Afscheidswoord op de uitvaart van beeldend kunstenaar Luc Hoenraet.

Patrick Lateur*

 

Op 18 april 2023 jl. overleed beeldend kunstenaar Luc Hoenraet. Hij had een bijzondere band met Streven: toen het tijdschrift in 1999 het initiatief nam om de kaft jaarlijks door een kunstenaar te laten ontwerpen, maakte hij twaalf kaften die de gedrukte nummers van dat jaar sierden. De kunstwerken schonk hij aan Streven, en ze hebben jarenlang in de toenmalige vergaderruimte van het blad gehangen. Vanwege de band tussen Luc Hoenraet en Streven plaatsen we hier de tekst van het afscheidswoord dat Patrick Lateur sprak bij de uitvaart.

 

Oude Abdij Drongen, zaterdag 13 mei 2023

‘Noem niemand gelukkig vóór hij zijn laatste dag gelukkig heeft geleefd.’ Deze woorden legt de Griekse dichter Aischylos in de vijfde eeuw v.C. in de mond van koning Agamemnon in de tragedie die zij naam draagt (Agamemnon, 928b-929).[1] Aan die woorden moest ik denken, toen ik vernam dat Luc Hoenraet was heengegaan twee dagen na de sluiting van zijn lang lopende expositie in de Bogert Gallery te Knokke. Zijn eerste tentoonstelling vond plaats te Gent in De Warande exact zestig jaar eerder. Een beeldend kunstenaar die drie vierden van zijn leven gevuld zag met werken en werken, met individuele en collectieve exposities mag zich gelukkig heten. Willem Elias gaf naar aanleiding van de expositie in Knokke een sterk en synthetisch overzicht van het wezen en van het belang van het werk. Bij dit afscheid blijf ik in drie korte bewegingen stilstaan bij wat Luc en zijn werk voor mij blijvend oproepen.

Luc belichaamt met zijn werk vooreerst de vrijheid van de kunstenaar. Heel snel liet hij zowel olieverf als figuratie achter zich en vond zijn eigen weg via materie en abstractie. Die drang naar eigen expressie, het waarmerk van elke artiest, werd ongetwijfeld verhevigd door het decennium dat hij in Parijs doorbracht. En vooral aangescherpt door zijn al heel vroege liefde voor de jazz. Dat gevoel voor ritme, eigen aan de meest vrije muzikale vorm, moet zijn armen en handen niet zozeer hebben gestuurd dan wel gestuwd. Voor die vrijheid staat ook de autonomie van de kunstenaar. Luc laat zijn creaties zijn wat ze willen en moeten zijn, ook bij werk in opdracht. Wie in Langemark zijn krachtige Kruisweg van Liefde uit 2009[2] bekijkt, vijf (en dus geen veertien of vijftien) doeken van telkens anderhalve meter in het vierkant – voor mij een van de hoogtepunten in zijn werk – voelt diezelfde vrijheid in de benadering van een heel klassiek thema: twee abstracten met duidelijk verwante signatuur door de krassen en kruisen en heldere tinten, en drie aarzelend figuratieve werken in dominante blauwzwarten. De signatuur van Hoenraet – opdracht of niet – dringt zich steeds op, zijn werk is direct herkenbaar tussen andere werken of bij een geïsoleerde confrontatie. Die heel eigen schriftuur is het teken van zijn artistieke autonomie en vrijheid.

Secundo. Met zijn instrumenten en materialen heeft Luc zijn eigen vocabularium gevormd, dat vanaf het begin bepaald werd door zijn keuze voor de materie. Materie is het meest elementaire wat wij hebben. Daar moeten mensen het mee stellen. Lang geleden waren de oude Griekse natuurfilosofen er al door geboeid. Democritos toonde met zijn atomen nieuwe wegen van denken die werden opgepikt door de filosoof Epikouros in Athene, in Rome door Lucretius. Uit de materie spreekt iets als een energie, waarmee de fysicus, de bioloog, de kunstenaar wordt opgeroepen iets te realiseren of te creëren. Met zijn heel aparte schriftuur bewoog Luc – en blijft hij zich bewegen – binnen  een evenwicht van chaos en ordening, gevecht met en controle over de materie, licht en donker, wanhoop en hoop. Ik stond een paar keer voor de zware deur van het herenhuis nummer 100 in de Bockstaellaan, ik hoorde en voelde hem uit zijn atelier komen en de tien meter naar de deur afleggen met een wat donker gezicht. Maar zwaaide de vleugel open, dan lag er een brede glimlach op zijn gelaat. Het zijn die twee kanten die ik ook in zijn werk terugvind doorheen het spel van lijnen en vlakken, bogen en spiralen, cijfers en letters, plus- en maaltekens. Maar het intrigerende aan dat spel met de materie is dat het immaterialiserend werkt, dat Hoenraet met de materie de materie zelf overstijgt en een ruimte opent voor de geest. Dat doet elk beeldend kunstenaar, elke componist, elke schrijver, elke architect. Het herscheppen van de werkelijkheid is hun eigenheid. Maar bij Luc werkt die transpositie van de materie naar mijn aanvoelen bijzonder heftig. Het gedicht Crux, dat ik ooit voor hem schreef, eindigt zo:

Hij krast op het canvas

zijn tekentaal vol raadsels,

uitmuntend in materie,

uitbundig in de geest.

Ten derde. Ik heb Luc maar weinig expliciterend over zijn werk horen spreken. En gelijk had hij. Zijn plastisch dagboek heeft hij dag aan dag geschreven in de stilte en de eenzaamheid van zijn atelier. Daar levert de kunstenaar het gevecht met zichzelf, met de wereld, met de materie. In die momenten trok Hoenraet krassen, maakte hij kruisen als plus- en maaltekens, slaakte hij doorheen die tekens ook kreten. En misschien zijn het kreten zoals die van Georges Rouault die een eeuw geleden in Parler peinture schreef: ‘La peinture n’est pour moi qu’un moyen comme un autre d’oublier la vie.’[3] Schilderen om het leven te vergeten. Onvrede brengt grote kunst voort. Door de krassen en de kruisen van Hoenraet weerklonken de kreten van de zoeker, van de kunstenaar, van de mens Hoenraet. Luc liet het multi-interpretabele van zijn werken toe zonder er verder woorden aan te wijden. Hij was zoals Rouault, die steeds afkerig was van spreken en zei dat kleur en vorm zijn taal was: ‘c’est que notre langue est forme, couleur et harmonie.’[4] En de kijker zal het werk lezen vanuit zijn of haar beleving. Die zin voor wat multi-interpretabel is, die openheid voor het denken van wie zijn werk ziet en overweegt, de openheid zelfs voor opdrachtgevers die zijn werk in hun heel eigen context plaatsen, zoals dit kruis hier: die vrijheid die Hoenraet anderen gunt is groot en groots.

Ik sluit af en herneem de Griekse gedachte waarmee ik opende. Een generatie na Aischylos laat de historicus Herodotos in Historiën I.32 de dichter Solon tot koning Kroisos zeggen: ‘In zijn lange tijd van leven ziet en ondergaat de mens zoveel wat hij niet wenst! … Vóórdat hij sterft, moeten we ons van een oordeel onthouden en hem nog niet werkelijk rijk noemen.’[5] Inmiddels kennen wij het rijke leven en werk van Luc Hoenraet. Zijn allerlaatste materie, zijn asse, mag straks verwaaien onder het meest monumentale werk dat hij creëerde in 1998 voor een tentoonstelling in Puurs en dat hier een plaats vond in de tuin van de Oude Abdij. Wij blijven Luc dankbaar voor zijn krassen, kruisen en kreten die wij zien, lezen en horen in de schoonheid van zijn oeuvre.

 

[1] Johan Boonen, De Grieken – Oorlog. Aischulos, Agamemnoon, Bebuquin, Antwerpen, 2016, blz. 211.

[2] Luc Hoenraet, Kruisweg van Liefde. Toespraak bij de inwijding in de Sint-Pauluskerk van Langemark in: Patrick Lateur, Vetera et Nova. Opstellen & notities, Uitgeverij P, Leuven, 2019, blz. 174-183.

[3] Georges Rouault, Sur l’art et sur la vie, Folio/Essais 187, Gallimard, Paris, 1992, blz. 88.

[4] Ibidem.

[5] Herodotos, Historiën. Alles wat ik zag, hoorde en onderzocht (vert. Wolther Kassies), Athenaeum, Amsterdam, 2019, blz. 69-70.