Over Morgenrood van Willem van Toorn

Herman Simissen*

 

In 2005 publiceerde de Nederlandse schrijver Willem van Toorn (01935) Stoom, een door de literaire kritiek niet onverdeeld positief ontvangen roman – jammer genoeg, want het is naar mijn idee wel degelijk een mooi en geslaagd boek. Hoofdpersoon is Maarten Corbelijn, wiens vader – rangeerder bij de Nederlandse Spoorwegen – om het leven komt bij een ongeluk met een locomotief als Maarten één jaar oud is. Het boek beschrijft de ontwikkeling van Maarten tot hij, in 1903, vooraan in de twintig is. Van Toorn beschrijft prachtig het milieu van het spoorwegpersoneel waartoe Maarten na de dood van zijn vader niet echt behoort, maar waardoor hij zich voelt aangetrokken – ook de vader van zijn schoolvriendje Henk werkt bij de Spoorwegen. Maar Maarten zal er niet gaan werken: zijn moeder is erop tegen, enerzijds vanwege de tragische dood van haar man, anderzijds omdat zij na diens fatale ongeluk geen geldelijke ondersteuning kreeg van het bedrijf omdat het aan zijn eigen nalatigheid te wijten zou zijn geweest. De moeder van Maarten vindt werk als dienstbode in het gezin van de directeur van een steenfabriek, en woont met haar zoon in het souterrain onder het terras van diens huis. Mooi is het portret van de socialistische onderwijzer Lindeman, die onverkort gelooft in het ideaal van volksverheffing, en zich op allerlei manieren inzet om zijn leerlingen vooruit te helpen in de wereld. In de klas laat hij met behulp van een schaalmodel de werking van de stoommachine zien – want stoom, dat is de toekomst… Aan het einde van zijn schooltijd weet Maarten niet wat hij moet gaan doen – doorleren, zoals de onderwijzer adviseert, of gaan werken? Dan ontdekt hij bij toeval dat de dienstbaarheid van zijn moeder aan de directeur meer inhoudt dan hij wist – reden om, met ingehouden woede en vol onbegrip, het ouderlijk huis te verlaten en het stadje van zijn jeugd – waarin zich Tiel laat vermoeden voor lezers die vertrouwd zijn met het werk van Van Toorn, en met name met zijn prachtige roman De Rivier (1999). Maarten monstert aan als scheepsknecht op de Gelria, bij een schippersechtpaar, op de binnenvaart. Na drie jaar wordt het dienstverband verbroken, deels tot zijn opluchting: hij kan het nauwelijks langer aanzien dat de schipper regelmatig in staat van dronkenschap zijn vrouw slaat, en dat zij dit lijdzaam ondergaat en verkiest bij hem te blijven. In Amsterdam vindt hij een baan als pakhuisbediende, en woonruimte in een souterrain. In de hoofdstand ook komt hij zijn vroegere klasgenoot Henk weer tegen, die er inmiddels bij de Spoorwegen werkt, en daarnaast in de ban is van de socialistische beweging – en hij probeert Maarten daarbij te betrekken. Maarten verandert van baan: hij gaat in opleiding tot ijkmeester, verantwoordelijk voor het meten en wegen van scheepsladingen. Voor dit werk reist hij door het hele land, en maakt van de gelegenheid gebruik om tussendoor een andere vroegere klasgenoot, Jacob, te bezoeken, die inmiddels werkzaam is als beginnend onderwijzer en wordt begeesterd door dezelfde idealen als vroeger hun onderwijzer Lindeman. Met één van de collega’s van Jacob, Clara – of informeler: Klaartje – krijgt Maarten een relatie. Tijdens een van zijn andere reizen bezoekt hij zijn moeder en verzoent zich met haar – met de jaren is zijn begrip voor haar gedrag gegroeid, zijn woede gesleten. Lijkt Maarten zich zo geleidelijk op te werken tot een maatschappelijk geslaagde burgerman, door toedoen van enerzijds Henk en anderzijds Jacob en Klaartje groeit zijn belangstelling voor hun politieke idealen. De achtergrond van de laatste hoofdstukken van het boek wordt gevormd door de Spoorwegstaking van 1903. Verontwaardigd over de onrechtvaardige behandeling van de stakers in de volgende maanden, besluit Maarten zijn baan op te geven, en weer te gaan studeren – eerst de avondschool, dan rechten. Met die opleiding wil hij opkomen voor de minderbedeelden in de samenleving. Hij voorziet in zijn onderhoud door een baantje als corrector bij het socialistische dagblad Het Volk. Aan het einde van het boek vertelt Klaartje Maarten, dat zij een kind van hem verwacht.

Stoom is – veel meer dan uit deze al te beknopte samenvatting op hoofdlijnen kan blijken – een boek waarin Van Toorn tot in detail de verschillende werelden schetst waarin Maarten Corbelijn zich beweegt. De schrijver toont zich, zonder een pamflettist te worden, een aanhanger van socialistische idealen als bijvoorbeeld volksverheffing, die tegenwoordig al te gemakkelijk als paternalistisch worden afgedaan – hij laat zien hoe belangrijk en stimulerend het optreden van een gedreven socialistische onderwijzer is geweest voor grote groepen in de samenleving.

Liefst zeventien jaar na Stoom verrast Willem van Toorn zijn lezers met een nieuwe roman,  Morgenrood – een vervolg op het boek uit 2005. Eindigde Stoom in 1903, in Morgenrood wordt het verhaal van Maarten Corbelijn – inmiddels afgestudeerd, en werkzaam als journalist – hernomen in 1914, als de Eerste Wereldoorlog is uitgebroken. Maar het verhaal van Maarten Corbelijn wordt niet eenvoudig vervolgd: het is ingebed in het verhaal van zijn achter achterkleinzoon Thomas Corbelijn, dat zich afspeelt in de huidige tijd. En tussen de beide verhaallijnen door geeft de schrijver zijn kritische commentaren op ontwikkelingen in de periode waarin hij de roman schrijft – de wereld van nu waarin de samenleving wordt vermarkt en het landschap vernield.

Het verhaal van Morgenrood begint wanneer Thomas Corbelijn, als huurder, de vergadering van de gelijknamige woningbouwvereniging bezoekt, waar bekend wordt gemaakt dat de bestaande woningen in het Amsterdamse stadsdeel De Pijp zijn aangewezen voor grondige renovatie. De zittende huurders moeten vertrekken – een deel zal kunnen terugkeren, anderen wordt hulp bij het zoeken naar vervangende woonruimte toegezegd. Vlak na de vergadering meldt Susan, een van de andere huurders, zich bij Thomas: op haar zolder heeft zij papieren gevonden van een vorige bewoner van het pand – een Maarten Corbelijn –, en zij vraagt hem of deze wellicht een familielid is – zo vaak komt deze achternaam immers niet voor. Thomas doet navraag bij zijn grootouders (zijn vader is al overleden), en ontdekt zo dat deze Maarten Corbelijn zijn betovergrootvader was. De papieren blijken vooral dagboeken uit de Eerste Wereldoorlog te zijn. Thomas gaat, geholpen door Susan met wie hij al snel een verhouding krijgt, de gangen na van zijn betovergrootvader in de Eerste Wereldoorlog. Zo volgt de lezer afwisselend de wederwaardigheden van Maarten Corbelijn tijdens die oorlog, en van Thomas Corbelijn in het heden. Maarten Corbelijn reisde tijdens de oorlog naar het front, formeel als journalist om verslag te doen van wat hij ziet, maar eigenlijk om Klaartje te zoeken. Zij blijkt het kind dat zij aan het einde van Stoom verwachtte tijdens de zwangerschap te hebben verloren; haar verhouding met Maarten is aanzienlijk bekoeld, zij het niet helemaal voorbij, al hebben zij ook letterlijk afstand van elkaar genomen; en zij heeft zich na het uitbreken van de oorlog als vrijwilligster gemeld om namens het Rode Kruis aan het front te werken als verpleegster. Omdat contact per brief slechts sporadisch en onregelmatig mogelijk blijkt, reist Maarten haar na. Op zijn beurt reist Thomas, ruim een eeuw later, Maarten na: met Susan rijdt hij de verschillende plaatsen langs die Maarten in zijn dagboeken noemt – waar tegenwoordig talrijke monumenten en musea de herinnering aan de verschrikkingen van de Eerste Wereldoorlog levend houden. In zijn commentaar plaatst de schrijver deze verschrikkingen, alsook herinneringen aan de Tweede Wereldoorlog uit zijn kindertijd, tegenover de protesten van hedendaagse jongeren tegen de beperkingen die voortvloeien uit de coronamaatregelen die hun vrijheid om te chillen beknotten. Al laat Van Toorn de conclusie aan de lezer, zij laat aan duidelijkheid weinig te wensen over: de hedendaagse maatschappij wordt vooral bevolkt door verwende individuen die zich niet laten leiden door een ander ideaal dan hun eigen oppervlakkige genot. En dat valt hen niet eens aan te rekenen – het is gevolg van een opvoeding in een tijdperk waarin marktdenken, individualisme en hedonisme leidend zijn. Ook Thomas Corbelijn voelt zich overigens bepaald niet thuis in deze wereld – hij zou bij voorkeur fulltime schrijver van essays over de Duitse literatuur zijn, maar werkt noodgedwongen als leraar Duits op de Zuid-As, waar hij lesgeeft aan aankomend hoger personeel van grote bedrijven die zaken doen met de Duitstalige wereld. Maarten Corbelijn keert na zijn zoektocht aan het front onverrichterzake terug naar Nederland: hij heeft wel plaatsen gevonden waar Klaartje hoogstwaarschijnlijk is geweest, maar haarzelf vindt hij niet. Later ontvangt hij bericht dat zij met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid is omgekomen bij een beschieting. Thomas en Susan slagen er niet in meer helderheid over haar lot te krijgen, al hadden zij daar enige voorzichtige hoop op.

Naast deze hoofdlijnen van dit boek zijn er heel wat nevenlijnen: de moeizame verhouding van Thomas met zijn excentrieke vader – van wie Susan nog colleges kunstgeschiedenis heeft gehad, de relatie van Thomas met zijn moeder en haar Engelse familie, de herstelde relatie tussen Thomas en zijn grootouders. Dit alles maakt Morgenrood tot een bijzonder rijk boek. Morgenrood laat zich zonder meer lezen als een roman op zich – maar kennis van Stoom geeft een diepere betekenis aan het boek. Enerzijds zijn er karakterologische overeenkomsten tussen Thomas Corbelijn en zijn betovergrootvader: beiden hebben een wat teruggetrokken aard en zijn meer de betrokken toeschouwer die maatschappelijke ontwikkelingen vanaf de zijlijn kritisch beziet dan degene die krachtdadig en handelend optreedt. Anderzijds is er de tegenstelling: Stoom staat in het teken van een toekomst die met vertrouwen en verwachtingsvol tegemoet wordt gezien – als Klaartje aan het einde van de roman Maarten vertelt dat zij zwanger is, is dat in alle opzichten een teken van hoop op een nieuw leven. Maar als Susan in Morgenrood aan Thomas vraagt wat hij ervan denkt als zij stopt met het gebruiken van de pil, valt hij stil en weet hij niet wat hij haar moet antwoorden. Hij houdt van haar, hij wil haar niet teleurstellen – maar wie durft er in de huidige tijd vol onzekerheden nog een kind op de wereld te zetten? Natuurlijk, de wereld van vandaag is verre van ideaal, houdt zijn grootvader Thomas voor, maar ‘hoop is al heel wat’.

Zo zijn er heel wat meer dwarsverbanden tussen Stoom en Morgenrood – en juist daardoor krijgen beide boeken een grotere diepgang dan zij op zichzelf hebben. Dit maakt Morgenrood tot een zeldzaam kunststukje in de hedendaagse Nederlandse literatuur. Het maatschappelijk engagement van Willem van Toorn is overduidelijk, zijn cultuurkritiek op de dominantie van het marktdenken en op de vernietigende omgang met cultuurlandschap en natuurlijke omgeving – overigens ook al bekend uit essays die hij hierover schreef – is overtuigend, en al deze elementen worden vloeiend verweven in een aansprekend verhaal. Van Toorn laat met Morgenrood eens te meer zien dat hij een van de betere schrijvers in het Nederlandse taalgebied is.

 

Willem van Toorn, Morgenrood, Querido, Amsterdam 2022, paperback, 232 blz., ISBN 9789021462448, € 21,99