Neerwaarts verzet, de debuutbundel van de Gentse literatuurwetenschapper Kris Lauwereys – niet te verwarren met de Antwerps-Weense literair vertaler Kris Lauwerys, neemt de lezer mee op een noeste zoektocht. Een wordingsgeschiedenis. Misschien een genesis-verhaal, zelfs. We volgen de strijd van een persoon met diens omgeving, met de natuur, de elementen, de ander, maar vooral met het zelf, met eenzaamheid.
Wat opvalt in deze dichtbundel, is de gelijkmatigheid. Zo gebruikt de dichter uitsluitend concepten uit het collectieve ‘basisregister’ van de taal, kernconcepten die samenhangen met ons bestaan, los van modernisering, modes, hypes, trends.
laten we ons samen
blindstaren op ieder woordals de stilte in de jaren
jou voorgoed van mij ontvoert
zeg ik niet: zij die voor mij kwamen
hebben mij de mond gesnoerd
Het effect van het putten uit puur dat basisregister, is dat de lezer buiten de tijd terechtkomt. Ik bedoel: er is geen krultang, capitoolbestormer of cryptomunt aanwezig. De dichter lijkt een wereld te willen scheppen die met die grillige trends niets te maken heeft, die los daarvan kan bestaan. Wat verder opvalt is de geleidelijkheid van de betekenisverschuiving. Het semantisch netwerk in deze gedichten, en het gebruik van vormen van rijm, is ontzettend evenwichtig. De beheerste kalmte in de ritmiek sluit aan bij de stelligheid die zich voordoet in de inhoud. Het resultaat is een indrukwekkende monumentaliteit.
Neem nu het gedicht ‘Leiestraat 49 – III’. Het spel met klank is perfect: de oo’s, ee’s en aa’s die een lyrische stroom mogelijk maken zijn trefzeker dicht bij elkaar geplaatst, en om bij de lezer de slaap niet te laten intreden worden ze precies op het juiste moment onderbroken door een enkele ui of ie – waarmee de warme deken van lange klinkers meer kleur krijgt. Dit debuut geeft blijk van een meesterlijke beheersing van het dichtersgereedschap.
Op inhoudelijk vlak blijkt de bundel een uitdaging. Het gedicht ‘Yggdrasil’ kreeg een bijzondere titel mee, waardoor mijn oplettendheid getriggerd wordt. Yggdrasil is de boom van leven en kennis, de oneindige vertakking van het leven. Dit boomsymbool heeft in de alchemie een verbindende en gidsende functie; hij brengt ons vanuit de gewone mensenwereld naar de eeuwige ideeënwereld. Met dit soort sleutels schrijft de dichtbundel zichzelf in in de hermetische traditie.
Het hermetisme draait om het zoeken naar geheime of verborgen kennis (ik lees hier: ‘je bouwde je buitenverblijven net buiten bereik’ blz. 19), de verbondenheid der dingen (ik lees hier: ‘vallen we samen in onderling akkoord’ blz. 34), en de mogelijkheid van de mens om te transformeren. Twee voorbeelden van hermetische transformatie in Neerwaarts verzet zijn de passage over vissen en vogels, en de passage over de slang:
Vogels en vissen zweefden samen voorbij.
Ik lokte ze met losgeknoopte vingers,
want de mond die hen kuste was niet mijn
mond. Ik was een ander die in mij bestond. (blz. 11)
Deze strofe doet me sterk denken aan de bekende prent ‘Lucht en water’ van Maurits Cornelis Escher, waarop witte vissen in zwarte vogels veranderen, en/of omgekeerd. Verwarrend voor de waarnemer in de mensenwereld, maar een wonderlijke verbondenheid in de ideeënwereld.
Een slang glijdt tussen de spaken van een wiel,
draait zich om en komt zo steeds terug. (blz. 54)
De Ouroboros, Grieks voor staart-eter, is een symbool uit de alchemie en een wereldwijd verspreid mythisch symbool. De slang of draak die in zijn eigen staart bijt, of die inslikt, vormt een eeuwige cirkel. In Neerwaarts verzet komen de cirkel (ik lees hier: ‘zijn poten slijten cirkels uit in steen’ blz. 51), de poort en de toren, allemaal mythische kernbegrippen, regelmatig terug.
Wat ik jammer vind is de stelligheid en vooral de definitieverigheid die uit de tekst naar voren komt en die op mij een beklemmende werking heeft. Ik heb een (lange) lijst gemaakt van frases met ‘elke’, ‘ieder’, ‘al’, ‘alles’, ‘voor altijd’, ‘niemand’, ‘voorgoed’, ‘nooit’. De lijst is lang. Ook kun je een lijst maken met imperatieven.
De auteur creëert een wereld waarin geen unieke, spontane, toevallige gebeurtenissen zijn. Door het verhaal buiten de tijd te plaatsen en de personages geen duidelijke eigenschappen mee te geven, krijgt het geheel bovendien helaas weinig reliëf. Graag had ik meer geproefd en gezien van de vader en de geliefde die zich als schimmen in het boek ophouden, en ook de verteller krijgt door het uitblijven van emotie weinig tekening. Aan het eind van mijn lezing snak ik als verlamd naar bevrijding en vraag ik mij af: kunnen we wel leven in een versteende wereld als deze? Kan onze geest wel leven zonder de verrassing van het éne, van dat unieke, spontane dat zich aan de wet ontfloept?
Kris Lauwereys, Neerwaarts verzet, uitgeverij Archipel, Herzele, 2024, 68 blz., ISBN 9789464989014, € 20,00.
Een kortere versie van deze bespreking verscheen eerder in Poëziekrant.