Een hutspot van twijfelachtige kwaliteit: Poor things van Yorgos Lanthimos

Arthur Hendrikx*

 

Ik weet niet of Yorgos Lanthimos ooit de schaduw van zijn ambitie zal kunnen inhalen. Hij neemt veel hooi op zijn vork, maar ontbeert de spierkracht om die vork te torsen. Of nog: hij is net niet zo intelligent als hij zelf denkt te zijn, altijd een gevaarlijke hoedanigheid voor een kunstenaar, want dit leidt vaak tot werken die uitpuilen van branie, maar dat tikkeltje subtiliteit missen, het talent om te ordenen en te schrappen, om te weten waar een verhaal dient te beginnen en eindigen. Lanthimos wil een moderne Fellini zijn, een Buñuel, een Powell, en hij hééft ontegensprekelijk veel in z’n mars, maar van die statuur is hij hoegenaamd niet. Vandaar dat er altijd iets wringt bij zijn films, ook als ze geslaagd zijn (zoals The favourite): de kleren die de keizer zichzelf aanmeet, zitten hem iets te ruim.

Nochtans is er wel wat te loven in Poor things, een bewerking van de gelijknamige roman van Alasdair Gray, de stichtvader van de moderne Schotse literatuur die Lanthimos naar verluidt zijn zegen gaf voor hij het hoekje omging. Het verhaal gaat over Bella Baxter (Emma Stone), een monsterlijke creatie van een redelijk geschifte, duidelijk op Frankenstein gebaseerde wetenschapper: als een jonge, knappe en zwangere vrouw zelfmoord pleegt door van een brug te springen en Godwin Baxter (de wetenschapper, gespeeld door Willem Dafoe) haar lijk aantreft met een nog levende baby in haar buik, besluit hij de hersens van de foetus te transplanteren naar het hoofd van de moeder, om vervolgens haar ontwikkeling nauwgezet te noteren. Babyhersenen in het lichaam van een mooie jonge vrouw; in feite bevinden we ons op het terrein van Edward Scissorhands, waarbij een jeugdig, argeloos schepsel geleidelijk aan in contact komt met de realiteit en een vreemde fascinatie uitoefent op alle mensen die hem omringen.

Poor things is onder andere een parabel over mannelijk verlangen en vrouwelijke seksualiteit: elke man die Bella ziet, wordt onmiddellijk gegrepen door lust, ook al is het, zeker in de eerste helft van de film, duidelijk dat ze nog de geest van een peuter heeft en kleutertaal hanteert. Als Godwin (die door Bella ‘God’ wordt genoemd, één van de minder subtiele knipogen van de film) vroeg in de film zijn assistent Max McCandles (Ramy Youssef) vraagt Bella te trouwen, en Max even aarzelt, denk je als kijker dat hij zal weigeren vanwege haar geestelijke leeftijd, maar uiteindelijk stemt hij snel in en wordt die discrepantie niet erkend of aangeroerd. Kennelijk is het mooie, volwassen lichaam in de ogen van een man reden genoeg om alle mogelijke tegenwerpingen van tafel te vegen. Ook de fatterige, gewichtige advocaat en charmeur Duncan Wedderburn (Mark Ruffalo) begint haar te bepotelen zodra hij haar ziet, en slaagt erin haar te overtuigen mee te gaan op ‘wereldreis’, omdat ze tot nu toe werd opgesloten door haar ‘vader’ Godwin.

Het middendeel van de film bestaat uit die reis, afwisselend langs steden als Lissabon, Alexandrië en Parijs en aan boord van een imposant schip. Het eerste en laatste kwart van de film spelen zich af in het huis van de krankzinnige wetenschapper Baxter – dat wil zeggen: iemand die de rede in zoverre op de spits drijft, dat hij niet inziet hoe krankzinnig hij is. Zijn vader (ook een wetenschapper) onderwierp zijn zoon aan de meest pijnlijke en vreselijke experimenten, ‘gewoon om te weten wat er zou gebeuren’, maar Baxter maalt hier niet om en roemt de nieuwsgierigheid van zijn verwekker, wat grappig contrasteert met de afschuw van de luisterende Max. Dafoe is voortreffelijk, zoals altijd, met zijn monsterlijke kop (hij moest vier uur per dag bij de grimeur zitten voor de littekens en de groteske kin) en archaïsch taalgebruik, dat hem zo goed afgaat dat je begint te vermoeden dat hij een tijdreiziger is. Het huis waarin hij woont en Bella gevangen houdt, tot hij haar toestaat met Wedderburn te vertrekken (omdat hij inziet dat hij haar niet meer in bedwang kan houden), is een indrukwekkend, smaakvol ingericht herenhuis, dat onder anderen bevolkt wordt door hybridische monsters (bijvoorbeeld een hond met eendenkop), allemaal het resultaat van de anatomische experimenten van de heer des huizes.

Alleen al de decors maken het de moeite waard de film op groot scherm te zien. We bevinden ons in een Victoriaans Londen dat nooit bestaan heeft, want de film valt onder het steampunk-genre, waarbij op stoomkracht gebaseerde technologie (al dan niet plausibel) naar de negentiende eeuw getransponeerd wordt; een vorm van science fiction, dus. Londen zelf krijgen we amper te zien, alleen vanuit de verte en in zwartwit, maar Lissabon, Alexandrië en Parijs en het schip zijn glorieuze creaties in kleur, bruisend en levendig en opnieuw hybridisch: met één been staan deze decors in de realiteit, met een ander been staan ze in de verbeelding – en dat tweede been weegt het zwaarste door. We zitten niet in de negentiende eeuw, maar in een andere werkelijkheid, die nergens anders dan in deze film bestaat, en zeer overtuigend is, niet gemaakt of gezocht. Dat is een grote prestatie; Lanthimos schaart zich met deze schepping-van-werelden in het gezelschap van illustere collega’s als Miyazaki, Wes Anderson, Tim Burton, Fellini (vooral de latere Fellini van Satyricon en Casanova), Terry Gilliam en Powell & Pressburger. Het okergeel van Alexandrië, de imponerende entreehal van het bordeel in Parijs, de dijk, de getrapte steegjes en de balkons van Lissabon: althans visueel heeft Poor things veel te bieden. De reden voor deze herschepping van de werkelijkheid moet in de film-als-parabel of als allegorie worden gezocht: Lanthimos probeert iets over de menselijke natuur te zeggen aan de hand van het tegelijk naïeve en opportunistische Bella-personage, een soort van meta-commentaar, een analyse van een diepere laag van onze verhoudingen ten opzichte van elkaar, en daartoe boetseert hij een achterdoek van de wereld als fantasmagorische essentie, als in een sprookje (of denk aan de stormachtige heide van King Lear). Parijs wordt min of meer herleid tot een besneeuwd plein plus het bordeel, Alexandrië bestaat uit een hoog, sjiek restaurant op een hoog niveau en op een lager niveau een groep (afgesloten van het hoger niveau) verpauperde verschoppelingen in mensonterende omstandigheden, Lissabon lijkt van een ansichtkaart gelicht. Ik zeg ‘herleid’, maar het is een reductie die in feite een sublimatie is.

Net als de steden kunnen de personages gelden als archetypes: Godwin Baxter is Frankenstein, de wetenschappelijke gek, Wedderburn is Don Juan, de warmbloedige vrouwenversierder, Max is de Goedzak, de enige die lief is voor Bella, een bedeesde, verlegen, vriendelijke man en dus de antipode van zowel Wedderburn als Alfie Blessington (Cristopher Abbott), de man die getrouwd was met Bella toen ze nog Victoria heette en haar eigen brein had en die in het laatste kwart van de film opdraaft om haar opnieuw op te eisen. Hij is de Grote Slechterik, de man-als-monster, verteerd door jaloezie en voornemens om Bella-Victoria te besnijden opdat ze ‘geen slaaf meer zou zijn van haar seksuele driften’. Zowel Baxter als Wedderburn en Blessington willen Bella opsluiten om haar voor zichzelf te houden en kunnen gelden als voorbeelden van het misogyn patriarchaat. Twee andere personages die Bella ontmoet op het schip, Harry (Jerrod Carmichael) en Martha (Hanna Schygulla), zijn dan weer voorbeelden van de Filosoof of de Denker; zij geven Bella romans en filosofische werken en verruimen zo haar horizon en haar woordenschat. In het Parijse bordeel, waar Bella gaat werken uit geldnood en om seksuele ervaringen op te doen, raakt Bella bevriend met Toinette (de beeldschone Suzy Bemba), die haar inwijdt in het socialisme; zij vertegenwoordigt het Politiek Geweten.

Als satire richt Poor things zijn pijlen vooral op het patriarchaat en het kapitalisme. Lanthimos toont de morele verdorvenheid van mannen aan in hun omgang met vrouwen tot wie ze zich aangetrokken voelen. Enerzijds wordt de vrouw gereduceerd tot object, anderzijds zijn de mannen bang dat andere mannen hun oog zouden laten vallen op hun vrouw-als-object en willen ze haar daarom opsluiten en voor zichzelf houden. De vleugels van de vrouw moeten gekortwiekt worden, omdat ze anders misschien tijdens haar ontdekkingsvluchten elders vertier vindt en niet meer terugkomt. De man is een seksistisch, laf, egoïstisch en onderdrukkend wezen.
En in Alexandrië ontwaakt bij het zien van de arme onderkant van de samenleving het politiek bewustzijn van Bella, wat in Parijs nog meer zal worden ontwikkeld door de voorlichting van de verlichte lichtekooi. Bella begrijpt niet dat er mensen hoog en droog zitten te genieten van een uitgebreide maaltijd terwijl er beneden, in het zicht, mensen liggen te sterven, en dus poogt ze onvervaard de spaarcenten van Wedderburn aan de armen over te dragen.

U ziet me misschien al aankomen, maar vergeef me als ik deze moraal enigszins simplistisch noem. Elke weldenkende mens is het eens met de vaststelling dat het onderdrukken en objectiveren van vrouwen niet deugt; iedereen weet intussen dat het laatkapitalisme voor een soms groteske ongelijkheid zorgt en dat er op dat vlak, ook in West-Europa, nog werk aan de winkel is. Lanthimos serveert maar een lauw soepje als maatschappijkritiek. Het doet wat naïef aan, wat pijnlijk contrasteert met de pose van wereldwijze ironie die Lanthimos aanneemt.

Maar sommige dingen die Bella vanuit haar bijzondere hoedanigheid ervaart of doorprikt zijn wel interessant, vooral in haar verhouding tot Wedderburn, die groots vertolkt wordt door Ruffalo. Het is of Ruffalo geboren is om een rokkenjagende, opsnijdende bon vivant te spelen, een sociaal vaardige losbol die zijn als advocaat verdiende geld over de balk smijt en ondanks zijn voorzichtig bollend vijftigersbuikje (hij draagt ook een soort van ondersteunende vest voor zijn rug, een sterk detail) nog steeds zonder problemen vrouwen om zijn vingers windt. Als Bella na hun eerste copulatiesessie opmerkt hoe geweldig het was en zich afvraagt waarom mensen niet gewoon de hele tijd copuleren, merkt hij op dat ze ook wel door ’s werelds meest vaardige minnaar bemind is geweest en het dus niet representatief was – bovendien hebben mannen door hun biologie tijd nodig voor ze er weer aan kunnen beginnen. Dit is een geestige scène, en de erg expliciete seks is overtuigend in beeld gebracht, net als de vele korte seksscènes in het bordeel, die rauw en realistisch zijn. Lanthimos weet tenminste waarover hij praat als het op seks aankomt: dit is noch de steriele, flauwe pseudoseks van zoveel middelmatige Hollywoodfilms, noch de brave, seksloze seks van regisseurs als Spielberg en Nolan, die zich tijdens ‘erotische’ scènes duidelijk op onbekend terrein begeven. Het zit hen niet in het bloed.

Wedderburn denkt eerst zijn gebruikelijke ritueel te doorlopen met Bella, dat wil zeggen: een vrouw enkele weken of maanden oppervlakkig beminnen en haar dan verlaten voor een nieuwe vangst, maar na verloop van tijd raakt hij echt op haar gesteld, omdat zij zo anders is. Ze is zo naïef als de pest, omdat ze een nog erg jong brein heeft en altijd opgesloten zat in Baxters huis, maar ook barst ze van de energie en de nieuwsgierigheid. Ze zet reuzenschreden in haar ontwikkeling (gelukkig maar, anders zou het een al te pedofiele bedoening worden), bekijkt het leven met open vizier en weet zich soms geen raad met haar levenslust, wat Wedderburn stimuleert; vooral sterk is een scène waarin Bella plotseling in vervoering begint te dansen als een band opzwepende muziek speelt en Wedderburn zich bij haar voegt, al kan hij haar niet helemaal volgen. Na een poosje zorgt haar tot in het extreme doorgevoerde carpe diem-filosofie ervoor dat ze vervreemdt van Wedderburn, die in Lissabon al krankjorum wordt van haar spontane uitstapjes tijdens zijn post-coïtale dutjes (hij is immers bang dat ze andere mannen tegen het lijf zal lopen) en in Parijs helemaal doordraait als hij te horen krijgt dat ze voor geld het bed deelt met andere mannen. Bella begrijpt niets van zijn woede: als hij haar graag ziet en weet dat ze plezier ontleent aan seks met andere mannen, waarom zou hij daar dan om malen, in plaats van haar dat te gunnen en blij te zijn voor haar?

Uiteindelijk barst hun relatie door Wedderburns jaloezie en besluit Bella voltijds prostituee te worden; ze wil op eigen benen staan, nu ze seksueel en psychologisch een volwassene is geworden. Ook in het bordeel legt ze een pijnblijke realiteit bloot: waarom zou je de dames van plezier niet laten kiezen met welke man ze plezier willen hebben, in plaats van de man te laten kiezen? Waarom zou een man seks willen hebben met een vrouw die hem misschien helemaal niet aantrekkelijk vindt? Hier moet de bordeelhoudster (Kathryn Hunter) tussenbeide komen voor het cliënteel boos wordt. Bella kijkt met een onschuldige blik naar de wereld, die door en door verrot is, maar daar soms ook niet altijd aan kan doen.

In principe is de film feministisch, en ook Emma Stone gaf al aan hoe bevrijdend ze het vond een vrouw te spelen die vanwege haar bijzondere medische toestand bevrijd is van het keurslijf waar vrouwen altijd in gekneld zitten, maar sommigen commentatoren vinden dat Lanthimos net het omgekeerde bereikt, dat zijn visie op vrouwelijke emancipatie duidelijk die van een heteroseksuele man is, omdat emancipatie in Poor things vooral lijkt te betekenen: seks hebben met wie ze maar wil, baas zijn over haar eigen lichaam. Zo zou de vrouw weer teruggebracht worden tot haar fysieke en erotische aspect. Ik ben geneigd het oneens te zijn met die interpretatie. De ontwikkeling van Bella is meer dan een seksuele ontwaking, en we moeten ons ervoor hoeden een vrije beleving van seksualiteit als antifeministisch te brandmerken.

Een interessantere kritiek is dat het verhaal, zoals al aangegeven, op wankele benen staat. De ontmaskering van bepaalde conventies, onrechtvaardigheden en huichelachtigheden van onze samenleving valt te licht uit, omdat het te vaak om gemeenplaatsen of karikaturen draait. Zoals wel vaker bij Lanthimos is de sjeu eraf tegen het laatste kwart van de film, als hij het personage van de echtgenoot (geen interessante antagonist) introduceert. En als op het einde het brein van een geit naar het lichaam van die antagonist wordt getransplanteerd als wraak voor zijn barbaarse voornemens en je hem ziet blaten en gras eten, krijg je nog eens een goed voorbeeld van Lanthimos die zich op conceptueel en humoristisch vlak vergaloppeert: hij denkt geestig en gedurfd te zijn, maar het is eerder gezocht. Ook in het contrast tussen verheven taalgebruik en schuttingtaal elders in de film wordt humor gezocht, maar zelden gevonden. Zo is Poor things uiteindelijk een hutspot waarin meer losse flodders dan goede vondsten zitten. Je zou tegen Lanthimos willen zeggen: moins est en vous. Mik iets lager, en misschien schiet je dan volledig raak.

 

Reageren? Mail naar: arthurhendrikx@hotmail.com

 

 

Arthur Hendrikx is freelance vertaler en copywriter. Hij volgde een master Wijsbegeerte en een master Zuid-Amerikaanse studies aan de KU Leuven, waar hij zich toelegde op literatuurfilosofie en Spaanse cinema.

Dune – een film die aanmoedigt om verder...
Een hutspot van twijfelachtige kwaliteit: Poor things van...
Napoleon – het Waterloo van Ridley Scott
Patricia Highsmith en haar kinderen
Satire in tijden van oppervlakkigheid: Triangle of Sadness...
De Sight and Sound-poll: de lotgevallen van een...
Vechten tegen de branding
Yazujiro Ozu: Early Spring
De film Shadowlands van Richard Attenborough
Extreme passies gedrenkt in vitriool én humor. Paul...
Jane Campions ‘Top of the Lake’. Grote cinema op...