Nynke van Uffelen*

 

Burj Khalifa, het hoogste gebouw in de wereld, is op zand gebouwd. Zijn betonnen geraamte houdt een lichaam van maar liefst 828 meter staande. We dromen onszelf naar boven. We kijken uit de hoogste ramen en wat zien we? Zand, zover het oog reikt. Dubai ligt middenin de Arabische woestijn. Fun fact: het zand, nodig voor het beton van de Burj Khalifa, is geïmporteerd uit Australië.

Dat laatste is iets om eventjes bij stil te staan. De wereld is bedekt met zand, maar het meeste daarvan is onbruikbaar. In een woestijn heeft de wind vrij spel, waardoor de korrels geometrisch rond worden geslepen. Je kan hier geen beton van maken: probeer maar eens een zak knikkers samen te knijpen. Ook zand in oceanen is niet ideaal: zout uit zand filteren is een energie-intensief en kostelijk proces, plus het kan het leven op de zeebodem ernstig in gevaar brengen. We hebben rivierzand nodig, strandzand. En dus ontginnen we dat. Onze huidige economische activiteiten dwingen ons twee keer zoveel zand te ontginnen dan de natuur aanmaakt. Het zand dat we nemen, komt niet meer naar zee. Stranden eroderen. Zand, een commodity, is een schaars goed.

Geen probleem voor Dubai, de rijken daar hebben genoeg geld om zand gewoon te importeren. Voor Singapore geldt hetzelfde: hun voortdurende gebiedsuitbreidingen worden mogelijk gemaakt door geïmporteerde grond uit buurlanden. Deze buurlanden ondervonden echter al snel negatieve gevolgen: overstromingen, rivieren zonder vissen en eilanden die onder zee verdwenen. Ze weigerden om nog zand te verkopen aan Singapore. Zo steeg de prijs van zand enorm, op een gegeven moment zelfs tot boven de olieprijzen (en daar worden oorlogen over gevoerd!).

Sommige landen kunnen zandimport niet betalen. India, bijvoorbeeld. Dat brengt ons tot het voor velen onbekende concept waar ik nu aandacht aan wil schenken: de zandmaffia. De waarde van de zandmaffia in India wordt geschat op tientallen miljarden per jaar: het lijkt de machtigste criminele organisatie van het land te zijn. Grote constructiebedrijven zijn het brein achter haar operaties; de politie en de minister van milieu steken hun kop in het zand. De zandmaffia heeft vermoedelijk al vele levens gekost.

Ik vraag aandacht voor een fantastische vrouw, Sumaira Abdulali genaamd. Deze Indische woonde op het strand en zag nachtenlang illegale zanddiefstallen plaatsvinden. Haar voortuin werd beetje bij beetje verkleind. Ze verzette zich door de politie te bellen. Ze zette haar auto achter de duinen en wachtte af. De zanddieven kwamen haar die nacht echter opzoeken, vermoedelijk getipt door de corrupte politie, en sloegen haar in elkaar. Een van haar belagers zei: “Weet jij wel wie ik ben?” – het bleek de zoon van een lokale politicus en eigenaar van een groot constructiebedrijf te zijn. (Nu is hij overigens milieuminister van Maharashtra.) Abdulali gaf niet op na dit zware incident. Ze ging naar het gerecht en eiste de illegaliteit van zandmijnen, zolang de overheid geen plan voor kan stellen om ze duurzaam te beheren. Ze won het pleit, maar ondanks deze uitspraak doet de ondergrondse zandmaffia gewoon voort.

En nu? Feit is dat vrij weinig mensen op de hoogte zijn van deze problematieken, althans in West-Europa. Nick Meynen (European Environmental Bureau) en Vince Beiser (journalist) behoren tot de weinigen die ons proberen te informeren, want er is ons zand in de ogen gestrooid. Vandaar deze drift. Géén zand erover. Misschien moeten we pleiten voor ethische zandlabels, of bevoegde zandbanken. Een ding is zeker: als we niets doen, geldt survival of the fittest. De rijken winnen, de armen zijn de dupe. En dat is niet waar we willen stranden.