*Herman Simissen

De Nederlandse filosoof Henk Woldring (01943), emeritus hoogleraar politieke filosofie aan de Vrije Universiteit in Amsterdam, mag met recht een pleitbezorger van het denken van Jan Amos Comenius (1592-1670) worden genoemd. In tal van publicaties, waaronder de boeken  Jan Amos Comenius. Zijn leven, missie en erfenis (2014) en De pansofie van Comenius (2016), heeft hij de ideeën van deze Moravische filosoof, theoloog en pedagoog onder de aandacht gebracht.

Met het onlangs verschenen Om de menselijkheid van de cultuur heeft Woldring, in samenwerking met Els Ruijsdaal, een nieuw boek over Comenius uitgebracht. De wordingsgeschiedenis van deze uitgave is bijzonder. Het boek gaat terug op een reeks colleges die Woldring in het voorjaar van 2018 heeft verzorgd in het kader van Hoger Onderwijs Voor Ouderen in Amsterdam. Maar het uitwerken van de aantekeningen voor deze colleges tot een boek leek niet meer mogelijk toen Woldring in de herfst van 2018 blind werd. Door de samenwerking met Els Ruijsendaal is de uitgave echter toch tot stand gekomen.

Het boek bestaat uit vier hoofdstukken, waarvan er twee een meer algemeen karakter hebben, en twee handelen over een specifieke kwestie. Comenius meende, zo blijkt uit het eerste deel van het boek, een missie te hebben ten behoeve van het welzijn van iedereen in Europa: het verder uitbouwen van de menselijke cultuur. Cultuur wordt dan opgevat als ‘beschaving, waarin mensen zich door intellectuele en morele idealen laten inspireren om een hoger niveau van menselijkheid te bereiken’. (blz. 14) Daarbij stond Comenius een harmonische ordening van de samenleving voor ogen, waaruit mensonwaardige toestanden door hervormingen zouden zijn verdwenen.

Dit zag hij als een voortdurend proces – vergelijkbaar met het cultiveren van een tuin die door aanhoudende zorg steeds mooier wordt. Van het grootste belang in dit proces zijn opvoeding en onderwijs – zij dienen de intellectuele en morele idealen uit te dragen, en de verwerkelijking ervan te (helpen) bevorderen. Wetenschapsbeoefening heeft hierbij een bijzondere verantwoordelijkheid. Dit roept de vraag op, wat de juiste manier van wetenschapsbeoefening is. Al schreef Comenius in de tijd dat de natuurwetenschappelijke methode enorme opgang maakte, hetgeen leidde tot grote successen, toch pleitte hij ervoor deze methode niet te gebruiken voor de bestudering van niet-fysische objecten. In onderzoek daarnaar zou daarentegen recht moeten worden gedaan aan de eigen aard van het te bestuderen object.

In de twee afsluitende hoofdstukken komt vervolgens de vraag aan de orde naar de relatie tussen het denken van Comenius en de opvattingen van de rozenkruisers respectievelijk de vrijmetselaars. Met betrekking tot de rozenkruisers luidt de conclusie dat Comenius weliswaar in tal van opzichten een geestverwant was van deze beweging, maar niettemin als een zelfstandig denker, en niet als een lid ervan, moet worden beschouwd. Ten aanzien van de vrijmetselarij wordt betoogd dat het, anders dan vaak wordt gedacht, hoogst onwaarschijnlijk is dat Comenius concrete invloed op haar denken heeft gehad. Wel is het zo, dat de nadruk die Comenius legde op opvoeding en onderwijs, en zijn streven naar meer menselijkheid in de cultuur, een bron van inspiratie kan zijn geweest voor de vrijmetselarij.

Om de menselijkheid van de cultuur is een belangwekkende aanvulling op de eerdere publicaties van Woldring over Comenius – het is goed dat dit boek er nog is gekomen.

 

H.E.S. Woldring in samenwerking met E. Ruijsendaal, Om de menselijkheid van de cultuur. Het streven naar cultuurvernieuwing bij Comenius, in relatie met rozenkruisers en vrijmetselaars, Damon, Eindhoven, 2021, hardcover, 124 blz., ISBN 9789463403023, € 17,99