Herman Simissen*

 

 

De Nederlandse classicus David Cohen (1883-1962) heeft sinds de Tweede Wereldoorlog bepaald geen goede reputatie – hij was immers vanaf 1941 een van de twee voorzitters van de Joodse Raad die door de Duitse bezetter werd ingesteld als enig contactorgaan tussen de overheid en het Joodse volksdeel. Deze Raad kreeg ook de verantwoordelijkheid voor onder meer het onderwijs en de gezondheidszorg in eigen kring, en daarnaast werd zij administratief betrokken bij de uitvoering van de Endlösung der Judenfrage. Zijn optreden werd Cohen na de oorlog zwaar aangerekend: hij had zich laten gebruiken als instrument in de moord op de Joodse bevolking, en zou daarbij ook nog zijn eigen sociale klasse hebben bevoordeeld bij pogingen te ontkomen aan de vervolging. In hoeverre Cohen en zijn medevoorzitter Abraham Asscher (1880-1950) speelruimte hadden om het wezenlijk anders te doen blijft overigens een nog altijd omstreden vraag.[1]

Een van de wrange aspecten van de naoorlogse reputatie van Cohen is, dat zijn jarenlange en onvermoeibare inzet voor het Joodse volksdeel voorafgaand aan de Tweede Wereldoorlog daardoor goeddeels wordt overschaduwd. Zo speelde hij bijvoorbeeld een belangrijke rol in de Nederlandsche Zionisten Bond. En al meteen nadat in 1933 de NSDAP in Duitsland aan de macht kwam, zette Cohen zich in voor Joodse vluchtelingen uit Duitsland die in Nederland of – op doorreis – elders een goed heenkomen zochten. Hij was betrokken bij de oprichting van het Comité voor Bijzondere Joodsche Belangen, waarvan hij secretaris werd; en hij werd voorzitter van een onderafdeling van dit Comité, het Comité voor Joodsche Vluchtelingen. Het is daarom geenszins verwonderlijk dat de Duits-Joodse arabist en journalist dr. Alfred Wiener (1885-1964) na zijn vlucht uit Duitsland in juli 1933, al snel contact zocht met Cohen. In Duitsland was Wiener, samen met enkele gelijkgezinden, kort na de Eerste Wereldoorlog begonnen met het documenteren van het alsmaar toenemende antisemitisme in het land van met name de zijde van extreem rechts – van het opkomende nationaalsocialisme, maar ook van andere groeperingen. In Nederland hoopte hij een vervolg te kunnen geven aan deze activiteiten. Cohen bezorgde Wiener een aanstelling als adviseur van het Comité voor Joodsche Vluchtelingen. Eendrachtig samenwerkend richtten zij vervolgens het Jewish Central Information Office (JCIO) op dat vanaf 1934 actief was, met Wiener als directeur, en Cohen als voorzitter patek philippe fake.

In zijn onlangs verschenen boek Joodse klokkenluiders beschrijft de Nederlandse journalist Piet Hagen (01942) de geschiedenis van dit JCIO, dat tot 1939 zou bestaan. In dit jaar klaagde de regering-Colijn over de activiteiten van het JCIO: deze zouden ergernis kunnen wekken bij de Duitse regering, en daarmee de angstvallig bewaakte Nederlandse neutraliteitspolitiek in gevaar kunnen brengen. Daarop werd het bureau overgeplaatst naar Londen, waar het later onder de nieuwe naam Wiener Library zou uitgroeien tot een belangrijk en wereldwijd gezaghebbend onderzoekscentrum voor de geschiedenis van de Jodenvervolging tijdens het Derde Rijk. Zowel bij de voorbereiding van de processen van Neurenberg als van het proces tegen Adolf Eichmann speelde de uitgebreide collectie van de Wiener Library een belangrijke rol. In de vijf jaar dat het JCIO bestond, heeft het vanuit de Amsterdamse Jan van Eijckstraat honderden persberichten en ook andersoortige publicaties uitgestuurd, om media en overheden op de hoogte te brengen van de ontwikkelingen in Duitsland en te waarschuwen voor het grote gevaar dat Joodse gemeenschappen daar en ook elders liepen. Deze waarschuwingen waren veelal zeer uitdrukkelijk – des te opmerkelijker, aldus Hagen, dat David Cohen na de oorlog altijd is blijven volhouden dat hij niet op de hoogte was van het uiteindelijke doel van de deportatie van het Joodse volksdeel uit Nederland, al suggereert de auteur dat Cohen mogelijk meer twijfelde aan zijn eigen bewering dan hij in het openbaar wilde toegeven. (blz. 97-101)

Joodse klokkenluiders sluit thematisch aan bij het vorige boek van Piet Hagen: Dubbel zondebok – Joodse journalisten in tijden van antisemitisme en vervolging (2022). Anders dan het vorige, is dit bescheiden in omvang, maar niettemin een welkome en heldere aanvulling op de literatuur over de Jodenvervolging in Nederland, juist ook door de rustige en evenwichtige betoogtrant van de auteur.

 

Piet Hagen, Joodse klokkenluiders. Hoe Alfred Wiener en David Cohen de wereld waarschuwden voor nazi-Duitsland, Uitgerij Verbum, Hilversum, 2023, hardback, 124 blz., geïllustreerd, ISBN 9789493028692, € 24,50

 

[1] Zie hierover bijvoorbeeld: Bart van der Boom, De politiek van het minste kwaad. Een geschiedenis van de Joodse Raad voor Amsterdam, 1941-1943, Boom, Amsterdam 2022; en de besprekingen van dit boek door Gie Van den Berghe, https://salonvansisyphus.wordpress.com/2023/10/20/joodse-raad-goed-en-kwaad/ en door schrijver dezes: https://streventijdschrift.be/de-politiek-van-het-minste-kwaad/. Gie Van den Berghe is duidelijk minder overtuigd door het betoog van Van der Boom dan ik.