Een dialoog van oorzaken zonder oplossingen

Sus van Elzen*

 

Het nieuwe boek van Ludo Abicht en André Gantman, Israël/Palestina – Tweespraak over oorzaken en oplossingen, is opgebouwd uit dialogen, gemodereerd door Tom De Smet. Het probeert het Israëlisch-Arabisch of Joods-Palestijns conflict te overzien vanaf het begin, zegge 1894, de Dreyfus-kwestie, toen Theodore Herzl Der Judenstaat schreef en begon met zionisme, tot het einde, in de verre toekomst.

Dat was zeker de bedoeling, maar in feite beginnen de twee heren al bij de Bijbel, en raken daar eigenlijk niet meer uit los. Na de Bijbel komen de diaspora van het Joodse volk, het christendom, de lange geschiedenis van golven van antisemitisme in Europa en elders, en uiteindelijk het zionisme dat, na de Shoah in de Tweede Wereldoorlog, naar Israël leidt. Met de staat Israël, ‘de Jodenstaat’ van Herzl of ten minste ongeveer, ontstaat het nieuwe probleem: het conflict met de oorspronkelijke bewoners van het land, de Palestijnen of Arabieren. Het Israëlisch-Arabische conflict dat we denken te kennen.

Professor Ludo Abicht (*1936), schrijver, filosoof en sinds decennia begaan met de problematiek, publiceerde met de regelmaat van de klok artikelen en boeken over het Israëlisch-Palestijns conflict, over Joodse cultuur en geschiedenis, over antisemitisme. Talloze malen bezocht hij  Palestina, Israël en meer in het Midden-Oosten, en blijft dat jaarlijks herhalen. Hij heeft er een gedegen zij het gematigd pro-Palestijns standpunt, en een dito reputatie aan overgehouden

André Gantman (*1950) is advocaat en politicus. Hij schreef als vrijzinnige Jood boeken over Jood-zijn en antisemitisme. Hij is in dit boek zoals elders pleitbezorger van Israël en het zionisme. Hij is, naar eigen zeggen, nog nooit in Palestina geweest.

Israël/Palestina – Tweespraak over oorzaken en oplossingen is een veel te volledig boek. Het bestrijkt een overvloed van onderwerpen waarvan, uiteraard door plaatsgebrek, er geen enkel op een ernstige manier is uitgewerkt. Wie bij Abraham begint houdt onmogelijk op het einde voldoende plaats over voor de zogenaamde ‘Abraham akkoorden’ die heden ten dage een ‘nieuwe fase’ van het conflict zouden inluiden, en voor welke belangen daar achter schuil gaan.

Maar er is meer. Door bij de Bijbel te beginnen, bij Abraham zelf of bij de drie zonen van Noach, zoals Joden en Palestijnen herhaaldelijk doen – wat ik tijdens een recent bezoek aan het land nog eens kon vaststellen – dwingt men het verhaal in een Joodse, zionistische denkwijze. Het is immers Israël, het zijn haar zionistische ideologen die de Joodse Bijbel gebruiken als geschiedenisboek, kadaster en eigendomsakte en daaruit het alleenrecht van het Joodse volk op Juda en Samaria afleiden.

Als men dit eenmaal aanvaardt, zit men vast in de officieel Joodse zienswijze op de geschiedenis en wordt het moeilijk zich in te beelden dat er andere zienswijzen kunnen bestaan, volledig ingesponnen als men is in de religieuze of pseudo-historische denkpatronen van de Westerse, zogenaamd judeo-christelijke denkwereld. Een half traditioneel religieuze benadering vervangt dan de politieke reflectie die het probleem rationeel tracht op te lossen.

De inleidende hoofdstukken over de Bijbel, het monotheïsme, de christelijke middeleeuwen met hun bagage van christelijke Jodenhaat, het opkomende antisemitisme, zou je een beetje encyclopedisch kunnen noemen. Het zijn achtergrondcommentaren met wetenswaardigheden erin, meest over de wederwaardigheden van het Joodse volk, waarin de verhaallijn van het boek wordt vastgezet. Die verhaallijn is de Joodse geschiedenis van diaspora, vervolging, verbanning en pogroms van de vroege middeleeuwen tot heden, antisemitisme, Shoah, Israël.

Abicht, die een bruggenbouwer is, heeft allicht de dialoog met Gantman aangevat – en herhaald, want dit is een tweede versie van het boek –, niet om tot een akkoord te komen, maar meer om een platform te vinden, een manier van spreken die voor beide kanten aanvaardbaar is en waarmee kan worden voortgewerkt. Dat is een heikele, gevaarlijke onderneming, omdat het pad daarheen vol ligt met valkuilen en wolfijzers. Wellicht om het begaanbaar te maken heeft Abicht veel toegevingen gedaan aan Palestijnse kant, terwijl André Gantman elke gelegenheid aangrijpt om, als in een heus televisiedebat, met snelle opmerkingen en soms uit de lucht gegrepen aantijgingen uit het zionistisch propaganda-arsenaal, de discussie naar zijn eigen zienswijze te trekken. De twee werkwijzen kunnen in een televisiedebat legitiem zijn, maar blijken in een boek als het gaat tussen macht en toegeeflijkheid, duidelijk ongelijkwaardig.

Zo hebben we nog eens recht op het verhaal over de moefti van Jeruzalem, Mohammed Amin al-Hoesseini, een soort geestelijke leider die zich, in de jaren 1936-’39 tijdens de grote Arabische opstand en algemene staking – tegen de Britse koloniale macht –, als enige politieke leiding van de nauwelijks georganiseerde Palestijnen opwierp en hun beweging aanzienlijke schade bezorgde. Deze Hoesseini sloot zich aan bij Hitler – de vijanden van mijn vijanden zijn mijn vrienden – en doet sindsdien dienst als symbool en illustratie van ‘het Palestijns antisemitisme’. Dat de moefti als bendeleider niet veel zaaks was en in de Palestijnse geschiedenis hooguit als mini-voetnoot zal voorkomen, kan het politieke voordeel van de zaak niet annuleren voor wie het weet te gebruiken. Dat werd nog eens bewezen door de Israëlische premier Benjamin Netanyahu die de moefti ervan beschuldigde de aanstichter van de holocaust te zijn geweest. (Wat hij dus niet kàn zijn geweest.)

Ludo Abicht laat Gantman, die indruk krijg je in het boek, maar doorpraten over de moefti, en voert aan dat de situatie in die jaren uiterst complex was omdat alle landen en partijen hun eigen politiek hadden naar het naziregime en inzake het Joodse probleem – ook de zionisten. Die ingewikkelde toestand dan, wordt opgevoerd maar, ten dele zeker uit plaatsgebrek maar vast ook omdat een akkoord hierover ver te zoeken was, niet genoeg uitgediept om voor de lezer verstaanbaar te worden. Het resultaat is dat André Gantman en de moefti hun slag thuishalen. De legende blijft bruikbaar, we blijven in het zionistisch narratief.

Anderzijds, als men dan punten zou willen geven, blijkt André Gantman minder elegant als het over het Palestijns vluchtelingenprobleem gaat. Tijdens de Nakba, de verdrijving van de Palestijnse bevolking in de Israëlische onafhankelijkheidsoorlog van 1948, werden rond 750.000 Palestijnen uit het land verjaagd – waarschijnlijk meer – en nooit meer toegelaten. Hun door de Verenigde Naties erkende recht op terugkeer is een van de moeilijke problemen om tot een regeling van het conflict te komen. Abicht haalt het boek van de ‘nieuwe historicus’ Benny Morris hierover aan, waarin Morris de feiten en de cijfers bevestigt – en eraan toevoegt dat Ben Gurion, de toenmalige Israëlische leider, àlle Palestijnen had moeten verjagen. Gantman wil niet toegeven dat die Palestijnen zijn verdreven, en grijpt terug op enkele, door Israëlische historici weerlegde, oude zionistische argumenten om de grond van de zaak te ontkennen.

Men kan zo voortdoen. De twee heren gaan de hele, bloedige, geschiedenis langs via de oorlog van 1967 langs de opkomst van de fedayingroepen en Yasser Arafat die de PLO tot een politieke speler maakte, Zwarte September en de vlucht van de PLO naar Libanon, de Libanon-oorlog van Ariël Sharon (niet van Menachem Begin, die was maar premier, en vertrouwde zijn minister van Oorlog Sharon tot het te laat was) in 1982, en dan de PLO in Tunis, naar de noodlottige Golfoorlog waar de Palestijnen in het verkeerde kamp terecht kwamen door te dicht bij Saddam Hoessein te blijven aanschurken.

De geschiedenis zit vol dubbelzinnigheden, en verborgen details aan beide kanten die beslissingen begrijpelijker zouden maken maar ook veel ingewikkelder en langer om uit te leggen. Nu, door in een versneld relaas hoogtepunten aan te toetsen en nergens voldoende op in te gaan, gaat de deur open voor misvormingen, overdrijvingen en handig uitkomende vergeetachtigheid die hoe dan ook alleen de algemeen heersende, meest verspreide versies van de zaak in de hand werken, en dat zijn bijna altijd de zionistische.

De Oslo-akkoorden van 1993, die nog altijd onderwerp van discussie zijn in Palestina – Was het een uitverkoop door Arafat? Was het een beperkte maar reële kans op een regeling van het conflict? – leidden tot de huidige toestand waarin de Palestijnse Autoriteit in naam van de PLO in ‘beperkte autonomie’ delen van de Bezette Palestijnse Gebieden beheert, boze tongen zeggen: als onderaannemer van Israël, de bezettende macht. Het is te ingewikkeld maar dit kan men er wel van zeggen: tot aan de moord op de Israëlische premier Yitzak Rabin, die aan ernstige onderhandelingen met Arafat bezig was, leek het mogelijk om tot een begin van evolutie naar de twee staten regeling te komen die zogenaamd nog steeds op tafel ligt. Na de moord op Rabin werd die mogelijkheid geliquideerd door de opeenvolgende regeringen van Israël, die de toepassing van de akkoorden ging saboteren, op de lange baan schuiven, of weigeren, en de bezette gebieden ging volbouwen met Joodse kolonies, nu al ongeveer een miljoen settlers. Daarmee geraakte de toch al zwakke en incompetente Palestijnse Autoriteit steeds meer in de verdrukking, wat tot de opkomst van Hamas leidde en de huidige situatie.

Het verhaal is op zich triest genoeg, en Abicht komt rond uit voor de tekortkomingen van de PA, van de leidende Fatah-organisatie en de PLO die haast irrelevant is geworden. André Gantman van zijn kant gaat hier totaal op in de logica van het televisiedebat, en wil herhaaldelijk scoren met de ‘talloze miljoenen’ die Arafat en de PA van internationale donoren zouden gekregen hebben als hulp voor de opbouw van het land, en die spoorloos zouden zijn verdwenen. Abicht herinnert er dan aan dat er heel wat gebouwd is in de Westoever en Gaza, maar Gantman lijkt dat weg te wuiven. Hij rept er daarbij niet over dat Israël de gewoonte heeft de Palestijnse nieuwbouw en installaties die – inderdaad – met internationale hulp gebouwd werden, met de grond gelijk te bombarderen.

Het debat gaat nog verder, het Israëlische argument van  Palestijns terrorisme waar het zich tegen moet verdedigen, tegen het Palestijns argument dat een bezet volk het recht heeft zijn bezetters te bestrijden, de Israëlische gewoonte om onevenredige veel geweld te gebruiken, zodat een ratio ontstaat van tien dode Palestijnen voor één dode Israëli. De onmacht van de eerlijke redelijkheid van Abicht tegenover de logica van macht van Gantman… Waar was het hen om begonnen? Een platform vinden waarop men verder kon praten? Dat zal dan voor een ander boek zijn, dat uit de klassieke narratieven en de tv-debatten à la Fox News wegraakt.

 

 

Ludo Abicht    en André Gantman, Israël/Palestina. Tweespraak over oorzaken en oplossingen, Ertsberg, Antwerpen, 256 blz., ISBN: 9789464369908, € 24,50

 

 

Sus Van Elzen (01945 Berchem, Antwerpen) studeerde Letteren en Wijsbegeerte, en Germaanse Filologie aan de UGent. Vanaf september 1973 was hij werkzaam als full time journalist bij Knack, vanaf 1979 verantwoordelijk voor de internationale rubriek. Hij schreef twee boeken over het Israëlisch-Palestijns conflict: Zand erover (over het vredesproces) en De zigzagmuur: Israël en Palestina tussen twee staten.

 

De eeuwige actualiteit van het verleden: Het Adrianus-dossier
De Griekse voorvaders van de Verlichting
Jiddisch in Palestina
Een dialoog van oorzaken zonder oplossingen
Eenzaamheid, in steen gebeiteld
‘Que sais-je?’
De politiek van het minste kwaad
Verhalen van een oude trekkersschoen
Dekkerswald
Dromen over Anne Frank
In haar voetsporen
‘Hoop is al heel wat’
De Tuin Van Eeden
Is het leven alleen maar een spel?
Aan het werk
Lize Spit Boven
Iets over Japan
Eerlijk zeggen
Autobiografieën en katholieken
Van den Vos Reynaerde vertaald
Pro patria et patienti. De Nederlandse militaire geneeskunde
Machtig misbruik