Nynke van Uffelen*

 

Wetenschappers en politici trekken regelmatig aan de alarmbel: we kampen met een gigantische vertrouwenscrisis. Men vertrouwt de wetenschapper niet meer en weet het zelf beter. Politici zijn allemaal zakkenvullers, dus meedoen aan het democratische spel heeft geen zin. Klimaatverandering is niet zo’n groot probleem, dus die windmolens en zonneparken hoeven hier echt niet te komen. Dokters hebben een beperkte geest, homeopathie werkt veel beter. De probleemdiagnose van de eenentwintigste-eeuwse democratie komt hierop neer: men heeft te weinig vertrouwen. En dat leidt tot een erosie van de democratie, een gevaar voor de volksgezondheid, en een vertraging van de energietransitie.

Er is daarentegen vrij weinig aandacht voor de andere kant van de medaille: het probleem van teveel vertrouwen. Ook dit kan de democratie, de volksgezondheid en de energietransitie aanzienlijk bedreigen. De gevaren van overmatig vertrouwen zijn echter, in tegenstelling tot groot wantrouwen, vaker verborgen en onzichtbaar. Wantrouwen leidt tot boosheid, protesten en maatschappelijk lawaai; teveel vertrouwen leidt tot maatschappelijke stilte, of toch een stilte voor de storm. Dit essay verkent de ernst van een teveel aan vertrouwen aan de hand van de gascontroverse in Groningen.[1]

 

Bieten en boontjes

In 1959 werd in Slochteren aardgas ontdekt onder het land van Kees Boon. Al snel bleek dat dit gasveld immens groot was: de schattingen gingen al snel van de zestig, naar driehonderd, naar 2.740 miljard kubieke meter gas. Gas was destijds een bijproduct en niet veel waard, maar de gevonden hoeveelheden betekenden dat het verwarmen van huishoudens op gas plots zeer rendabel zou kunnen zijn. En niet alleen in Nederland, maar ook in de buurlanden. In theorie werd de Groningse bodem plots het meest waardevolle stuk grond van Nederland.

Woorden werden daden en de Nederlandse bodem werd voorzien van een uitgebreid netwerk aan pijpleidingen. De extractie van het Groningenveld startte in 1963, op het veld van boer Boon. ‘Aardige mensen, die van de NAM (Nederlandse Aardolie Maatschappij), vriendelijk en professioneel, ze zullen wel te vertrouwen zijn.’ De bietenoogst van Boon leed onder de werkzaamheden, maar daarvoor kreeg hij een schadevergoeding van nog geen 2000 gulden. Ook vele andere landbouwers leden schade door de extractie van het gas of door het leggen van de nodige pijpleidingen; men kreeg de verloren oogst vergoed.

Zo’n 70 procent van de opbrengsten van het Groningenveld gaat naar de Nederlandse overheid. Dat komt omdat Nederland een deel van het gasveld bezit in aandelen, direct en indirect via Staatsmijnen; deels via de belasting op de winsten van de NAM; en deels omdat de NAM concessierechten betaalt. Omgerekend naar de prijzen van 2018 heeft Nederland, sinds het begin van de extractie, meer dan 400 miljard euro binnengesleept.[2] Er wordt gezegd dat Groningen zo’n 1% van alle winsten van het gasveld heeft teruggezien. De NAM sponsort regelmatig een lokaal zwembad en zorgt voor werkgelegenheid.

De Groningers hoopten destijds wel op iets meer. In Limburg was er ook veel hinder van de activiteiten rond steenkool. Ter compensatie kregen de Limburgers korting op datzelfde product. Men hoopte in Groningen dat zij, als verwarmen en koken op gas eenmaal een gevestigde orde zou zijn, ook korting zouden krijgen op gas – maar dat bleef uit.

Al was dat een teleurstelling, grootschalige protesten waren er niet. Snel op de barricades gaan staan lijkt niet te passen in de aard van de typische Groninger. Uit mijn eigen interviews met Groningers en Drentenaren blijkt dat men zichzelf omschrijft als meer ‘berustend’ dan de westerlingen. Dat relateert men aan het feit dat de Groninger gewend is om ‘zijn eigen boontjes te doppen’ en niet afhankelijk te zijn van externe instanties, zoals overheden. En als de overheid iets nodig heeft, dat snapt de Groninger dat wel en gaat men redelijk snel akkoord. Protesteren en eisen stellen gaat in tegen de onafhankelijke, eigenzinnige Groninger, omdat men dan toegeeft dat men iets nodig heeft. De Groninger rooit het zelf wel.

 

De vertrouwensbreuk

In 1986 vond de eerste aardbeving plaats ten gevolge van de extractie van gas uit het Groningenveld, in Huizinge. Maar in die tijd ontkende men dat het Groningenveld aardbevingen kon veroorzaken. Deze waarheid bleef lange tijd vrijwel onbetwist, op enkele individuele berekeningen en opinieartikelen na. Tot de aardbeving van Huizinge in 2012 met een magnitude van ML = 3.6. De aardbeving veroorzaakte aanzienlijke schade, zowel fysiek als emotioneel. Bakstenen braken, huizenprijzen kelderden, en vanaf dat moment leefden de Groningers in stress en angst voor hun veiligheid. Het weegt zwaarder op de een dan op de ander, wat ook relaties binnen families en buren onder spanning zet. Anno 2022 kun je in de dorpen boven het epicentrum niet meer naar de kapper zonder dat er over gas wordt gesproken. En psychische problemen, scheidingen, en zelfmoorden waarin gas een prominente rol speelt, komen maar al te vaak voor. Op 1 januari 2021 waren er in totaal 1396 seismische activiteiten gemeten die veroorzaakt zijn door het Groningenveld sinds 1986.

Zeker omdat men vóór 2012 stellig ontkende dat de extractie kon leiden tot aardbevingen, was Huizinge 2012 een hele – no pun intended – schok. Het vertrouwen dat er was, sloeg om in een grondig wantrouwen. In de overheid, in de NAM, in de instanties die schadevergoeding afhandelen. ‘Ze hebben het altijd verzwegen, terwijl ze het donders goed wisten. Ze verdraaien metingen en veranderen cijfers, ze liegen ons allemaal voor. Ze geven niet om ons, het liefst maken ze van Groningen een groot gapend gat.’ En hoe extreem dit allemaal klinkt, het kan niet ontkend worden dat het dossier Groningen een duidelijke afweging betreft tussen de belangen van Groningen versus die van Nederland, van veiligheid versus winst.

 

Waarom te veel vertrouwen gevaarlijk kan zijn

De casus van Groningen belicht twee verschillende gevaren van excessief vertrouwen.

Allereerst: vertrouwen maakt blind. Vertrouwen stellen in personen, instanties of systemen betekent het maken van een aanname over de aard van deze zaken: ‘de intentie is vast goed’. Vertrouwen is aannemen dat iemand geen kwaad in de zin heeft, of dat een instantie een nobel doel voor ogen heeft. Zo’n perceptie komt vaak tot stand via interpersoonlijk contact. ‘De meneer van de NAM is erg vriendelijk en lijkt het beste met me voor te hebben, dus de NAM zal ook wel een fijne organisatie zijn.’ 

Helaas zijn goede bedoelingen vaak geen voldoende voorwaarde voor een goede handeling of een rechtvaardig systeem. Hoewel de intentie goed kan zijn, is de uitkomst van het proces soms onrechtvaardig. De meneer van de NAM was inderdaad erg aardig, maar boer Boon had wel wat meer verdiend dan slechts een onkostenvergoeding voor de verloren oogst. Had boer Boon minder vertrouwen gehad, dan had hij eisen kunnen stellen, zoals een continue schadevergoeding voor de veiligheidsrisico’s die hij elke dag moest lopen omdat de NAM graag onder zijn voeten wilde boren. Boon is niet rijk geworden van het gas onder zijn grond – de winst verdween naar het Westen – maar hij heeft wel lasten gedragen. Deze situatie kan makkelijk worden bestempeld als onrechtvaardig, maar in de jaren zestig bleef deze onrechtvaardigheid onzichtbaar. Boon had vertrouwen en was daardoor blind voor de onrechtvaardige situatie waarin hij belandde, en dus protesteerde hij niet. De kwestie bleef verborgen.

Ten tweede: wanneer excessief vertrouwen een harde klap krijgt, kan het makkelijk omslaan in een excessief wantrouwen. Vertrouwen gaat gepaard met verwachtingen. Als je iets of iemand vertrouwt, verwacht je op een goede manier behandeld te worden. Als je de NAM vertrouwt, verwacht je bijvoorbeeld dat de instantie je niet voorliegt.

Als verwachtingen niet worden waargemaakt, dan breekt dit het vertrouwen. Dat was het geval toen de aardbeving op grote schaal schade veroorzaakte, ondanks de beloften dat zoiets nooit zou gebeuren. Zo’n vertrouwensbreuk heeft een grotere impact op de ene persoon dan op de andere. De één zal zo’n vertrouwensbreuk snel kunnen plaatsen, maar voor een ander kan zo’n gebeurtenis funest zijn voor een wereldbeeld, en zelfs voor het zelfvertrouwen. Als je het gevoel hebt dat de instanties samenzweren om gas onder jouw huis weg te trekken ten koste van jouw veiligheid, dan doet dat pijn. Men heeft dan het gevoel niets waard te zijn in de ogen van de overheid, en vervolgens kan men zich ook daadwerkelijk minderwaardig gaan voelen. Een aardbeving kan zo leiden tot depressies en angsten. En zo’n gekwetste persoon, met een gebroken vertrouwen in de wereld en in zichzelf, zal ook meer moeite hebben met het vertrouwen in andere instanties. Zoals in de wetenschap, de Europese Unie, het IMG (Instituut Mijnbouwschade Groningen). Het misschien terechte initiële wantrouwen wordt excessief en wijdverspreid.

 

Een gezonde hoeveelheid vertrouwen

Mijn oma zegt altijd: alles waar ‘te’ voor staat is slecht – zoals te veel of te weinig – behalve tevreden. Te weinig vertrouwen hebben impliceert onterecht iets of iemand wantrouwen, en dat kan zeer vervelende consequenties hebben, van populisme tot overvolle IC-afdelingen. Maar te veel vertrouwen hebben is ook niet goed. Men kan dan onrechtvaardigheden over het hoofd zien: vertrouwen maakt blind. En wanneer een teveel aan vertrouwen gebroken wordt, kan het omslaan in een excessief wantrouwen. In ieder geval leidt noch te veel noch te weinig vertrouwen tot de goede, gewenste handelingen die nodig zijn om een rechtvaardig energiesysteem te creëren. Te weinig vertrouwen hindert de energietransitie, en te veel vertrouwen verhult onrechtvaardigheden, zodat de energietransitie wel plaatsvindt, maar op een onwenselijke manier.

De oplossing klinkt eenvoudig: we moeten net genoeg vertrouwen.

Dit roept natuurlijk de vraag op hoe je die balans tussen de twee extremen kunt bewaren. Een kant en klaar antwoord heb ik hier niet op. Maar wel kan ik twee good practices aanwijzen: denk kritisch na, en beschouw de context. Kritisch nadenken is een goed antidotum tegen een teveel aan vertrouwen. De context meenemen in je oordelen, kan je wantrouwen temperen door meer begrip voor de complexiteit van het geheel.

Een andere vraag is deze: kunnen we kiezen hoeveel vertrouwen we in iets hebben?

Enerzijds denk ik dat dit niet mogelijk is: de ervaringen die je hebt gehad in je leven en je persoonlijkheid zullen tot op zekere hoogte bepalen in hoeverre jij in staat bent om te vertrouwen. Maar anderzijds denk ik dat we ook wel een stukje keuzevrijheid hebben. We kunnen bijvoorbeeld kiezen om onze ogen te sluiten en blind te vertrouwen in een systeem, om geen informatie op te zoeken, om gewoon onze kleren te kopen bij een concern dat mensen uitbuit. We kunnen er ook voor kiezen om wel informatie op te zoeken, en dan ook onze bronnen te checken, en om te verifiëren of onze gevoelens van wantrouwen corresponderen met die informatie.

Een gezonde hoeveelheid vertrouwen betekent soms accepteren en soms luidkeels protesteren – en dat is helemaal oké. 

 

 


[1] De inzichten zijn losjes gebaseerd op interviews die ik heb afgenomen met Groningers en Drenthenaren in het kader van mijn onderzoek over energierechtvaardigheid, als deel van het RELEASE-project (www.nwo-release.nl).

[2] Wendelmoet Boersema, Gronings Goud. Over de macht van het gas en de rol van Rusland, Ambo|Anthos, Amsterdam 2021.