Jonathan Lambaerts*

Momenteel draait het tweede deel van de epische sciencefictionfilm Dune in de bioscopen. Het eerste verscheen in 2021. De grote vraag toen was of het regisseur Denis Villeneuve zou lukken om het gelaagde meesterwerk van Frank Herbert op een geloofwaardige manier op het grote scherm te toveren. Eerdere pogingen, zoals die van Alejandro Jodorowsky in de jaren zeventig, liepen vast of leidden tot een tenenkrommend slecht resultaat, zoals de film van David Lynch uit 1984. Al kon die film wel rekenen op de goedkeuring van Herbert zelf. De poging van Villeneuve om het universum van Herbert in beeld te brengen, kon op meer bijval rekenen en Dune vond eindelijk zijn weg naar het brede publiek. De vraag in afwachting van het tweede deel was hoe ver Villeneuve zou gaan in het neerzetten van het religieus-ideologisch fanatisme waarmee het boek van Herbert eindigt.

In het eerste deel was de kijker er getuige van hoe het adellijke huis Atreides werd uitgemoord door het rivaliserende huis Harkonnen, met de steun van de intergalactische keizer Shaddam IV (in deel twee meesterlijk neergezet door Christopher Walken). De inzet van deze bloederige intrige was het beheer van de woestijnplaneet Arrakis, bijgenaamd Duin. Enkel op deze planeet kan specie worden gevonden, een narcoticum dat de hoeksteen vormt van het intergalactische rijk. Zo zou zonder specie interstellair reizen niet mogelijk zijn. De jonge erfgenaam van het huis Atreides, Paul (gespeeld door Timothée Chalamet), weet samen met zijn moeder, Jessica (gespeeld door Rebecca Ferguson), te ontkomen aan deze slachtpartij. Zij vluchten de woestijn in, waar zij terechtkomen bij de Vrijmans.

Dit zijn de oorspronkelijke bewoners van Arrakis. Zij worden al eeuwenlang onderdrukt door de adellijke huizen, die hun planeet enkel als een wingewest beschouwen. Paul en zijn moeder worden in hun midden opgenomen; echter enkel omdat de zusterorde waartoe de moeder van Paul behoort deze inboorlingen hebben geïndoctrineerd met verhalen over een buitenwereldse Messias die hen zal bevrijden van iedere onderdrukking. Hoewel Paul zich er aanvankelijk tegen verzet om dit (bij)geloof te benutten voor politiek gewin, gaat hij uiteindelijk toch overstag. Een politieke zet die hem de keizerstroon zal opleveren, maar ook een jihad zal ontketenen die zich met geweld door het keizerrijk zal verspreiden.

De vraag was hoe expliciet Villeneuve deze ontknoping zou brengen, want door te werken met heel stereotype beelden in deel één (de Vrijmans worden getypeerd met behulp van Midden-Oosterse gebruiken, rituelen en spraak) zijn overhaaste gevolgtrekkingen snel gemaakt. Dit is geen fout van Villeneuve die overigens de juiste toon weet te vinden. Ook in het originele werk van Herbert zijn de gelijkenissen tussen de Vrijmans en de Midden-Oosterse culturen herkenbaar.[1] Dit hoeft ook niet te verbazen. Dune was onder meer een aanklacht tegen de (post)koloniale machten en hun nietsontziende hebzucht. De antipathie die Herbert voelde voor imperialistische machten maakte hem welwillend tegenover verzetsgroepen en vrijheidsstrijders, ongeacht hun religieuze drijfveren. Het fenomeen van religieuze ideologie, zoals dit zich zou tonen aan het begin van het derde millennium, was hem onbekend.

En toch, Herbert sprak zich ook uit tegen de excessen van religieus fanatisme. In interviews gaf Villeneuve toe dat het volledige verhaal nog niet is verteld.[2] Ook het tweede boek, Dune Messiah, zou moeten worden verfilmd om het hele verhaal van Paul Atreides te vertellen. De kans dat dit gebeurt, is eerder klein. Enerzijds omdat Villeneuve aangaf hier weinig zin in te hebben,[3] anderzijds omdat het verhaal steeds complexer wordt. Nochtans vormt het tweede boek van Herbert een belangrijke aanvulling op het eerste. De strategieën die de jonge Paul Atreides aanwendt om de dood van zijn vader te wreken en zijn huis van de ondergang te redden, worden in het tweede boek aangeklaagd. De boodschap van Herbert is duidelijk: een veroordeling van iedere politieke macht die ten koste gaat van mensenlevens.

Het is jammer dat telkens weer enkel het begin van het Dune-verhaal wordt verteld. De tweedelige film is een bewerking van het eerste boek van Herbert. Er volgden nog 5 andere delen en dan worden de aanvullende verhaallijnen terzijde gelaten die later werden uitgewerkt door de zoon van Herbert, Brian, en Kevin J. Anderson (een gevierd sciencefictionschrijver). Doorheen de hele Dune-reeks leidt Herbert zijn lezer weg van de brute machtspolitiek naar een meer toekomstgerichte politiek. Dit toont zich in de metamorfose van de planeet Arakkis, die het middelpunt blijft van het universum van Herbert.

Herbert laat evenwel niet na om ook de keerzijde van deze omslag te tonen. In de overgang van een evenwichtspolitiek die de middenweg zoekt tussen allerlei particuliere belangen, naar een politiek die streeft naar een universeel belang, wordt het individu vermalen als een graankorrel. Niet toevallig speelt de saga van Herbert zich af tegen de achtergrond van een ecologisch vraagstuk.[4] Telkens weer houdt Herbert zijn lezer de spiegel voor. Ook wanneer hij andere thema’s aansnijdt die nog niets aan actualiteit hebben ingeboet, zoals de plaats en de rol van technologie in een samenleving. Steeds weer stelt Herbert dezelfde vragen : waar willen we als mensheid naartoe en welke prijs zijn we daarvoor bereid te betalen?

De kans dat de hele Dune reeks ooit op het grote scherm komt, is klein. Hopelijk kan de tweedelige film van Villeneuve bij heel wat kijkers de nodige leeshonger wekken om van de filmzalen naar de bibliotheek te trekken en zich al lezend verder te verdiepen in de boeiende, maar ook uitdagende sage Dune.

 

[1] K. Ryding, ‘The Arabic of Dune’, in: D. Virdis (red.), Language in Place. Stylistic perspectives on landscape, place and environment, John Benjamins Publishing Company, Amsterdam, 2021.

[2] Ruëll, N. (2024, 20 februari). ‘Je moet zien dat mensen nietige mieren zijn’: Denis Villeneuve over ‘Dune: Part Two’, Focus. https://focus.knack.be/film/dune-part-two-je-moet-zien-dat-mensen-nietige-mieren-zijn/

[3] Ibidem.

[4] J. Edward en F. Mendlesohn (red.), The Cambridge Companion to Science Fiction. Cambridge University Press, Cambridge etc., 2003.