ze evenmin zonder meer door mekaar vervangen. Dat gebrek aan exactheid is overigens geen euvel, maar is zelfs constitutief voor elk zinnig spreken over cultuur. Dat is immers nooit alleen maar een afstandelijk objectiverend spreken “over”, maar neemt altijd ook positie in die cultuur in, geeft zo vorm aan die cultuur en zet ze op die manier verder. Een culturele identiteit bestaat immers niet als definitieve werkelijkheid, maar slechts als erfenis die de erfgenamen weliswaar altijd al hebben opgenomen, maar dan toch verder interpreteren, gebruiken, misbruiken, verwringen, verkwanselen, verrijken, bijsturen… Een discussie over de bedreiging voor de Verlichting zal dus altijd ook de betekenis van het woord ‘Verlichting’ mee bepalen, aanscherpen, verplaatsen, verschuiven…

Dus moeten we het alarm over de bedreigde waarden van de Verlichting niet afwijzen met het argument dat het van een niet gedefinieerde term uitgaat, maar eerder zoeken wat die waarschuwing zegt en welke richting ze daarmee aan de erfenis van de Verlichting geeft. Laten we dus eerder vragen op welke manier die waarden zouden worden bedreigd, door wie, sedert wanneer. Meteen rijst ook de vraag tot wanneer ze, indien ooit,  onbedreigd konden bloeien. Ik streef hier geen volledigheid na maar beperk me tot enkele opvallende tendensen in het discours over de bedreigde Verlichting, in de hoop een beter inzicht te verkrijgen in de veronderstellingen van die tendensen. Heeft het gehanteerde begrip van de Verlichting voldoende rationaliteit? Sluimert in de klacht zelf niet enig obscurantisme?

Wie bedreigt welke waarden?

Niet in alle gevallen specificeert men welke Verlichtingsprincipes bedreigd worden, maar wat we met enige regelmaat terugvinden is de gelijkheid van man en vrouw, de scheiding van kerk en staat, de vrijheid van meningsuiting, de mensenrechten, het democratisch politiek systeem, de secularisering in het algemeen. Behoorlijk algemene termen dus, die dan ook een verschillende lading dekken of verschillend worden ingezet naargelang van de hoek waar men de bedreiging meent waar te nemen.

De bedreigende islam

Een belangrijke tendens in onze samenleving ziet de grootste bedreiging voor al deze principes komen van de kant van de islam en de moslimwereld. Het argument daarvoor is dat in tal van islamitische landen geen godsdienstvrijheid heerst, de shariarechtspraak bestaat, de positie van de vrouw niet rooskleurig is en de scheiding tussen religieus en politiek gezag op zijn zachtst gezegd geen leidend principe is. Die feitelijkheid is echter niet nieuw en het valt op het eerste gezicht moeilijk te begrijpen waarom de inderdaad betreurenswaardige toestand in landen als Saoedi-Arabië, Iran of Brunei nu meer dan vroeger bedreigend zou zijn voor ‘onze’ Verlichtingswaarden. De verklaring is te zoeken in een aantal terroristische aanslagen in onze nabije omgeving waarvan de in onze landen opgegroeide daders zich expliciet beriepen op de Koran en de islam. Het optreden van haatpredikers zoals Jean-Louis Denis of Fouad Belkacem en volkomen overtrokken uitspraken van een minister over dansende moslims in de straten van Brussel deden uit het oog verliezen dat het hier ging om uitzonderingen met veelal een liederlijk crimineel verleden en twijfelachtige diepgelovigheid. Zo schreef Mia Doornaert in De Standaard Avond van 22.03.2016: ‘Terroristen zijn het extreme uiteinde van een breder continuüm dat niet begrijpt of aanvaardt dat de islam de maatschappij niet domineert.’ Hoever dat continuüm gaat maakt ze niet duidelijk, maar op 26.03.2016 schrijft ze verder ‘Als het waar is dat de meerderheid van de moslims alhier gematigd is, dan moet die zich laten horen.’ Daaruit blijkt dat ze nogal twijfelt aan het bestaan van die gematigde meerderheid.

Hoewel Doornaert niet zo ongenuanceerd fulmineert als Herman Brusselmans, Wim Van Rooy of Filip Dewinter is haar suggestie duidelijk: er bestaat zoiets als de moslimwereld waarin de islam alles regeert en elke moslim doordrongen is van anti-Verlichtingsprincipes. Ook als moslims hier al jaren de Belgische wet respecteren, zijn ze nog steeds verdacht, tenzij ze nog eens publiekelijk afstand nemen van gruweldaden waarmee ze geen enkele connectie hebben. Deze redenering vertoont opvallende gelijkenissen met de idee dat elke Vlaams-nationalist een racist en neonazi in de dop is, dat elke lezer van Renaud Camus of Michel Houellebecq of elkeen die op Thierry Baudet stemt, op weg is een Anders Brejvik of Brenton Tarrant te worden, tenzij hij in het openbaar uitdrukkelijk afstand neemt van de daden van deze laatsten. Hoewel bij elk van die ideologieën vanuit Verlichtingsoogpunt inderdaad kritische vragen te stellen vallen, is het toch te verregaand ze af te schilderen als een massieve aanval op de Verlichting zonder meer. Uiteraard is het niet evident dat het nationalisme spoort met het universalisme van de Verlichting, is de stigmatisering van hele bevolkingsgroepen op basis van hun etnische afkomst strijdig met het individualisme en de gelijkheidsgedachte van de Verlichting, is een beate verheerlijking van de Boreale traditie of de waarden van het Avondland een autoriteitsargument dat niet te verzoenen is met de Verlichtingsidee van het rationele kritische denken en het vrij onderzoek. Nogmaals echter: dat betekent niet dat die ideologieën een aanval op de Verlichting in haar geheel inhouden, het gaat enkel om deelaspecten, hoe belangrijk die ook mogen zijn. Tegelijkertijd betekent dat ook dat het weinig zin heeft dergelijke ideologieën in hun geheel af te wijzen of gevaarlijk te vinden: het is veel zinniger deelaspecten kritisch-rationeel te bediscussiëren en eventueel af te wijzen dan een ideologie in haar geheel. Ideologieën zijn immers geen wiskundige systemen, die volstrekt logisch aan mekaar hangen, zodat een wijziging of verandering van één element alle andere elementen zou moeten veranderen. Dat verklaart ook waarom doorheen de geschiedenis ideologieën heel sterk kunnen wijzigen, terwijl ze toch met reden dezelfde naam blijven houden. Zo kunnen mensen heden zich nog altijd christen of katholiek noemen, zonder dat ze ketters willen verbranden, op kruistocht gaan of de evolutietheorie veroordelen; of kunnen mensen nog steeds marxist zijn zonder een dictatuur van het proletariaat te wensen; of kan men zich als kind van de Verlichting beschouwen zonder enig vooruitgangsgeloof aan te hangen. Op dezelfde manier kan iemand zich oprecht moslim noemen, de evolutietheorie afwijzen én een uitmuntend bioloog of arts en betrouwbare burger zijn.

Misleidende framing

Problematisch is dat de traumatiserende gebeurtenissen in New York, Parijs en Brussel een visie op de islam voeden die de islam zien als één monolithisch geheel dat volledig anti-Verlichting is. Het lijkt mij te veel eer zoveel doelgerichtheid en bevlogenheid toe te schrijven aan IS en consoorten. Zij richten zich niet tegen de Verlichting maar tegen alles en iedereen die ze niet als lid van hun eigen groep beschouwen. Hun terreur treft niet enkel het Westen maar evenzeer en zelfs nog meer geloofsgenoten uit de eigen nabije omgeving. Voor de terroristen zijn er immers maar twee soorten mensen: zijzelf en de vijanden, met een heel reële dreiging en heel reële slachtoffers tot gevolg.

In die zin moeten we voorzichtig zijn met de omschrijving van de dodelijke raid op Charlie Hebdo als een aanval op de vrije meningsuiting. Natuurlijk is het juist dat die moordpartij plaatsgreep omdat dit blad zaken publiceerde die de terroristen of hun opdrachtgevers niet zinden. In elk geval was dat de reden die ze zelf gaven. Echter, hoe spectaculair ook, behalve in gewelddadigheid overstijgt dat niet het niveau van de gewelddadige reactie van iemand die zich beledigd voelt door wat een ander zegt of schrijft. Het idee dat deze terroristen daarmee de Franse regering of de Franse bevolking, gelovige moslims incluis, ertoe zouden hebben willen bewegen de persvrijheid te beteugelen, is absurd. Als het al niet om blinde terreur ging, is het zonder meer een wraakactie. Dat verheffen tot een aanval op de Verlichtingsprincipes is werkelijk te veel eer. A fortiori geldt die redenering voor alle andere terreurdaden: ze zaaien dood en vernieling, ontwrichten tijdelijk het openbare leven maar blijven acties van buiten uit. Zij tasten het denken of de overtuigingen van de doelwitten niet aan, ze willen dat ook niet en kunnen dat ook niet.

Hoewel, misschien is dat laatste te optimistisch. Het gevaar bestaat immers dat we juist met hun “analyse” instemmen door een “wij” uit te vinden dat gekenmerkt wordt door de ondubbelzinnige verknochtheid aan de Verlichtingsprincipes. Intussen zien we dat er inderdaad een tendens in de samenleving is ontstaan van mensen die zichzelf beschouwen als het verlichte heir dat immer pal staat om in naam van de Verlichting elke vorm van obscurantisme te ontmaskeren en te bestrijden.  Daarbij gaat men graag uit van het beeld van het verlichte Westen dat voor andere culturen een lichtend voorbeeld hoort te zijn. Verlichting verschijnt er als een haast exclusief westers fenomeen of westerse uitvinding, die universeel moet worden verspreid of hier moet worden behouden. Maar is het werkelijk evident dat ‘onze’ westerse cultuur zo verlicht is? En daarmee gepaard: is de Verlichting te begrijpen als een verworvenheid, die dan tegen aanvallen van buitenaf moet worden verdedigd?

Het verlichte Westen

Als we even aannemen dat Verlichting typisch westers is, dan nog kunnen we onze ogen niet sluiten voor het feit dat ook in dat Westen heel wat gedragingen, opinies, leefwijzen, daden recent voorkwamen en nog voorkomen, die we zeer bezwaarlijk als toonbeelden van de hierboven genoemde bedreigde waarden van de Verlichting kunnen voorstellen.

Tenzij we de Verlichting pas laten beginnen in de latere jaren 60 van de vorige eeuw, kunnen we niet om de westerse kolonisatie heen, die zichzelf liefst interpreteerde als het brengen van onze bevrijdende en verlichte beschaving naar andere volkeren. Wellicht willen we nu wel toegeven dat dat een heel eufemistisch voorstelling van zaken was, zo niet een grove leugen om uitbuiting, onderwerping, mensenrechtenschendingen en pure wreedheid met de mantel der liefde te bedekken. Toch greep dat allemaal plaats gedurende eeuwen Verlichting. Zelfs nadat we noodgedwongen onze greep moesten lossen, bleef het nog jaren duren voor in onze verlichte geschiedschrijving enige plaats werd voorzien voor deze duistere kant van onze werkelijkheid. En grepen de eerste en tweede wereldoorlog ook niet plaats in het verlichte Europa? En stapten tijdens die tweede wereldoorlog geen significante delen van de bevolking mee in de collaboratie en het antisemitisme? Valt de realiteit van het leninisme, stalinisme en sovjetcommunisme volledig buiten het verlichte Europa? Vonden nazisme, reëel communisme, Pinochet, Mao geen steun bij voorname Europese verlichte intellectuelen? Natuurlijk betekent dat helemaal niet dat de Verlichting de schuld moet krijgen van deze gruwel. Wel toont het duidelijk dat het ferm overtrokken is de moderne Europese beschaving als eenduidig verlicht voor te stellen. Daarnaast tonen Irak, Srebrenica, Guantanamo, de toestanden in vluchtelingenkampen binnen Europa, onze houding tegenover kinderen van “onze” Syriëstrijders dat we dat alles ook vandaag nog niet al te lichtvaardig als “verleden tijd” kunnen wegzetten.

Is het verder ook niet ironisch dat in ons verlicht land, waar de gelijkheid van man en vrouw als een paal boven water staat en als doorslaggevend argument tegenover andere bij voorkeur islamitische culturen wordt bovengehaald, tot onlangs nog nooit een vrouwelijke premier of vrouwelijk staatshoofd had gekend? Pakistan en Bangladesh scoren op dat punt beter. Ook in de praktijk blijken nog niet alle mannen hier overtuigd van de gelijkheid van man en vrouw, tenzij #metoo een puur verzinsel is of huiselijk geweld niet bestaat. En ja, ook in België is het mogelijk dat je vrijgesproken wordt als je je echtgenote wegens overspel vermoordt – voor andere culturen zouden we dat betitelen als goedkeuring van eremoord.

Ook wat de vrijemeningsuiting betreft is niet alles koek en ei. Hoewel de wet die garandeert, spelen wel degelijk andere mechanismen. Unia ontsloeg Rachida Lamrabet niet omwille van beroepsfouten, maar enkel omdat ze in het openbaar de wet op het boerkaverbod bekritiseerde; de zangeres van Urban Trad mocht in 2003 niet deelnemen aan het Eurovisiesongfestival omwille van vermeende extreemrechtse sympathieën uit het verleden; de voorzitter van de islampartij werd in 2018 als buschauffeur ontslagen, niet omdat hij zijn werk niet goed deed maar wel omdat hij voorstander was van de sharia en scheiding van geslachten op de bus. Je kan het met elk van die meningen oneens zijn maar het strookt in geen geval met het heilige principe van de vrije meningsuiting dat iemand enkel en alleen om die mening kan worden ontslagen! Toegegeven, dat betekent niet dat de wet de vrije meningsuiting opheft, maar toch dat hij niet voldoende in staat is ze te beschermen. Die verwijzing naar de wet is inderdaad zeer zinvol: het verlicht karakter van een samenleving valt immers niet af te meten aan irrationele reacties van een aantal mensen op een bepaald moment. De meest tastbare maatstaf voor het verlicht karakter van een samenleving ligt in de politieke vormgeving eraan. Een bedreiging van de Verlichting is dus pas reëel als de politieke vormgeving ervan bedreigd wordt, niet als een aantal mensen in de samenleving er meningen op na houden die we weinig verlicht noemen.

Verlichting als cultureel bepaalde of universele essentie

Mijn benadering tot hiertoe ging nog stilzwijgend mee in de visie op de Verlichting als een feitelijke realiteit, een verworvenheid van onze Vlaamse of westerse samenleving. Die verworvenheid zou erin bestaan dat bepaalde waarden diep in onze cultuur zijn ingebakken, dat we met zijn allen overtuigde aanhangers zijn van de gelijkheid van man en vrouw, van de onvervreemdbare rechten van elk mens, van de scheiding van kerk en staat. Wie daarop een uitzondering vormt, leunt aan bij criminaliteit of is minstens immoreel, heeft een verziekte geest of gebrek aan scholing. Hij plaatst zich zo buiten onze “leitkultur”. Die term “leitkultur” is overigens problematisch: hij stelt de Verlichting voor als cultuur en dus als iets historisch-toevalligs, niet universeels, dat daarom door de aanwezigheid van andere culturen bedreigd zou zijn. Een vorm van relativisme is hier niet ver weg: we zijn wat we zijn omdat we het zijn en we moeten zo blijven omdat we nu een keer zo waren. Dat maakt het mogelijk dat een gerenommeerd Vlaams politicus net de mensenrechten kon inroepen om een zeer streng migratiebeleid te bepleiten[2]. Het argument was dat alleen de natiestaat de mensenrechten kan afdwingen, weliswaar enkel voor de eigen burgers. Stilzwijgend worden mensenrechten zo geïdentificeerd met feitelijke burgerrechten en verliest de Verlichtingsidee van de mensenrechten zijn kritisch potentieel tegenover elk feitelijk positief recht. In dezelfde lijn poneert een ander politicus[3] met enige bekendheid dan ook zonder meer dat de rechten van de mens niet universeel zijn en bestempelt het bestaan van een internationaal strafhof of erkenning van internationale vrouwenrechten als welhaast neokoloniaal denken.

Merkwaardig genoeg vinden we naast deze relativistische of culturalistische duiding van de Verlichting ook een absolutistische: de Verlichting is weliswaar in het Westen ontstaan, maar vertegenwoordigt niettemin een universele waarheid en moet dus de hele wereld veroveren. Verlichting wordt er vrij letterlijk opgevat: we evolueren van duistere tijden naar meer verlichte tijden, waarin we niet langer beheerst worden door fantasieën, verbeelding, religie. In de privésfeer kunnen die nog een plaats hebben, maar ons maatschappelijk bestel moet puur door waarheid geregeerd worden en die waarheid is in principe wetenschappelijk.  Wij in het Westen zijn overigens al een heel eind gevorderd op de weg naar die wereld, die volkomen rationeel zal worden ingericht, op basis van zuivere wetenschappelijkheid. Het gevolg is dat we sommige andere culturen simpelweg als achterlijk kunnen beschouwen. In het tv-programma “Reyers laat” van 06.05.2010 stelde professor Vermeersch dan ook heel duidelijk: ‘Wanneer ik nu zeg dat in de islamlanden maar twintig procent of minder de evolutietheorie aanneemt, dan mag ik toch ook zeggen dat die … achterlijk zijn?’ Het is een vrij verspreide opvatting dat Verlichting en religie strijdig zijn, omdat religie niet waar is. Zo stelt Vermeersch eveneens dat  het positief is dat in het Westen het traditionele godsgeloof bij de meeste mensen verdwenen is, omdat dat meer overeenkomt met de waarheid.[4] Het komt erop aan iedereen van die waarheid te overtuigen, zij het door een bewijs te leveren dat God niet bestaat, of door vanuit de overheid begeleiding te voorzien voor mensen die hun geloof willen verlaten en openlijk kiezen voor een seculiere levensstijl, zoals Zuhal Demir voorstelt in een Facebookbericht van 30.03.2019.

We hebben dus te doen met twee tegengestelde visies op de Verlichting: de ene ziet Verlichting als iets typisch voor onze cultuur, dus cultureel-historisch beperkt, de andere ziet in de Verlichting een universele waarheid opdoemen die voor alle volkeren geldt. Ondanks dat verschil, is er echter ook een duidelijke gelijkenis. In beide gevallen verschijnt de Verlichting als een waarheid, historisch-cultureel of universeel, maar in elk geval een vaste waarheid die een bepaalde levenswijze met vaststaande waarden omschrijft. Die waarden hebben we, maar ze zijn bedreigd door andere vaste leef- en waardensystemen die er als geheel niet mee te verzoenen zijn.

Verlichting als voortdurende activiteit

Een heel algemene kritiek hierop is natuurlijk dat historische en culturele fenomenen niet op een dergelijke essentialistische manier te vatten zijn. Negentiende-eeuwse liberalen zijn niet de liberalen uit de twintigste eeuw, middeleeuwse westerlingen zijn niet dezelfde als die uit de renaissance, noch uit de moderne tijd. Op dezelfde manier slaat het woord ‘Vlaming’ niet alleen doorheen de tijd maar ook heden op inhoudelijk totaal verschillende mensen. Onder de gelijkblijvende vlag verandert de lading. Hoewel die vlag belangrijk is en niet totaal willekeurig, moet het duidelijk zijn dat ze toch veranderende inhouden dekt.  Meer bepaald in verband met de Verlichting betekent dat dat er van Verlichtingswaarden geen sprake kan zijn, maar alleen van een formeel principe.

Hier is een fundamentele tekst voor de Verlichting verhelderend. Immanuel Kant publiceerde in de Berlinische Monatsschrift van december 1784 de intussen beroemd geworden tekst ‘Was ist Aufklärung?’[5] Voor iedereen die meent dat de “waarden” van de Verlichting heden bedreigd worden, is dit een aanrader.

Opvallend is dat in die tekst het woord “waarde” in de betekenis van “waarden van de Verlichting die wij zouden moeten verdedigen” helemaal niet voorkomt[6]. Kant definieert Verlichting als ‘het uittreden van de mens uit zijn onmondigheid waaraan hij zelf schuldig is’. Die onmondigheid bestaat erin zijn denken door anderen te laten leiden. Schuldig daaraan is men als de oorzaak daarvan niet een gebrek aan verstand is, maar zwakheid en lafheid om op eigen benen te staan. Het motto van de Verlichting is voor Kant dus ‘Sapere aude! Heb de moed je eigen verstand te gebruiken!’ Voor Kant gaat de Verlichting dus heel zeker niet over waarden die moeten worden verdedigd, maar over het recht, de mogelijkheid, de waardigheid en de verantwoordelijkheid om zelf te denken. Als hij reglementen en kant en klare formules[7] de kluisters van het denken noemt, dan betekent dat dat in principe alles kritiseerbaar is. De Verlichting stelt denken centraal en daarom kan ze op geen enkele manier een verdediger van de traditie omwille van de traditie zijn. De Verlichting is nauwelijks een traditie te noemen: ze stelt immers geen enkele gedachte als definitief verworven en door te geven voor. In die zin is de term “Verlichtingsideeën” een misleidende term. De Verlichting staat voor kritisch onderzoek van ideeën. En kritisch onderzoek, in de woorden van Hannah Arendt[8], gaat altijd door een fase waarin het minstens hypothetisch algemeen aanvaarde opvattingen en waarden negeert, door te onderzoeken welke veronderstellingen en conclusies ermee gepaard gaan. Denken is daarom voor alle overtuigingen even gevaarlijk en brengt op zichzelf geen enkele overtuiging voort. Dat ruikt naar nihilisme, maar, zegt Arendt, dat nihilisme is niet het gevolg van het denken, maar wel van het verlangen om resultaten te bekomen die verder denken overbodig maken. Omdat dergelijke definitieve waarheid onmogelijk blijkt, trekt dat gefrustreerde verlangen dan de conclusie dat niets waar is en dus om het even wat waar is. Bij onze verdedigers van de Verlichting vinden we hetzelfde terug: de “waarden van de Verlichting” zijn definitief en vragen geen verder denken, alleen maar verdere uitwerking en verspreiding – of de waarden van de Verlichting zijn onze waarden omdat ze de onze zijn en verdragen het niet ondervraagd te worden door mensen die niet in de geijkte formules zelf denken. Voor Kant was de Verlichting allesbehalve een definitieve waarheid of verworvenheid, hij definieert ze immers als een uittreden uit de onmondigheid, dus een activiteit of een proces dat aan de gang is. Denken is echt wel iets anders dan ‘verworven’ kennis als onomstotelijk aanvaarden.

Kant weet natuurlijk ook dat dergelijke vrijheid maatschappelijk gegarandeerd moet worden, zonder dat daarom elke ordening, elk contract op ieder moment onmogelijk wordt omdat iedereen naar eigen overtuiging zou mogen handelen. Daarom maakt hij een onderscheid tussen privaat en publiek gebruik van het denken. Privaat betekent dat je als werknemer of vertegenwoordiger van een organisatie (bv. als priester of als ambtenaar) in je functie moet spreken binnen de “waarheid” van die organisatie. Als je echter deelneemt aan de intellectuele openbare discussie, heb je het recht om anders te denken. Wat Rachida Lamrabet overkwam, zou in de ogen van Kant dus geen genade hebben gevonden.

Verder is voor Kant de vrijheid van spreken en denken quasi onbeperkt, zolang men maar handelt binnen de wet. Tot tweemaal toe citeert hij met instemming een uitspraak van Frederik de Grote: ‘Redeneer zoveel je wil en waarover je wil, als je maar gehoorzaamt.’ Verlichting bestaat dus in de eerste plaats in de garantie dat de wet de vrije openbare discussie niet verhindert, garandeert dat iedereen ongeacht geslacht, afkomst, rang of stand vrijuit kan deelnemen aan het maatschappelijk debat. Wie dus stelt dat de Verlichting heden bedreigd wordt, zou moeten aantonen dat er van regeringswege of vanuit politieke hoek reële dreiging is om de vrijemeningsuiting aan banden te leggen. Uitspraken over seksuele voorkeuren, transgenders, de positie van man en vrouw, doodstraf, voorbehoedsmiddelen, het in zee gooien van flitspalen… zullen bij een groot deel van de Belgische bevolking wellicht overkomen als uit de tijd, kwetsend, dwaas en zelfs ronduit barbaars, zo hoop ik toch, maar ze vormen als uitspraken op zich geen bedreiging voor de Verlichting. Alleen een wettelijk verbod op spreken is strijdig met de Verlichting. Zelfs uitspraken die stellen dat we de mensenrechten moeten beperken tot ons eigen volk, zijn wettelijk toegelaten. Daarom ook moeten we het woord “gedachtepolitie” niet lichtvaardig gebruiken: vooralsnog is mij niet bekend dat in ons land mensen door de overheid worden opgespoord, vervolgd en bestraft omdat ze een bepaalde mening uitten.

Omdat de Verlichting in principe niet staat voor het hebben van welbepaalde verworvenheden en ideeën is het verder ook duidelijk dat die Verlichting niet identiek is met atheïsme, laïciteit of  ongeloof. In elk geval kunnen volgens de tekst van Kant gelovigen wel discussiëren over hun geloof of over geloof zonder meer. Alleen gezag dat bepaalt wat men mag denken en dat een opvatting niet ter discussie mag worden gesteld, gaat in tegen Verlichting. In die zin is de suggestie dat Verlichting en wetenschap zonder meer samenvallen een brug te ver. Verlichting staat niet voor een nieuw “Roma locuta, causa finita”, dat nu zou liggen bij het onfeilbaar gerechtshof van de wetenschap.  Dit is uiteraard geen pleidooi tegen wetenschap: het gaat er enkel om dat waarheid niet tot wetenschappelijkheid beperkt is, dat ook wetenschappelijke waarheden kunnen veranderen, dat wetenschap niet de nieuwe religie moet worden. Je hoeft de evolutietheorie niet te verwerpen om haar toch niet het quasi alles verklarende vermogen toe te schrijven dat ze in bepaalde kringen lijkt te hebben. Evenmin is het aanhangen ervan een criterium van Verlichting.

De verhouding van de Verlichting tot religie is dus niet die van pure afwijzing en bestrijding, maar wel dat elke religieus geïnspireerde uitspraak die aanspraak maakt op publieke geldigheid, kritiseerbaar moet zijn. Vandaar ook de scheiding tussen religie en staat: ze houdt in dat de staat niet kan steunen op religieus gezag en neutraal is tegenover elke al dan niet religieuze overtuiging. De scheiding tussen kerk en staat is dus eerst en vooral een bescherming voor de burger, die niet mag worden beoordeeld op basis van zijn (geloofs)overtuiging, zolang zijn gedrag strookt met de wet. Hij stelt op dat vlak dus geen eisen aan de burger maar garandeert strikte neutraliteit. In het hoofddoekendebat wordt dat juist omgekeerd: men eist neutraliteit van de burger om recht te hebben op onderwijs of op een job. Ook het bericht dat mensen de wet van hun god stellen boven de wet van de staat is niet strijdig met de Verlichting, zolang die mensen zich aan de wet houden. Bovendien: hoe raar het ook mag lijken in deze context te verwijzen naar abortus en euthanasie, de verandering in wetgeving zou niet mogelijk zijn geweest indien een aantal mensen niet gemeend had dat de wet van hun eigen overtuiging boven de tot dan toe geldende wet van de staat stond.

Besluit

De angst voor de bedreiging van de Verlichting blijkt een slechte raadgever te zijn. De verdedigers van de Verlichting verdedigen een status quo, die zij als verlicht definiëren. Daarmee gaan ze in tegen Kants idee van Verlichting als voortgaand proces, als de plicht om vrij te denken, los van ‘Satzungen und Formeln’. Terwijl de enige verdediging van de Verlichting kan bestaan in ze verder te zetten door zelf te denken en dus de discussie aan te gaan, beperken zij zich vanuit het grote eigen gelijk grotendeels tot de aanval op en a priori veroordeling van mensen die op bepaalde vlakken anders denken. Doornaerts[9] platte verdediging van polarisering, die groepen tegenover mekaar zet als compleet andersdenkende vijanden die met mekaar niet kunnen spreken, is daarvoor illustratief.  Die aanval is echter een slechte verdediging omdat ze de Verlichting tot stilstand brengt door ze als verworven te beschouwen. Alleen de openbare discussie kan aanzetten tot “zelf denken”.

 

[1] De Standaard 14.12.2018 Assita Kanko wordt kopstuk voor de N-VA

[2] Bart De Wever, Links moet kiezen tussen open grenzen en een goed werkende sociale zekerheid, in: De Morgen 24.01.2018

[3] Interview met Peter De Roover, Knack, 09.01.2019

[4] https://doorbraak.be/etienne-vermeersch-men-schijnt-onvoldoende-te-beseffen-wat-er-op-ons-afkomt/ ‘het echte traditionele godsgeloof is bij de meeste mensen verdwenen… Alles wat beter overeenkomt met de waarheid is natuurlijk positief.’

[5] Nederlandse vertaling: Immanuel Kant, Wat is Verlichting? Kampen, Kok, 1988.

[6] Eén keer valt de term waarde, in de zinsnede ‘de waarde en de opdracht van de mens zelf te denken’. Het woord wijst daar niet op een na te streven waarde, maar op de fundamentele menselijke waardigheid.

[7] ‚Satzungen und Formeln…sind die Fußschellen einer immerwährenden Unmündigkeit.‘

[8] Hannah Arendt, The Life of the Mind, Harvest, Harcourt Brace, San Diego – New York – London, 1981, One, p.176

[9] Mia Doornaert: ‘Rond elk debat hangt vandaag de giftige stofwolk van sociale media’ in Knack, 08/03/19