(of: dementie en hartproblemen in de ouderdom)

Arthur Hendrikx*

 

Jezus mina Gaspar, wat doe je ons toch aan! Vergeleken bij de Argentijns-Franse cineast Gaspar Noë was markies de Sade een koddige en poeslieve Samaritaan. Noë’s nieuwste film, Vortex, is weliswaar opvallend ingetogen en sereen in vergelijking met zijn eerder oeuvre, maar het wordt gevoelige zielen nog steeds sterk aangeraden toch maar een ticketje voor een (bij voorkeur) hersenloze Vikingfilm aan te schaffen. Hersenen worden niet tot moes geslagen, Monica Bellucci wordt niet minutenlang verkracht, tieners slaan elkaar niet onder invloed van drugs de kop af, maar het enige etiket dat van toepassing is op Vortex is ‘bruut realisme’. Noë bedrijft mimesis waarin de werkelijkheid zo getrouw en onverdund wordt weergegeven dat je soms even moet wegkijken, omdat de film te dichtbij komt. Het is met andere woorden wel heel erg echt. Aanlengen is nog steeds niet aan Noë besteed; en toch kun je welhaast van een sobere schoonheid spreken, een rust die volledig ontbrak bij vorige werken. Daar zijn we hem dankbaar voor.

De voornaamste reden voor die rust is de manier waarop de camera wordt gehanteerd. Noë opteert voor een voortdurende split screen (of ‘schermopdeling’ in keurig Nederlands, wat wil zeggen dat het scherm in twee helften van elkaar wordt gescheiden door een zwarte balk in het midden) waarbij de twee respectievelijke camera’s de twee hoofdpersonages niet-aflatend volgen; de illusie wordt daarbij (zoals ook in films als Rope van Hitchcock en Birdman van Iñnaritu) gewekt dat er nooit wordt geknipt, tenzij op ogenschijnlijk willekeurige momenten, waarbij het knippen vormtechnisch op het knipperen van ogen lijkt, een merkwaardige ingreep. We zitten een oud koppel dus twee uur lang op de huid, volgen hen in hun doen en laten zonder censuur; zonder schroom zien we hen naar toilet gaan of een douche nemen. Het dagelijkse leven wordt in zijn volledigheid getoond, banaliteiten of dode momenten worden niet overgeslagen. Maar ook het acteren en de dialogen presenteren een ware cinema vérité: er wordt lustig gestotterd en door elkaar heen gepraat, we hebben op geen enkel moment het idee dat we naar acteurs kijken. We zijn indringers in iemands privéleven. En altijd is de camera daarbij rustig en geduldig: Noë blijft verre van de schokkerige chaos van bijvoorbeeld Irréversible.

De twee figuren in wier leven we worden geworpen zijn Vader en Moeder, gespeeld door Dario Argento (vermaard regisseur van horrorfilms) en Françoise Lebrun. Ze schurken allebei tegen de tachtig aan; hun leven is een routine geworden. Hij is een intellectueel en schrijver, zij blijkt vroeger psychiater te zijn geweest. Ze bewonen een gezellig en mooi appartement volgestouwd met boeken (een opmerkelijk detail in één van de latere shots toont hoe zelfs achter een toilet zich boekentorens hebben gevormd), maar ook met schilderijen, affiches en andere prullaria en snuisterijen; het typische huis van gecultiveerde bohemiens die niet malen om wanorde. In overeenstemming met de geringe actieradius van oude mensen, speelt zowat alles zich af binnen die vier muren, wat de film een claustrofobische intensiteit verleent.

Een kleine rectificatie is aan de orde: de film begint niet met split screen, maar gaat daar na een korte prelude (van zo’n vijftal minuten) toe over. Ze zitten in het begin samen op hun koertje van de zon te genieten, waarbij hij opmerkt dat het leven als een droom van een droom is. Die nacht verschijnt de omineuze zwarte balk die hen voorgoed van elkaar scheidt. De volgende dag vertoont zij voor het eerst ernstige tekenen van dementie; zo moet de balk symboliseren dat hun harmonische samenzijn voorgoed voorbij is. Elk zal nu apart in zijn universum leven zonder nog een echte verbinding te kunnen maken.

Meer behelst het plot niet. Noë presenteert ons de implosie van een geest, en in het kielzog hiervan de implosie van een relatie. Gaandeweg wordt ook duidelijk dat Vaders hart niet helemaal deugt en dat de dementie van zijn vrouw zijn toestand niet ten goede komt; ze stevenen allebei op een afgrond af.

Ze wenden zich tot hun zoon (Alex Lutz) als de reddende engel, maar die blijkt zelf problemen te hebben, en staat sowieso voor een opgave waar alleen God tegen opgewassen is. De scène waarin de zoon voor het eerst ziet dat zijn Moeder dementie heeft en moeite heeft zowel haar man als haar zoon te herkennen, is alleen maar hartverscheurend te noemen: gemeenplaatsen zijn hier aan de orde, omdat ze soms waar zijn. De grote kwaliteit die Gaspar ook in zijn vorige films al had getoond, namelijk natuurgetrouwe, soepel vloeiende dialogen (inclusief door elkaar praten, gestotter en stiltes), komt in deze setting perfect uit de verf. De wezenloze blik en het infantiele gestotter van Moeder brengen Vader en zoon tot wanhoop, terwijl ze proberen haar terug aan de praat te kijken; de camera blijft hen zonder genade op de hielen zitten, volgt haar verward geschuifel door de claustrofobie van hun huisje, volgt zijn stiekeme gesluip naar een kamer boven waar hij belt naar een oude bijslaap en zijn hart uitstort. De acteerprestaties verdienen hulde; vooral het zwaar Italiaanse accent van Argento geeft zijn personage een aandoenlijke en onweerstaanbare charme. De zoon probeert de boel te beredderen maar is van nature een lijdzaam toekijkend sujet, het type persoon dat getalenteerd en intelligent is maar zichzelf toch om duistere redenen de sloot in dirigeert, – en toch stijgt hij hier boven zichzelf uit en doet hij alles wat je van een kind kan verwachten. Gaspar Noë toont de heroïek van het zorgen voor ouders. In een sterke scène zien we het gesprek tussen Vader en zoon, waarbij de zoon hem ervan probeert te overtuigen naar een tehuis voor oudere mensen te gaan. U hoort het al: bijna dodelijk banaal, omdat het zo herkenbaar is. Het vervelende en loodzware gesprek dat bijna elk kind ooit met zijn ouders moet voeren, met de bekende uitkomst dat de ouder het voorstel verwerpt en zijn kind van verraad beschuldigt, – het rusthuis betekent de dood, is de laatste tussenstop op weg naar het kerkhof. Ook in Vortex luidt het antwoord van Vader negatief. We kennen het procedé dus al, maar het is net met die onopgesmukte mimesis, via de acteerprestaties en fabuleuze dialogen, dat Noë weet te raken.

De film is eerlijk, in absolute zin: we delven steeds dieper het zwarte gat in waar je als bejaarde langzaam maar zeker in wegzakt (in het geval van dementie of een hartconditie al wat sneller), tot er niks of niemand meer overblijft. Er wordt niks aangedikt of geperverteerd, wat zorgt voor een bijna merkwaardige contrast met Noë’s eerdere films: denk aan het ranzige geweld van Irréversible, de gratuite pornografie van Love, de walgelijke en perverse sensatiezucht van Climax. Noë was er in zijn vroegere films al te opzichtig op uit de kijker te schokken of te lokken met geweld of naakt, zonder dat het inhoudelijk veel voorstelde. Ondanks een duidelijk cinematografisch talent (dat viel nooit te ontkennen) bleven zijn films dus steken in de middelmaat van de poseur, de aansteller, de straatventer.

De plotse omlag is waarschijnlijk te verklaren door een gebeurtenis in zijn persoonlijk leven, want Noë verduurde in 2020 een hersenbloeding die hem aan de rand van de dood bracht. Naar verluidt inspireerde dit hem tot de nogal morbide premisse van Vortex; het is er in elk geval aan te merken dat Noë weet hoe het voelt om het grote einde te voelen naken. Deze keer was hij niet de marionettenspeler die een aantal figuurtjes manipuleerde om het publiek aan zich te binden, maar vertelde hij gewoon een persoonlijk verhaal, dat uiteindelijk het verhaal van ons allemaal is. De pathos is daarom, het verdient herhaald te worden, soms niet te harden: bijvoorbeeld op het moment dat Vader in de douche staat en hij hulpeloos moet toekijken hoe een zichtbaar verwarde Moeder zijn cahier met notities (hij is bezig aan een groot boek over cinema en dromen) door het toilet spoelt. Ook zijn laatste droom gaat daarmee in rook op.

Wat ook hard aankomt zijn de momenten waarop Moeder ineens herhaaldelijk sorry begint te mompelen, wanneer ze inziet dat ze haar man en zoon tot last is geworden en beweert dat het beter zou zijn voor hen als zij er niet meer zou zijn. Pijnlijk, omdat zij weten dat ze misschien wel gelijk heeft, maar haar natuurlijk met klem tegenspreken. De eerste keer dat ze die ontboezeming doet zit ze op de achtergrond van hun heftige discussie, waarbij ze over haar praten alsof ze er niet is. In een zeldzaam helder moment roert haar geest zich en spreekt ze een zwarte waarheid uit.
Ze stevenen dus op een afgrond af, en er is niets dat hen nog kan redden. Het voorstel om te verhuizen naar een tehuis wordt door Vader minachtend verworpen, omdat hun hele leven zich in het huis heeft afgespeeld: alle voorwerpen (in het bijzonder boeken) en herinneringen van hun leven liggen hier opgetast. Je kunt een kleine selectie boeken meenemen, zegt de zoon, maar dat wordt weggelachen. Op een avond krijgt Vader, na een bijzonder vermoeiende dag vanwege de dementie van Moeder, een hartaanval en stort hij ter aarde neer; de volgende dag overlijdt hij in het ziekenhuis. Hier neemt Moeder tweemaal haar oude rol van geborgenheid gevende moeder en echtgenote terug op, alsof de noodzaak ervoor zorgt dat ze tijdelijk haar dementie overstijgt: eerst slaagt ze er, wanneer ze haar man op de grond aantreft, zonder problemen in haar zoon te bellen en te melden wat er gebeurd is; en als Vader uiteindelijk gestorven is en haar zoon in het ziekenhuis zijn hoofd op haar schoot legt om te treuren, begint ze troostend te neuriën terwijl ze hem aait: het moederlijk instinct is sterker dan de dementie. Een ontroerende scène, een pièta tegen de koude en steriele achtergrond van een ziekenhuisgang.

Ze volgt haar man niet veel later naar de eeuwige jachtvelden. Tweemaal toont Noë ons het ijselijke gezicht van de ontslapene zonder franjes of opsmuk. In de laatste scène ‘begraaft’ de zoon zijn moeder door de urne van zijn moeders as op te bergen, bij de urne van Vader; zijn zoontje vraagt of oma en opa een nieuw huis hebben, maar zijn vader antwoordt koud en helder: ‘Nee, alleen levenden hebben huizen.’ En dan krijgen we ook nog een eenvoudige reeks shots te zien van het leeggehaalde huis, waar geen enkele herinnering aan de twee bewoners meer overblijft; alle boeken zijn weg. Op die noot eindigt de film. Weinig opmonterend, maar treffend en scherp, foutloos uitgevoerd. De film kwijt zich plichtsgetrouw van zijn taak en doet wat hij zichzelf tot doel stelt: op serene en eerlijke wijze laten zien dat het geen pretje is om met dementie of hartproblemen je oude dag te beleven. Niets minder en niets meer. Voor Noë beschouw ik die oprechtheid als een significante stap voorwaarts.

 

Reageren? Mail naar: arthurhendrikx@hotmail.com

 

Arthur Hendrikx is freelance vertaler en copywriter. Hij volgde een master Wijsbegeerte en een master Zuid-Amerikaanse studies aan de KU Leuven, waar hij zich toelegde op literatuurfilosofie en Spaanse cinema.