Twee boeken over de eerste echtgenote van George Orwell

 

‘Het is moeilijker het lijden van een zwijgzaam man te moeten aanzien dan het lijden van een spraakzaam man’, schreef de Canadese dichter Paul Potts (1911-1990) na het overlijden van Eileen Blair-O’Shaughnessy (1905-1945) over haar weduwnaar George Orwell (1903-1950, pseudoniem van Eric Blair).[1] Potts en Orwell waren goed bevriend, en na de onverwachte dood van Eileen bracht Potts vijf dagen door met Orwell opdat laatstgenoemde gezelschap had. Eileen O’Shaughnessy en Eric Blair waren getrouwd in 1936, ruim een jaar nadat zij elkaar hadden leren kennen. Eileen Blair heeft altijd in de schaduw gestaan van haar echtgenoot, die wereldberoemd is geworden met, vooral, zijn boeken Animal Farm (1945) en 1984 (1949). Onlangs verschenen kort achter elkaar echter twee boeken, waarin de aandacht juist vooral naar haar uitgaat: Eileen: The Making of George Orwell van Sylvia Topp in 2020, en Wifedom: Mrs Orwell’s Invisible Life van Anna Funder in 2023.

Eileen Maud O’Shaughnessy werd geboren in South Shields in noord-Engeland, een kustplaats ongeveer twaalf kilometer ten zuidoosten van Newcastle, en tien ten noorden van Sunderland. In laatstgenoemde plaats bezocht Eileen O’Shaughnessy de middelbare school; nadat zij in 1924 haar diploma had behaald, ging zij Engels studeren aan St. Hugh’s College in Oxford. In 1927 studeerde zij af, waarna zij kort achter elkaar verschillende baantjes had – onderwijsassistent aan een meisjesschool; voorlezer voor een oude, nagenoeg blinde adellijke dame; en eigenaar van een kantoor in Londen dat uiteenlopende secretariële diensten aanbood, van stenograferen en typen tot tekstredactie en het corrigeren van drukproeven. Geen van deze werkzaamheden kon haar helemaal bekoren, reden waarom ging zij aan de slag als freelance-journaliste. Wel bleef zij wetenschappelijke teksten – artikelen en boeken – typen, redigeren en persklaar maken voor haar broer Laurence (1900-1940), die na een studie geneeskunde zou uitgroeien tot een internationaal gerespecteerde borstchirurg; zijn opleiding had hij gedeeltelijk gevolgd in Berlijn, bij de Duitse specialist Ferdinand Sauerbruch (1875-1951).[2] Ze bleef haar broer en soms ook anderen deze hulp bieden, ook nadat zij, in 1934, besloot opnieuw te gaan studeren: ze schreef zich in voor een masteropleiding ‘psychologie van opvoeding en onderwijs’ aan University College in Londen, een opleiding die zij overigens niet zou afronden. Bij deze studiekeuze liet zij zich leiden door haar al langer bestaande belangstelling voor het meten van de intelligentie van kinderen.

Een van haar medestudenten aan University College, Rosalind Obermeyer, verhuurde een kamer van haar flat in de Londense wijk Hampstead aan Eric Blair – toen nog een beginnend schrijver, die in 1933 de naam George Orwell was gaan gebruiken. In het voorjaar van 1935 nodigde Obermeyer, naast een aantal anderen, haar medestudente Eileen O’Shaughnessy uit voor een feestje in haar flat, waarbij ook haar huurder Eric Blair aanwezig was. Hij was meteen diep onder de indruk van Eileen, en zij kregen al snel verkering. Ruim een jaar na hun eerste ontmoeting trouwden zij – een huwelijk dat zou duren tot het overlijden van Eileen op 29 maart 1945, tijdens een operatie.

George Orwell en Eileen O’Shaughnessy hadden een veelbewogen huwelijk. Binnen een half jaar na de bruiloft vertrok Orwell naar Spanje, om als vrijwilliger te gaan vechten in de Spaanse Burgeroorlog, niet in de Internationale Brigade, maar in de militie van een linkse splinterpartij. Ten tijde van zijn vertrek was zijn boek The Road to Wigan Pier ter perse – hij liet zijn literair agent Leonard Moore weten, dat zijn vrouw Eileen de volledige volmacht had om te beslissen over eventueel wenselijke of zelfs noodzakelijke aanpassingen in de tekst, en over contractuele details. Vanaf dat moment was Eileen nauw betrokken bij zijn literaire werk – veel van zijn manuscripten tikte zij uit, waarbij zij op de achterkant van bladzijden suggesties deed ter verbetering van formuleringen op de tegenoverliggende pagina. Meerdere critici hebben gewezen op een verandering in de stijl van Orwell vanaf 1936 – zijn taal is meer ontspannen, en vaak geestiger. Niet toevallig is dat vanaf de tijd dat Eileen en hij samen waren.

Een paar maanden na het vertrek van Orwell naar Spanje reisde Eileen hem na. Zij ging achter het front, in Barcelona, werk verrichten voor de Republikeinse zaak. Ze wist Orwell uit handen van de communisten te houden, toen de linkse splinterpartij waarvoor hij vocht bij de Russische dictator Stalin in ongenade was gevallen en de leden ervan werden vervolgd. Samen ontvluchtten zij Spanje – waarbij Orwell naast zijn afkeer van de dictatuur van Franco ook een welhaast paranoïde angst voor het communisme kreeg. Na terugkeer in Engeland bleef hun leven turbulent: beiden kampten met een slechte gezondheid, waarbij Orwell nog al eens in ziekenhuizen en sanatoria verbleef, en Eileen tussentijds vaak voor hem moest zorgen als hij weer ziek was; en mede vanwege voortdurend geldgebrek werkten zij veel harder dan gezond voor hen was. Het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog zette hun leven in allerlei opzichten op de kop, waarbij Eileen in 1940 ook nog het diepe verdriet kreeg te verwerken van het sneuvelen van haar geliefde broer Laurence, als legerarts bij Duinkerken. Orwell en Eileen gingen in Londen werken, Eileen achtereenvolgens bij twee ministeries, Orwell bij de BBC; zij verhuisden daarom naar de Engelse hoofdstad waar ze tal van bombardementen meemaakten, en noodgedwongen een paar keer van adres veranderden. In juni 1944 adopteerden ze een drie weken oude baby, omdat zij samen geen kind konden krijgen; ze gaven hem de naam Richard. Terwijl Orwell vroeg in 1945 als oorlogsverslaggever de geallieerde troepen op het Europese vasteland nareisde, onderging Eileen in Newcastle een operatie om haar voortdurende gezondheidsproblemen op te lossen. Die operatie werd haar noodlottig – artsen in Londen hadden overigens eerder deze operatie ontraden, omdat zij niet sterk genoeg was en eerst ten minste een maand lang bloedtransfusies zou moeten krijgen voordat een operatie verantwoord zou zijn… Orwell keerde onmiddellijk terug naar Engeland – hij was verbijsterd en ontgoocheld door het nieuws: net als Eileen zelf was hij in de veronderstelling dat zij niet meer dan een lichte ingreep zou ondergaan.

De boeken van Topp en Funder gaan weliswaar beide over Eileen Blair en met name over haar leven met George Orwell, desondanks zijn ze heel verschillend. Topp beschrijft de relatie tussen Eileen en George als ‘a marriage of two minds’ (een huwelijk van twee verwante zielen) die zich samen op het schrijverschap van Orwell richtten, en daarvoor heel veel, zo niet alles aan de kant zetten. Zij leken aan elkaar gewaagd – twee gelijkwaardige partners die samenwerkten bij veel van wat zij ondernamen, maar ook een eigen leven hadden, daarbij buitenechtelijke relaties inbegrepen (– Orwell overigens meer dan Eileen). Beiden waren kettingrokers, beiden waren geneigd problemen met hun gezondheid te bagatelliseren of zelfs te negeren, beiden vroegen (te) veel van zichzelf zonder zich te beklagen. Beiden hechtten weinig tot niets aan uiterlijk vertoon. Hun voornaamste gezamenlijke project – in elk geval tot aan de adoptie van Richard – was de schrijver George Orwell. Eileen was er vanaf hun kennismaking van overtuigd dat hij kon en zou uitgroeien tot een belangrijk auteur, en zij wijdde zich met volle overgave aan dat project. Dit alles wil niet zeggen dat Topp geen kritiek op Orwell heeft: zij noemt zijn gedrag tegenover Eileen, en tegenover vrouwen in het algemeen, vaak ongepast, getuigend van ongevoeligheid, horkerig – en natuurlijk: hun verhouding was traditioneel in die zin dat Eileen als vanzelfsprekend het grootste deel van de huishoudelijke taken op zich nam.

Funder daarentegen beschrijft de relatie tussen Eileen en George als bij uitstek een voorbeeld van een patriarchale verhouding, waarin de vrouw zich geheel en al wegcijfert voor haar man zonder dat hij dit waardeert, zelfs zonder dat hij het opmerkt. Haar boek is uitdrukkelijk een poging Eileen O’Shaughnessy te bevrijden uit de schaduw van haar echtgenoot. Zij zet daarbij onorthodoxe middelen in: haar studie is geen traditionele biografie, maar vermengt verschillende genres: gedeelten van haar boek zijn autobiografisch en hebben betrekking op haar eigen positie als vrouwelijke auteur en onderzoeker naar het leven van Eileen, gedeelten zijn fictie waarin zij gevoed door haar verbeelding invulling geeft aan episodes uit het leven van Eileen, gedeelten hebben het karakter van een essay, en gedeelten zijn traditioneel biografisch. Uiteindelijk verwordt haar boek meer en meer tot een persoonlijke aanval op Orwell – als typische vertegenwoordiger van het vermaledijde patriarchaat waarvan in het verleden (en nog altijd…) zoveel vrouwen, onder wie Eileen, het slachtoffer waren – waarin zij van alles betrekt dat niet onmiddellijk, of zelfs helemaal niet van belang is voor haar thematiek. Zo bekritiseert zij zijn functioneren als militair in de Spaanse Burgeroorlog – hij zou onnadenkend andere soldaten in gevaar hebben gebracht door te schieten op een rat – en als sergeant in de Home Guard, en zelfs zijn kwaliteiten bij het repareren van apparaten, zonder dat duidelijk wordt hoe dit van betekenis is voor de verhouding tussen George Orwell en Eileen O’Shaughnessy.

Topp en Funder gaan beiden in op de betekenis van Eileen voor het schrijverschap van Orwell. Topp benadrukt haar, ook door eerdere auteurs al opgemerkte invloed op de stijl van Orwell, die met name in Animal Farm tot uitdrukking komt – zij laat overtuigend zien hoe de geestige ironie die de correspondentie van Eileen vanaf haar studietijd in Oxford soms kenmerkt, in dit boek kan worden herkend. Funder gaat veel verder: zij stelt het voor alsof Orwell zich het idee voor Animal Farm heeft toegeëigend, terwijl het oorspronkelijk van Eileen was; dat zij daarmee de geestelijke moeder is van de belangrijkste politieke fabel van de twintigste eeuw, en bovendien in belangrijke mate de auteur. Het probleem met deze verregaande beweringen van Funder is, dat zij er niet in slaagt deze met bewijsmateriaal te onderbouwen – haar argumentatie berust vooral op opeenstapelingen van aannames. Een voorbeeld is de keuze voor de vorm van Animal Farm: volgens Funder komt dat idee van Eileen, en zou zij daarbij geïnspireerd zijn door colleges die zij tijdens haar studie had gevolgd bij J.R.R. Tolkien (1892-1973), immers niet alleen schrijver maar ook hoogleraar Angelsaksische literatuur in Oxford. Maar Funder toont niet aan dat Eileen bij hem inderdaad colleges over sprookjes volgde… De belangstelling van Orwell voor sprookjes daarentegen is bekend en aantoonbaar: hij bewerkte meerdere sprookjes voor uitzending door de BBC-radio.

Dit is, meer algemeen, een belangrijk verschil tussen beide boeken: het betoog van Topp berust op uitvoerig archiefonderzoek en studie van de beschikbare literatuur; Funder baseert zich overwegend op diezelfde literatuur – maar noemt dan opmerkelijk genoeg weer niet een eerdere, uitgesproken feministische kritiek op Orwell: The Orwell Mystique: A Study in Male Ideology (1984) van de Amerikaanse literatuurwetenschapper Daphne Patai –, en bekritiseert tegelijk voortdurend de biografen op wier werk zij steunt, omdat zij geen oog hebben voor de vrouwonvriendelijkheid in het gedrag van Orwell en dus te positief over hem oordelen. Zij permitteert zich op grond van die bestudeerde literatuur conclusies die niet altijd gerechtvaardigd lijken, zoals in bovengenoemd voorbeeld over Animal Farm, en soms zelfs volkomen uit de lucht gegrepen. Zo beweert Funder bijvoorbeeld dat Orwell de kunsthistorica Anne Popham in een brief aanbood haar enkele boeken te sturen die vanwege seksuele obsceniteiten waren verboden, maar die hij illegaal had weten te bemachtigen. In de brief waarnaar Funder verwijst staat dit echter geenszins.[3] En sommige van haar beweringen roepen vooral vragen op. Zo merkt zij op dat zij Homage to Catalonia (1938), het meesterlijke boek van Orwell over zijn ervaringen in de Spaanse Burgeroorlog, twee keer had gelezen zonder dat het haar was opgevallen dat Eileen erin voorkomt. Nu wordt laatstgenoemde in dit boek een keer of veertig genoemd – en haar rol bij het voorkomen dat Orwell door de communisten werd opgepakt en vervolgens bij hun ontsnapping uit Spanje, kan toch eigenlijk geen enkele lezeres ontgaan.

Zo ontstaat het beeld dat Funder het leven van Eileen O’Shaughnessy niet zozeer beschrijft, als wel het zich toe-eigent om haar kritiek op het patriarchaat naar voren te kunnen brengen aan de hand van een inderdaad aansprekend voorbeeld. Hoe fascinerend ook, het maakt haar boek ronduit onevenwichtig – als biografie doet het juist door de feitelijke onjuistheden[4] en de aanvechtbare beweringen geenszins recht aan Eileen Blair-O’Shaughnessy. Het boek van Sylvia Topp daarentegen is een levensbeschrijving zonder bijbedoelingen – en een geslaagd portret van een boeiende persoonlijkheid die inderdaad ten volle een eigen biografie verdiende. In een brief uit april 1946 blikte Orwell terug op zijn huwelijk met Eileen: ‘Het maakt mij niet veel uit wie met wie slaapt, waar het, dunkt mij, om gaat is trouw in emotionele en intellectuele zin. Ik was Eileen soms ontrouw, en ook heb ik haar heel slecht behandeld, en ik denk dat zij mij soms ook slecht behandelde, maar het was een echt huwelijk in die zin dat we samen enorme ruzies hebben doorstaan en ze begreep alles van mijn werk enzovoort’.[5] De biografie van Topp komt veel meer overeen met deze karakterisering dan het boek van Funder, dat Eileen Blair al te zeer in een slachtofferrol drukt – een rol die niet past in de herinnering die voortleeft bij haar familie en vrienden.

 

Sylvia Topp, Eileen: The Making of George Orwell, Unbound, Londen, 2020, ISBN 1783527080, hardback, 486 blz., geïllustreerd, € 33,95

Anna Funder, Wifedom: Mrs Orwell’s Invisible Life, Penguin Books, Londen, 2023, ISBN 0241482720, hardback, 464 blz., geillustreerd, € 26,95

 

[1] Paul Potts, ‘Quixote on a Bicycle’, in: Audrey Coppard en Bernard Crick (red.), Orwell remembered, Ariel Books – BBC, Londen, 1984, blz.248-260, aldaar blz. 251.

[2] Sauerbruch ontwikkelde onder meer nieuwe technieken om klaplongen te behandelen. Zijn latere loopbaan was bepaald niet onomstreden: hij werd bij de opkomst van de NSDAP een enthousiast aanhanger van Hitler. Na de Tweede Wereldoorlog werd hij gearresteerd en beschuldigd van medeplichtigheid aan het nationaalsocialisme, maar het proces tegen hem werd nooit afgerond.

[3] De brief is gepubliceerd in: Peter Davison (red.), Orwell: A Life in Letters, Penguin Books, Londen, 2011, blz. 294.

[4] Op 12 november 2023 meldde The Daily Telegraph dat Funder rectificaties in haar boek gaat aanbrengen, na klachten over onjuistheden van kinderen van vrienden van George Orwell en Eileen Blair.

[5] Davison, a.w., blz. 317.

Hommage aan Eileen
Waarom de klassieke tragedie haar publiek niet verveelde
De dood van een soldaat. Verteld door zijn...
Metamorfosen. Voorpubliatie uit het nieuwe boek van Emanuele...
Het kleedje voor Hitler: een boekbespreking
Proefvluchten naar een verdwenen wereld
Het leven van Maynard K.
De blijvende inspiratie van Stefan Zweig. Literatuur als...
Vervuld door het onzegbare. Over drie gedichten van...
Michael Ignatieff: The Russian Album
De eeuwige actualiteit van het verleden: Het Adrianus-dossier
De Griekse voorvaders van de Verlichting
De ware Jacob
Schuldgevoel. Over betekenisvol ongemak
Joodse klokkenluiders
Oog om oog? De wraak van een ongelukkig...
Fictie en autobiografie in de literatuur als getuigenis...
Fictie en autobiografie in de literatuur als getuigenis...
Dialoog naar aanleiding van het boek Gedeelde Angsten...
Onze mensen
Jiddisch in Palestina
Andreas Kinneging en de weg terug
Wat maakt een gedicht goed?
Literatuurcriticus en dubbelagent. Over Giacomo Antonini (1901-1983)
Een dialoog van oorzaken zonder oplossingen
René Girard salonfâhig
Eenzaamheid, in steen gebeiteld
‘Que sais-je?’
Satire in tijden van oppervlakkigheid: Triangle of Sadness...
De politiek van het minste kwaad