Elisabeth Francet*

Montaigne: een onmisbare compagnon de route

 

In 1940 vestigde Stefan Zweig zich na lange omzwervingen, op de vlucht voor het nazisme, als balling in Brazilië. Hij voltooide er twee van zijn belangrijkste werken (De wereld van gisteren en Schaaknovelle) en stapte vervolgens samen met zijn echtgenote uit het leven. Zweig kon de toestand in de wereld niet meer rijmen met zijn diepgewortelde verlangen naar individuele vrijheid. Vlak voor zijn dood werkte hij nog aan het biografische werkje Montaigne, waarin hij zijn vrijheidsverlangen spiegelde aan het leven en de essays van de zestiende-eeuwse Franse denker. Beide schrijvers hadden veel gemeen: ze waren van nature gematigd, gul, openhartig en kwamen, na uitgebreid zelfonderzoek, tot dezelfde conclusie: ‘je kunt niet beleren, je kunt alleen mensen helpen zichzelf te zoeken, ze helpen met hun eigen ogen te kijken.’ Als er één literair werk ons leert om met eigen ogen te kijken, dan wel de Essays van Montaigne. Als ideale smaakmaker en introductie is er het recent in vertaling verschenen biografische werkje van Zweig.

Zowel Michel de Montaigne (1533-1592) als Stefan Zweig (1881-1942) bleef trouw aan zichzelf in tijden van massavorming. Ze verzetten zich tegen elke vorm van geweld, van welke ideologische oorsprong ook. Montaigne trok zich tijdens een lange periode van burgeroorlogen terug in zijn kasteel nabij Bergerac, om zich aan introspectie en het schrijven van zijn Essays te wijden. Zweig, op zijn beurt, keerde Europa de rug toe toen het continent zich overgaf aan de massapsychose van de oorlog. Net als Montaigne vagebondeerde Zweig in zijn gedachten, legde telkens nieuwe verbanden en schroomde niet zijn mening bij te stellen of zichzelf te corrigeren. Door hun verbondenheid in levensvisie en lotsbestemming werd Montaigne voor Zweig een onmisbare compagnon de route, tot aan diens dood.

‘Dat een mens als Montaigne heeft geschreven, dat heeft beslist de vreugde vermeerderd om op aarde te leven,’ schreef Nietzsche ooit. Montaigne was een man van de renaissance, een humanist die opgroeide in een tijd waarin de Grieks-Romeinse oudheid van onder het stof werd gehaald en godsdienstvrijheid floreerde. Montaignes blik was ‘onverstoorbaar verziend en sceptisch’. Doorheen alles wat hij las, keek hij naar zichzelf en naar de wereld. Hij had een afkeer van autoriteit en wantrouwde retorica. Intussen baarde het schisma binnen het westerse christendom fanatisme. Overal in Europa braken godsdienstoorlogen uit. Gedurende de laatste dertig jaar van zijn leven zou Montaigne vrede, rede en tolerantie zien teloorgaan.

Al sinds zijn kindertijd had Montaigne lak aan conventies. Zijn vader voerde met de jonge Michel een pedagogisch experiment uit, door hem gedurende zijn eerste levensjaren in alle eenvoud bij een houthakkersgezin onder te brengen, drie jaar later bruusk weg te halen uit die omgeving en hem vervolgens tot zijn zesde in het kasteel op te voeden, badend in luxe en vrijheid. De kleine Montaigne sprak Latijn vroeger dan Frans (het huispersoneel mocht enkel in die taal spreken met de jongen). Later verklaarde Montaigne dat hij het alleen aan het geluk te danken had dat zijn opvoeding niet op een fiasco is uitgedraaid. Hij hield er een blijvend verzet tegen elke autoriteit aan over en een onbedwingbare wil om vrij te blijven. Wanneer hij naar het college gestuurd werd, kwam Montaigne voor het eerst met dwang in aanraking. De regels, wetten en systemen binnen het onderwijs ergerden hem. ‘Wat heeft een mens aan kennis zonder inzicht, aan discipline zonder zelfstandigheid?’

Tijdens zijn opleiding tot jurist kwam Montaigne tot de ontdekking dat alle conflicten verband hielden met misverstanden over de betekenis van woorden. Na de dood van zijn vader werd hij kasteelheer en familiehoofd. Hij ging een verstandshuwelijk aan en kreeg zes kinderen. Montaigne toonde echter weinig belangstelling voor zijn gezin en bracht veel tijd in afzondering door, in de ronde hoektoren van het kasteel die hij helemaal inrichtte naar zijn voorkeuren, met een afgezonderde slaapplek en inscripties in de balken aan het plafond: vierenvijftig Latijnse aforismen en één Franse, zijn devies: ‘Que sais-je?’. Alleen op die plek, omringd door duizend boeken en uitkijkend over zijn landgoed en de omringende bossen, kon hij zich overgeven aan zijn gedachten.

Na de dood van zijn beste vriend, Etienne de la Boétie, wiens uitgebreide bibliotheek hij erfde, zegde een diepbedroefde Montaigne het openbare leven, zijn ambt en de politiek vaarwel en trok zich terug in zijn toren. Om menselijk, oprecht, vrij en trouw aan zichzelf te blijven, creëerde hij zijn eigen wereld. ‘De actualiteit heeft geen macht over je zolang je weigert eraan deel te nemen, de waanzin van de tijd leidt niet tot een crisis zolang je je helderheid van geest bewaart.’ Montaignes strijd was uitsluitend gericht op de verdediging van zijn eigen ‘innerlijke citadel’, ‘naakt en tijdloos’. Verstoken van de ambitie om zichzelf op de voorgrond te plaatsen, hield Montaigne zich ver van retoriek en politieke spelletjes.

Zonder vooropgezet plan of methode, maakte Montaigne notities in een fragmentarische stijl. In zijn essays ontwikkelde hij een ethiek van het dagelijks leven en formuleerde adviezen omtrent het behoud van vrijheid in alle omstandigheden. Grotendeels geïnspireerd door de antieken, de geschiedschrijving en de dichtkunst, bouwde hij gaandeweg een geheel eigen denkwereld op. Het lag oorspronkelijk niet in zijn bedoeling zijn geschriften te laten drukken. Toch publiceerde hij in 1580 het eerste boek met essays, om ze vervolgens herhaaldelijk te herwerken en aan te vullen met nieuwe bevindingen. De integrale Essays omvatten 107 hoofdstukken in drie boeken, die zowel gelezen kunnen worden als een zelfportret, een avontuurlijke zoektocht en een verzameling adviezen van een te goeder trouw handelende mens die zich zo veel mogelijk vrijwaarde van starre overtuigingen en vooroordelen.

‘Geen beschrijving is zo moeilijk als die van het eigen zelf, en er is beslist niet één zo nuttig.’ De Essays bieden een duizelingwekkend caleidoscopisch beeld: een verzameling observaties, gedachten en stemmingen, verweven met feiten, anekdotes en citaten (van o.a. Socrates, Plutarchus, Seneca, Ovidius, Cicero, Caesar), almaar draaiend rond de as van een zoekende ik. Was Montaigne veeleer een ‘weerspiegelaar’ dan een filosoof? Meer dan enig ander onderwerp bestudeerde hij immers zichzelf en spiegelde zich daarbij voortdurend aan wat anderen geschreven hadden. Hij was er zich van bewust dat hij een slecht geheugen had; zijn geest gedroeg zich vaak als een op hol geslagen paard. Door zijn overpeinzingen gedetailleerd te beschrijven, besefte Montaigne dat zijn verhouding tot de wereld, tot de dingen en tot zichzelf, helemaal niet vaststaat en dat zijn gedachten erg onsamenhangend waren. ‘We zijn allemaal maar lapwerk, en zo bont en vormloos samengeweven, dat ieder stuk op ieder moment zijn eigen rol speelt, en er is evenveel verschil tussen ons en onszelf als tussen ons en de andere mensen.’ Montaigne omarmde zijn flexibele identiteit, die niet aan de rede onderworpen kon worden. De geest, de wil en de verbeelding waren bij hem permanent in gesprek en daaruit leerde hij, dag in, dag uit.

Een keerpunt in Montaignes leven was zijn ontmoeting met enkele indianen uit het Amazonegebied. Op de vraag wat hen het meest verwonderde in de Oude Wereld (waar ze op bezoek waren), antwoordden ze: ‘vrijwillige slavernij’. Ze konden niet begrijpen dat zo velen zich onderwierpen aan slechts enkelen. Wat hen nog meer verwonderde was dat God in Europa een mens het recht geeft om koning te zijn. Ook verbaasden ze zich over de ongelijkheid: terwijl de een baadt in overvloed, wordt de ander verteerd door armoede en honger. Montaigne vond de indianen veel dichter bij de natuur staan en vreesde de ondergang van hun oorspronkelijkheid door het kolonialisme. Sommigen verweten Montaigne een egoïst te zijn, terwijl net zijn menslievendheid en het hoogste respect voor de integriteit en vrijheid van elke mens, zo opvallen. In zijn essays maakt hij van vragen nooit imperatieven. Hij reikt de wereld slechts het resultaat van zijn zelfonderzoek aan: een levenshouding die tolerantie in het hoogste vaandel draagt. ‘Wie zelf vrij denkt, eert alle vrijheid op aarde.’

In de zomer van 1580, achtenveertig jaar oud en gekweld door onrust en melancholie, zag Montaigne in dat zijn (ivoren) toren hem geen verlossende kijk op de wereld verschafte. Het lange zitten had hem bovendien nierstenen bezorgd. Hij richtte zijn blik weer naar buiten, pakte zijn boeltje en vertrok te paard naar Italië: een reis die een nieuwe levensfase inluidde en anderhalf jaar zou duren. Montaigne reisde om zichzelf opnieuw te bevrijden, deze keer in beweging en zich overgevend aan het onverwachte. Het schrijven in zijn toren had hem bevrijd van waanbeelden en behoed voor waanzin. Niets kon hem nog teleurstellen. Elke tegenslag ervoer hij als een verrijking. Ook zijn opspelende nierstenen waren een deel van het leven geworden. Tot zijn verbazing werd hij tijdens zijn afwezigheid benoemd tot burgemeester van Bordeaux, een functie die hij na zijn terugkeer plichtsgetrouw opnam.

In 1585 volgde Montaigne zichzelf op als burgemeester. Toen de pest uitbrak, een epidemie die aan de helft van de bevolking in Bordeaux het leven zou kosten, vluchtte hij de stad uit. Opnieuw trok hij zich terug in zijn toren en begon aan het derde deel van de Essays. Het beetje liefde en tederheid waar Montaigne in de laatste jaren van zijn leven nog op hoopte, vond hij bij zijn aangenomen dochter Marie de Gournay, aan wie hij de nalatenschap van zijn geschriften toevertrouwde.

Op literair gebied zijn de Essays een waar hoogstandje. De vrije compositie, de tijdloosheid en veelzijdige belichting van uiteenlopende onderwerpen stimuleren ook vandaag nog tot zelfreflectie en herbeschouwing van talloze vanzelfsprekendheden. Montaigne lezen betekent niet alleen vol verwondering struinen door de wereld, de geschiedenis en de eigen gedachten, maar ook een omarming van de eigen vloeibare identiteit, de verschillendheid en verscheidenheid der dingen. Prachtig is de zelfrelativering die Montaigne voortdurend aan de dag legt. ‘Uiteindelijk is deze hele mengelmoes die ik hier bijeen kladder, niets anders dan een verslag van mijn levenservaringen, die de geestelijke gezondheid voldoende tot voorbeeld zijn om te leren hoe het niet moet.’ Meebewegen met Montaignes gedachten brengt hoe dan ook een wonderlijke verschuiving in het denken teweeg. Mijn advies luidt dan ook: een dagelijkse dosis Montaigne, levenslang. En Zweig vooraf.

 

Elisabeth Francet is arabist van opleiding en werkte jarenlang als vertaler Arabisch. Sinds 5 jaar werkt zij in de openbare bibliotheek van Landegem (Deinze), waar zij verantwoordelijk is voor de collectievorming voor fictie (volwassenen).

 

Stefan Zweig, Montaigne, Athenaeum-Polak & Van Gennep, Amsterdam 2023, 126 blz., vertaling door Kris Lauwerys en Isabelle Schoepen, ISBN 9789025314989

 

Michel de Montaigne, Essays, Boom, Amsterdam 1993, 1322 blz., vertaling van Essais (1580/1588/1595) door Frank de Graaff, ISBN 9060098676