Drift, juni 2020

Martha Claeys *

 

Sommige ideeën uit de academische filosofie verdienen het om deel van ons dagelijks discours te worden. Het structureel politiegeweld tegen zwarte en bruine mensen en de moorden op onder meer Ahmaud Arbery, Breonna Taylor, en George Floyd maken een van die ideeën bijzonder pregnant. Filosofe Miranda Fricker beschrijft het onrecht dat te maken heeft met wie we geloven als ‘testimonial injustice’ of getuigenisonrecht.[1] We zijn geneigd om de getuigenis van sommigen lager in te schatten dan die van anderen, door bijvoorbeeld iemand een gebrek aan competentie toe te schrijven (‘ze weet niet waarover ze spreekt’) of als minder betrouwbaar te beschouwen (‘ze zal wel liegen’). Soms zijn we gerechtvaardigd in ons wantrouwen tegenover een bepaalde getuigenis, als we goede redenen hebben om te geloven dat iemand niet de waarheid spreekt. Maar het onrecht dat Fricker schetst is precies onrecht omdat het wantrouwen structureel en zonder goede redenen in het nadeel speelt van bepaalde groepen die historisch onderdrukt zijn geweest, en vaak tot op heden sociaal onderworpen blijven.

Zo bestaat er een soort hiërarchie van geloofwaardigheid, stelt Fricker. Een agent, Derek Chauvin in het geval van de moord op George Floyd, staat boven zijn slachtoffer in deze impliciete rangorde. Als het woord tegen woord is, zijn we geneigd om de agent te geloven, en de bewijslast bij het slachtoffer te leggen. En dat heeft in het geval van Chauvin en Floyd niet enkel te maken met de autoriteit die de agent aan zijn beroep ontleent, maar bovenal met huidskleur. In de VS worden zwarte mannen meer dan eender welke andere groep ten onrechte veroordeeld voor misdrijven waar ze niet schuldig aan zijn.[2] Dat feit alleen al bevestigt de hypothese van Fricker, die ze in haar teksten ruimschoots staaft met andere voorbeelden: zwarte en bruine mensen worden minder geloofd dan witte mensen, we schrijven aan hun stem minder belang en autoriteit toe.

Wat heeft dit te maken met de moord op Floyd, Arbery, Taylor in de VS, maar ook die op bijvoorbeeld Adil C. in de Brusselse wijk Kuregem? De slachtoffers overleefden het telkens niet om te getuigen, en in minstens twee van de vier gevallen is er ruimschoots videomateriaal dat opzettelijke moord bewijst. De brutaliteit van de moordenaars en de schijnbare wegwerpbaarheid van zwarte en bruine levens is onontkenbaar. Bij Floyd was er geen enkele sprake van verzet. Toch hield Chauvin zijn knie bijna negen minuten lang op Floyds nek geklemd, tot hij stierf. We kunnen zijn oneerlijke doodstrijd volgen via de smartphonefilmpjes van omstaanders. Toch is de hiërarchie van geloofwaardigheid relevant, ook al twijfelt intussen bijna niemand meer aan wie hier de dader was en wie het slachtoffer. Het is namelijk onder meer de belofte van straffeloosheid die Chauvin wellicht sterkte toen hij zijn been maar niet van Floyds nek haalde. Als er niet gefilmd was, is de kans groot dat de moord op Floyd ongemerkt voorbijgegaan zou zijn, geklasseerd als een ‘medisch ongeval’ na ‘verzet’.

Disproportioneel politiegeweld tegen zwarte en bruine levens wordt in stand gehouden door het bredere systeem dat ook niet-geweldplegers dragen. De garantie dat een witte agent geloofd zal worden boven een zwarte man is een vrijgeleide voor de agent om de uitvoerende taak van structureel racisme op zich te nemen. Chauvin had pech dat er geen twijfel mogelijk is over zijn schuld. Want als we naar velen van zijn voorgangers kijken, dan was hij er zeker mee weg gekomen. Zo is er Daniel Holtzclaw, een agent uit Oklahoma die systematisch gebruik maakte van de hiërarchie van geloofwaardigheid door zwarte vrouwen als slachtoffers uit te kiezen. Hij randde jarenlang straffeloos vrouwen aan van wie hij wist dat ze niet geloofd zouden worden: vaak waren het sekswerkers, drugsgebruikers, vrouwen met weinig sociale inbedding. Niemand zou voor ze spreken.

Ook Floyd werd zelfs na zijn dood nog in die hoek geduwd. Zijn zaak werd verdacht gemaakt door de insinuatie van drugsgebruik. Hij had zich zogenaamd verzet, en had eerder proberen te betalen met vals geld. Alles om zijn geloofwaardigheid nog verder te ondergraven dan voor een zwarte man al het geval is. Het mocht deze keer niet baten, want er is een overdaad aan bewijs. Maar wat als die er niet is?

Hier ligt de verantwoordelijkheid van de witte mens. Wie hoog staat in de hiërarchie van geloofwaardigheid, kan ze ook in vraag stellen, want aan haar woorden wordt wel autoriteit verleend. Ik bedoel niet dat ik als witte vrouw het woord van niet-witte medemensen moet overnemen, integendeel. Wel kan ik mijn privilege inzetten om vragen te stellen, te wijzen op verdachtmaking van het (zwarte) slachtoffer, aandachtig te luisteren en te geloven wat zij vertellen. Als ik me ervan bewust ben dat ik geneigd ben een witte stem boven een zwarte stem te geloven, dan kan ik wie baat heeft bij de hiërarchie van geloofwaardigheid tegen een strengere standaard houden, en het systematische onrecht waar Fricker op wijst indachtig zijn. Als Chauvin echt had gevreesd dat we Floyd zouden geloven, dan was de arrestatie wellicht anders verlopen.

 

[1] Miranda Fricker, Epistemic Injustice: Power and the Ethics of Knowing, Oxford University Press, Oxford, 2007

[2] Niraj Chokshi, ‘Black People More Likely to Be Wrongfully Convicted of Murder, Study Shows’, The New York Times, 2017, https://www.nytimes.com/2017/03/07/us/wrongful-convictions-race-exoneration.html