Mario Coolen

Vijfhonderd jaar verspreiding van het christendom in Guatemala

‘Mijn moeder bad tot de Natuur. Telkens als er problemen waren in de gemeenschap ging zij ’s nachts naar buiten om te bidden. Iedere morgen begroette zij vol eerbied de opkomende zon. Mijn moeder geloofde meer in de godsdienst van de Maya’s.

Mijn vader was katholiek. Hij was koster en had tot taak kaarsen en bloemen te plaatsen voor de heiligen. Vol eerbied brandde hij geurige wierook.

Nooit werd het evenwicht verbroken tussen het geloof van mijn vader en dat van mijn moeder. Als kinderen leerden wij van hen twee manieren van intens bidden en geloven. De Schepper weet wel hoe daarmee om te gaan.’

Rigoberta Menchú

Op 15 augustus 1992 publiceren de bisschoppen van Guatemala een pastorale brief met als titel ‘Al vijfhonderd jaar zaaien wij het evangelie’. In de brief maken de bisschoppen de balans op van de pogingen van de kerk om de indiaanse bevolking van Guatemala tot het christendom te bekeren.

Het oordeel van de bisschoppen over wat zij ‘de eerste verkondiging van het evangelie bij de Maya’s’ noemen, valt niet onverdeeld gunstig uit. De kerk pakte volgens de bisschoppen de verbreiding van het christendom met durf en creativiteit aan. Maar er waren ook schaduwzijden. Het nieuwe geloof werd vaak met geweld opgelegd en veel indianen werden onder dwang gedoopt. Missionarissen vernietigden op grote schaal tempels en altaren van de Maya’s, rituelen werden verboden en traditionele priesters vervolgd.

De bisschoppen zeggen in hun pastorale brief dat zij de fouten van het verleden betreuren. Vijfhonderd jaar na de eerste verkondiging van het evangelie moeten zij erkennen dat de Maya’s in hun eigen geloof een bevredigend antwoord vonden op alle belangrijke levensvragen en op het mysterie van de kosmos. Omdat de kerk blind is geweest voor de godsdienstige rijkdom van de Maya’s, vragen de bisschoppen om vergiffenis. Maar zij spreken ook de hoop uit dat het evangelie werkelijk wortel zal schieten in de cultuur van de Maya’s. Zij willen meewerken aan de opbouw van een kerk waarin Maya’s zich thuis voelen.

Een actieve rol van Maya’s binnen de kerk, daarvoor pleiten de bisschoppen van Guatemala. En ze voegen de daad bij het woord. Maya’s die lid zijn van de Commissie voor Indiaans Pastoraat is door de bisschoppen gevraagd in de pastorale brief een eigen hoofdstuk te schrijven over de eerste verkondiging van het evangelie. En hun oordeel is hard. Onomwonden stelt de Commissie vast dat de kerk grote fouten heeft gemaakt bij de verbreiding van het christendom. Om christen te worden moesten Maya’s ophouden Maya te zijn en wie vasthield aan het oude geloof werd wreed vervolgd. De uit Europa afkomstige kerk heeft bijgedragen aan volkerenmoord door het geloof, de theologie, de liturgie en de organisatievormen van de Maya’s te veroordelen, zo luidt het harde oordeel van de leden van de Commissie voor Indiaans Pastoraat. Het evangelie valt met geen enkele cultuur samen, aldus de leden van de Commissie. Evangelie en cultuur zijn op elkaar aangewezen als zaaigoed en aarde. Door mens te worden, te sterven en te verrijzen redt en bevrijdt Jezus Christus alle volken. Maar die boodschap kan de kerk alleen verkondigen als ze vertrekt vanuit de cultuur en spiritualiteit van de Maya’s, vanuit hun symbolen en theologie.

‘De hand van de Almachtige’

De politieke en kerkelijke onderwerping van het huidige Guatemala begint in 1524. In dat jaar trekt Pedro de Alvarado, vergezeld van driehonderd Spanjaarden en enkele duizenden bevriende indianen, vanuit Mexico het woongebied van de Maya’s binnen. Om het godsdienstige karakter van zijn politieke missie te onderstrepen stelt Alvarado de beslissende aanval op de Maya’s uit tot 25 juli, het feest van Jacobus ‘de Morendoder’. Kerkelijke structuren, priesters en bisschoppen spelen een doorslaggevende rol bij de inlijving van de Maya’s in het Spaanse politieke systeem. Aanvaarding van het door de missionarissen gepreekte geloof staat gelijk aan onderwerping aan de Spaanse kroon. Waar tegen het nieuwe geloof verzet wordt gepleegd, zijn strafexpedities het gevolg.

Geregeld verwonderen missionarissen zich over de grote groepen Maya’s die zich tot het christendom bekeren. Maar ze schrijven dat vooral toe aan ‘de hand van de Almachtige, die hier zijn werk doet’. Toch zijn er ook missionarissen die beseffen dat niet overtuiging maar angst vaak de reden is voor toetreding tot het christelijk geloof. Zo schrijft de dominicaan Bartolomé de las Casas: ‘Eerst worden zij bang gemaakt en wordt er geweld gebruikt. Daarna aanvaarden zij uit angst het geloof. Wanneer zij zien hoe hun buren met geweld worden behandeld, hoe zij worden beroofd en soms gedood, aanvaarden zij, om niet hetzelfde te moeten ondergaan, het geloof. Maar dat heeft geen zin, omdat zij niet weten wat zij aanvaarden’.

Jarenlang probeert Las Casas het evangelie op vreedzame wijze te verkondigen en met hem werpen talrijke missionarissen zich op als verdedigers van de Maya’s. Om hun boodschap over te brengen leren de Spaanse monniken ijverig de verschillende talen van de Maya’s. Ze gebruiken voorstellingen en uitdrukkingen die nauw aansluiten bij de leefwereld van de Maya’s. De belangrijkste geloofswaarheden zetten zij op rijm en muziek. Ook maken zij bij de verkondiging van het geloof gebruik van dans en theater, uitdrukkingsvormen die bij de Maya’s erg geliefd zijn. Maar hoe goed ook de bedoelingen, tot hun schrik en teleurstelling moeten missionarissen geregeld constateren dat hun verkondiging niet altijd het gewenste resultaat heeft. Zo leidt de boodschap dat er in het ware christelijke geloof één God is, maar drie goddelijke personen, tot grote verwarring. Ook blijken sommige Maya’s te denken dat Christus geboren was met een lichaam van echt brood, en niet van vlees en bloed.

Met verwondering constateren de eerste missionarissen dat Maya’s vrome mensen zijn en ‘als van nature de zaken van God zeer toegedaan’. Maar wat waar geloof lijkt, is enkel schone schijn: de geloofspraktijken van de Maya’s zijn duivelse dwalingen, die zonder pardon moeten worden uitgeroeid. Tekenend zijn de woorden van bisschop Diego de Landa, die zich heeft gespecialiseerd in het opsporen en verbranden van geschreven documenten van de Maya’s. Hij schrijft: ‘We vonden een groot aantal boeken waarin de Maya’s hun geschiedenis en hun kennis hadden vastgelegd. Die geschriften gebruikten zij om anderen te onderrichten. Omdat die boeken vol stonden met leugens en bedrog van de duivel, hebben we ze allemaal verbrand. Dat trof hen diep, het deed hun erg veel pijn’.

De Maya’s zijn hevig ontsteld over het optreden van de missionarissen en vaak proberen zij te redden wat te redden valt. Beelden van goden en heilige boeken worden ingemetseld in muren van huizen of begraven in akkers. In kronieken en in brieven vermelden de missionarissen dat Maya’s hun godenbeelden zelfs verstoppen in het altaar van de kerk of in de rug van houten heiligenbeelden.

Op allerlei wijzen verzetten de Maya’s zich tegen de aanslag op hun leven en cultuur, maar uiteindelijk zijn ze niet opgewassen tegen de Spaanse overmacht. Noodgedwongen, en om geen verdere achterdocht te wekken bij de kerk, nemen zij katholieke rituelen en gebruiken op in het traditionele Maya-geloof. Zo ontstaat de costumbre of ‘gewoonte’, de geloofsvorm waarin katholieke praktijken en Maya-gebruiken tot een nieuw geheel samensmelten. Centraal in de costumbre staat het gezag van de oude mannen en vrouwen van de gemeenschap, en ook de band met de voorouders en de zorg voor de patroonheilige van het dorp zijn belangrijke elementen. De door de Spaanse missionarissen ingestelde cofradias of ‘broederschappen’ zijn verantwoordelijk voor de meer publieke elementen van de costumbre.

Door de eeuwen heen zijn priesters en bisschoppen er zich over blijven beklagen dat het bijna onmogelijk was het geloof van de Maya’s te zuiveren van verdachte elementen. In de zeventiende eeuw schrijft de dominicaan Cortés y Larraz dat in de parochie van Chichicastenango Maya’s de vroegere geloofspraktijken in het geheim blijven uitvoeren. De riten van de katholieke eredienst hebben zij handig aangepast aan het oude geloof. Verontrust tekent Cortés op: ‘Zij denken dat er geen verschil bestaat tussen onze heiligen en hun goden’. Ook pater Francisco Ximénez is in diezelfde tijd werkzaam in Chichicastenango. Van hem is de uitspraak dat, twee eeuwen na de komst van het christendom, Maya’s de oude geloofstradities nog steeds met de moedermelk opdrinken. Volgens Ximénez leeft de inhoud van de Pop Wuj, het heilige boek van de Maya’s, in alle harten en worden daardoor de waarheden van het christelijk geloof aangetast.

Acción Católica

Eeuwenlang heeft de kerk van Guatemala er zich bij neergelegd dat een grondige bekering van de Maya’s eigenlijk een onmogelijke opgave is. Daar komt nog bij dat maar weinig priesters zich geroepen voelden in het woongebied van de Maya’s te gaan werken. In de berustende houding van de kerk komt in de twintigste eeuw verandering. Er is dan sprake van nieuwe pastorale initiatieven om van weerbarstige en onbetrouwbare Maya’s alsnog trouwe kerkleden te maken. Zo wordt in de jaren dertig in een aantal bisdommen de oprichting van de Acción Católica (‘Katholieke Actie’), met kracht bevorderd.

Een dramatisch bekeringsproces gaat vaak vooraf aan toetreding tot de Acción Católica. Daarbij worden door Maya’s zelf, maar op instigatie van de kerk, oude godenbeelden vernietigd en traditionele offerplaatsen met de grond gelijkgemaakt. Binnen de Acción Católica ligt veel nadruk op de geestelijke bekering van de leden. Zij worden opgeroepen een deugdzaam leven te leiden, zonder dronkenschap en ruzies binnen de gemeenschap en het gezin.

De Acción Católica ontstaat als onderdeel van een sterke anticommunistische stroming binnen de kerk van Guatemala. Gaandeweg verliest de beweging echter haar moralistische karakter en krijgt ze oog voor de schrijnende situatie van achterstand en discriminatie van de Maya-bevolking. Deze ontwikkeling wordt vooral gevoed door een nieuwe generatie buitenlandse missionarissen, die rond het midden van de jaren vijftig naar Guatemala komt. Onder hun invloed verandert de Acción Católica in een beweging die geloofsvernieuwing paart aan inzet voor de maatschappelijke emancipatie. Talrijke productie- en handelscoöperaties worden door de Acción Católica opgericht met als doel de levensstandaard van de Maya’s te verhogen.

De nadruk op maatschappelijke vooruitgang en economische ontwikkeling binnen de Acción Católica wordt door velen begroet. Toch veroorzaakt de nieuwe beweging ook toenemende spanningen binnen veel Maya-gemeenschappen. Jonge catechisten van de Acción Católicaervaren bepaalde onderdelen van de costumbre steeds vaker als zware last en rem op maatschappelijke mobiliteit en daarom binden zij, met steun van de kerk, de strijd aan met de cofradía. Door de cofradía georganiseerde feesten en traditionele rituelen rond het zaaien en oogsten van de maïs komen onder vuur te liggen. Tijdens vormingscursussen krijgen catechisten regelmatig te horen dat de godsdienstige praktijken van de Maya’s heidense elementen bevatten en dat het oude geloof moet worden uitgezuiverd door Christus ‘die een einde maakt aan de verering van valse goden’.

Het door de Acción Católica bevorderde proces van geestelijke vernieuwing en sociaal-economische ontwikkeling leidt intussen niet tot het gewenste resultaat. De bevrijding van de Maya’s uit geestelijke en materiële achterstand wordt met geweld geblokkeerd door het politieke systeem van Guatemala, dat geen ruimte laat voor herverdeling van rijkdom en macht. Vooral grootgrondbezitters en militairen zien het groeiende bewustzijn en de toenemende organisatiegraad bij de Maya’s als een regelrechte bedreiging voor de bestaande orde.

Het bloedige geweld dat vanaf de jaren zeventig in alle hevigheid losbarst in het woongebied van de Maya’s, treft talloze catechisten en leden van coöperaties. Veel leiders vrezen voor hun bestaan en sluiten zich aan bij revolutionaire verzetsorganisaties. Maar ook de gewapende confrontatie, hoe legitiem en onvermijdelijk ook in veler ogen, brengt niet de verhoopte doorbraak. Om de burgerbevolking te scheiden van de verzetsgroepen moordt het leger begin jaren tachtig hele plattelandsgemeenschappen uit. De militairen handelen zonder pardon, omdat in hun ogen Maya’s natuurlijke bondgenoten zijn van het gewapende verzet.

Als gevolg van het geweld mondt een proces dat was bedoeld om Maya’s te bevrijden van armoede en achterstand, uit in een nieuwe aanslag op de cultuur. De politieke confrontatie tussen het leger en de verzetsorganisaties ondermijnt het gezag van de traditionele Maya-leiders. Veel oude mannen en vrouwen, bij uitstek dragers van de traditie, vinden een gewelddadige dood. Door het instellen van zogenaamde burgerpatrouilles lukt het de militairen bovendien verdeeldheid te zaaien binnen Maya-gemeenschappen of bestaande conflicten aan te wakkeren. Als gevolg van het geweld ziet naar schatting één miljoen Maya’s zich genoodzaakt huis en haard te verlaten.

De massamoorden die het leger begin jaren tachtig onder de Maya’s aanricht, laten diepe littekens na, maar betekenen niet het einde van de indiaanse bevolking. De verschillende golven van geweld die de Maya’s in de loop van de eeuwen hebben getroffen, zijn niet in staat gebleken een rijke erfenis aan cultuur en spirituele kracht te breken. Onder wisselende omstandigheden hebben Maya-gemeenschappen actief of passief weerstand geboden. Om hun eigen karakter te behouden, hebben zij zich telkens weten aan te passen en heeft hun cultuur nieuwe uitdrukkingsvormen gevonden. Maya-gemeenschappen zijn comunidades ancladas, ‘gemeenschappen met een anker’. Bij zwaar weer worden ze heftig heen en weer geslingerd, maar ze raken niet op drift. Tot verwondering van velen heeft de recente periode van geweld en confrontatie bij veel Maya’s geleid tot een nieuw bewustzijn van de eigen identiteit.

Het ontwaken van de Maya’s toont zich momenteel vooral in de hernieuwde aandacht voor de eigen spiritualiteit. Rituelen die vroeger in de clandestiniteit werden uitgevoerd of een sluimerend bestaan leidden, worden nu in alle openheid uitgevoerd. Ook neemt het aantal Maya-organisaties toe dat zich toelegt op systematische studie van de eigen taal, de gewijde Maya-kalender en het traditionele rechtssysteem. Daarbij zijn er leiders die de Maya-spiritualiteit het liefst zouden ontdoen van ‘vreemde’, met name christelijke elementen. Dat kan leiden tot spanningen met Maya’s voor wie van het christendom geërfde gebruiken als processies, de patroonheiligen en het bidden van de rozenkrans zijn gaan behoren tot ‘het eigen geloof’.

Indiaanse theologie

Het nieuwe bewustzijn van de Maya-bevolking heeft ook de kerk in Guatemala niet ongemoeid gelaten, getuige de reeds genoemde bisschoppelijke brief uit 1992. Toch vormde die brief niet het begin van een nieuwe houding binnen de kerk. Al in de jaren tachtig stelt de bisschoppenconferentie de reeds genoemde Commissie voor Indiaans Pastoraat in. Die krijgt als opdracht ‘de authentieke indiaanse waarden te bestuderen en te ondersteunen en een verkondiging van het evangelie te bevorderen die vertrekt vanuit de werkelijkheid van de indianen’.

Het ontwaken van de Maya’s roept ook spanningen op binnen de kerk en kan leiden tot heftige confrontaties. Toch is er volgens sommige kerkelijke leiders geen weg terug. Bovendien kan de spirituele kracht van Maya’s en andere indiaanse groepen een welkome vernieuwing in de kerk veroorzaken. Dat standpunt draagt een aantal bisschoppen uit in Guatemala, maar ook buiten de grenzen van hun land. Zo houdt in 1996 Mgr. Gerardo Flores van La Verapaz op een vergadering van bisschoppen in Mexico een toespraak met als titel: ‘Enkele aspecten van de indiaanse theologie’. Op die bijeenkomst is ook kardinaal Ratzinger, hoofd van de Vaticaanse Congregatie voor de Geloofsleer, aanwezig.

Bisschop Flores benadrukt in zijn toespraak dat hij, na bijna vijftig jaar bij de Maya’s te hebben gewerkt, het thema van de geloofsbeleving en spiritualiteit van de oorspronkelijke bewoners van Guatemala met grote schroom en bescheidenheid aansnijdt. In al die jaren is hij geconfronteerd met de vitale geloofsbeleving van de Maya’s. Daarnaast is er, volgens bisschop Flores, in Guatemala en daarbuiten ook steeds meer sprake van een eigen indiaanse theologie. Die karakteriseert de bisschop als ‘een nieuwe autochtone uitdrukking van het christelijk geloof, gebaseerd op de herontdekking en waardering van de religieuze ervaringen en expressies van de oorspronkelijke bewoners van Latijns-Amerika’.

In zijn toespraak somt Mgr. Flores bondig de kenmerken op van indiaanse theologie, zoals die door indiaanse leden van verschillende christelijke kerken de laatste tijd zijn geformuleerd. Indiaanse theologie is concreet, integreert het religieuze in het geheel van de cultuur, wordt gedragen door de gemeenschap en uit zich bij voorkeur in mythische en symbolische taal. Indiaanse theologie wil de geloofservaring en -beleving van indianen opnieuw op het spoor komen. Dat is volgens de bisschop de kern van de zaak, ‘want als de ervaring verloren gaat of verborgen blijft in de clandestiniteit, hoe kan er dan een dialoog met het evangelie plaatsvinden?’ Degenen die zich bezighouden met indiaanse theologie willen de geloofsbeleving van indianen uit de clandestiniteit halen. Want alleen dan kan er dialoog ontstaan met andere vormen van religieuze ervaring en met het christelijk geloof.

Dat er wel degelijk sprake kan zijn van een ontmoeting tussen christendom en geloof van indianen, dat bewijst volgens Mgr. Flores het ‘Nationaal Plan voor Indiaans Pastoraat’, dat de bisschoppen van Guatemala in 1995 goedkeurden. In dat plan geven Maya’s zelf de leer over God, Jezus Christus en het leven van de kerk een plaats binnen de eigen levensbeschouwing. Verbondenheid, harmonie en evenwicht staan daarbij centraal. In de geloofsbeleving van de Maya’s is ieder mens ‘een vinger of teen aan de handen en voeten van God, die Vader en Moeder is en het leven van hemel en aarde, van dag en nacht, van bergen en dalen, van hoog en laag en ook van alle dieren’. De bisschoppen zeggen graag bereid te zijn de ontwikkeling van een eigen Maya-theologie te ondersteunen, maar in hun ogen zijn het de Maya’s zelf die de grote synthese vorm moeten geven. Pas dan kan de kerk werkelijk een indiaans gezicht krijgen.

Wegen naar God

Het lijkt vanzelfsprekend dat voor de verdere ontwikkeling van een eigen Maya-theologie een actieve inbreng van priesters en religieuzen die zelf Maya zijn, onontbeerlijk is. Maya’s die binnen de kerk actief zijn of op enigerlei wijze met de kerk verbonden, treffen elkaar geregeld om ervaringen uit te wisselen en gedachten en inzichten met elkaar te delen. Zo vindt eind 1998 in de hoofdstad van Guatemala een symposium plaats met als thema: ‘Verleden, heden en toekomst van cultuur en spiritualiteit van de Maya’s’.

Volgens de deelnemers aan het symposium is het een hele stap vooruit dat de kerk om vergeving vraagt voor gemaakte fouten en de ontmoeting tussen evangelie en cultuur verheft tot pastorale prioriteit. Maar daarmee wordt een geschiedenis van vijf eeuwen religieus geweld niet ongedaan gemaakt. De kerk denkt dat vergeving vragen een eenvoudige zaak is. Al te gemakkelijk wordt daarbij vergeten dat tot voor kort de geloofsgebruiken van de Maya’s met kracht werden bestreden. Catechisten werden aangemoedigd eigenhandig offerplaatsen te verwoesten en godenbeelden stuk te slaan of in een ravijn te werpen. Hoe wil de kerk wat is stuk geslagen weer heel maken, hoe kan wat werd weggegooid terug worden gevonden, hoe wat werd omgeduwd weer worden opgericht?

De Maya’s die aanwezig zijn op de bijeenkomst van 1998 beseffen pas aan het begin te staan van een complex en moeizaam proces van bewuste ontmoeting tussen verschillende godsdienstige tradities. Volgens sommige aanwezigen bestaat er een natuurlijke verwantschap tussen de diepste waarden van het christendom en de spiritualiteit van de Maya’s. Maar andere deelnemers zijn nogal terughoudend. Zij vrezen dat zogenaamde integratie de dynamiek van de Maya-tradities kan schaden. In hun ogen is de kerk er veeleer op uit van Maya’s goede christenen te maken dan van christenen zelfbewuste Maya’s.

Christelijk geloof en de spiritualiteit van de Maya’s zijn twee wegen naar God die elkaar niet uitsluiten, maar die ook niet met elkaar moeten worden verward, zo wordt op het symposium betoogd. De spiritualiteit van de Maya’s heeft een kosmisch karakter. In rituelen en gebeden richten Maya’s zich als gemeenschap tot de bergen, de aarde, de lucht, het vuur en de voorouders en vragen zij om vergeving, zegen en kracht. De weg van de Maya’s leidt tot God, maar in die ontmoeting deelt alles wat de gemeenschap omgeeft. De weg van de Maya’s herontdekken en opnieuw begaan: dat wordt op het symposium gezien als belangrijke opdracht.

Op het symposium wordt het belang van dialoog tussen verschillende tradities van spiritualiteit benadrukt. Maar dat wil nog niet zeggen dat ‘gewone Maya’s’ zitten te wachten op nieuwe initiatieven. In de praktijk van het dagelijkse leven hebben zij immers allang hun eigen synthese gevonden. Een van de aanwezigen drukt het aldus uit: ‘Het volk bezit een groot vermogen om de dingen te verbinden. Het christendom bevat bij ons veel Maya-elementen. Dat is het resultaat van de inspanningen van gewone mensen en niet van theologen en specialisten. Wij breken ons het hoofd over allerlei kwesties, maar het volk is wijs en weet wat nodig is om te leven. Wij vragen ons af hoe christelijk geloof en Maya-geloof met elkaar verbonden kunnen worden. Wij tobben met de vraag, maar het volk zelf bepaalt welke weg wordt ingeslagen’.

De deelnemers aan het symposium over de toekomst van de Maya-spiritualiteit erkennen dus volmondig dat eenvoudige mensen met een praktische geest in staat zijn tot creatieve integratie van elementen uit verschillende geloofstradities. En dat ook bij Maya’s grote geesten grote verwarring kunnen stichten. Maar daarmee is nog geen antwoord gegeven op de vraag of systematische studie en onderzoek kunnen bijdragen tot een dieper inzicht in de geheimen van de religieuze ervaring van de Maya’s. Sommige aanwezigen onderstrepen dat studie en onderzoek niet ten koste mogen gaan van de levende ervaring. Maar dat ontslaat Maya’s niet van de noodzaak zich systematisch te verdiepen in het eigen erfgoed. Het is immers beslist niet eenvoudig de bronnen van de Maya-traditie bloot te leggen en eeuwenoude mythen en gebruiken correct en creatief te interpreteren, om te zoeken naar het fundament zonder te vervallen in fundamentalisme.

In een tijd van globalisering, zo wordt door verschillende deelnemers aan het symposium betoogd, is het van belang dat Maya’s zich bezinnen op de oorsprong van hun spiritualiteit, met zijn bijzondere nadruk op de eenheid van mens en kosmos. Ook is het voor de Maya’s een opdracht de vitaliteit van de eigen cultuur te delen met ander culturele en spirituele tradities. Het zou zonde zijn als Maya’s zich zouden afsluiten van de rest van de wereld. Het rijke erfgoed van de Maya-cultuur bevat inzichten waar de mensheid haar voordeel mee kan doen. Wanneer het overleven van de schepping als geheel steeds meer in het geding komt, zijn herbronning binnen de verschillende spirituele tradities en interculturele dialoog onontbeerlijk.

Een zegen voor de Maya’s

In hun pastorale brief van 1992 hadden de bisschoppen van Guatemala volmondig erkend dat de Maya’s in hun geloof een bevredigend antwoord vonden op alle belangrijke levensvragen en op het mysterie van de kosmos. Omdat de eigen antwoorden voldeden en de boodschap van het christendom met geweld werd gebracht, kon er geen ontmoeting in vrijheid plaatsvinden. Intussen hebben Maya’s elementen uit het christendom ingeweven in de eigen culturele en godsdienstige gebruiken. Het is als met de uit het verre Spanje meegebrachte draden, kleuren en motieven, die de traditionele weefkunst van de Maya’s hebben verrijkt. Door het artistieke en religieuze talent van de Maya’s zijn in weefkunst en religieuze beleving nieuwe patronen ontstaan. Elementen van buiten hebben daarbij onmiskenbaar gezorgd voor een uitbreiding van het bestaande godsdienstige en culturele repertorium, maar nooit ging het specifieke Maya-karakter verloren.

Nadert, nu de kerk zegt in te zien dat de boodschap van het evangelie enkel in dialoog en bescheidenheid kan worden verkondigd, het moment dat Maya’s van harte zullen instemmen met het in vrijheid ontvangen evangelie? Of wordt, nu de kerk niet meer beschikt over de macht van vroeger, het definitieve afscheid van het christendom ingeluid? Dat de kerk niet gemakkelijk het hart van de Maya’s raakt blijkt uit de woorden van José Serech, vertegenwoordiger van de Maya-beweging en zelf gedurende vele jaren actief binnen de kerk. ‘Op moeilijke ogenblikken, wanneer je geen antwoord vindt op je problemen, wanneer je wordt geconfronteerd met ziekte, dood of tegenslag, dan keer je terug naar je Maya-geloof. Je keert terug naar datgene wat je in je diepste innerlijk meedraagt, je eigen tradities, je godsdienstige ervaring, je eigen kijk op de werkelijkheid op leven en lijden, op dood en vreugde. De wetenschap dat je Maya bent is een reserve voor momenten van crisis, als alles moeilijk gaat. Het christelijk geloof is anders, dat beleef je als alles goed gaat.’ Verliest het christendom hiermee zij betekenis voor de Maya’s? José Serech oordeelt van niet: ‘Het christelijk geloof heeft heel diepe uitgangspunten, die niets anders zijn dan de weg om te ontdekken waar het in het leven van de mens om gaat. Voor Maya’s is een christelijk leven een leven in de diepte, als Maya’s’.

Mag een kerk die haar zending serieus opneemt zich wel beperken tot de taak Maya’s te helpen om tot in het diepst van hun wezen Maya te zijn? Dreigt door eerbied en welwillendheid haar eigenlijke opdracht niet gevaarlijk te worden uitgehold? Of wordt hiermee de vraag verkeerd gesteld en bestaat de uitdaging voor de kerk er veel meer in de religieuze vitaliteit van Maya’s zonder bijbedoelingen te respecteren en, waar mogelijk, te bevorderen? Vanuit de overtuiging dat niet een zwak, maar een vitaal en krachtig Maya-geloof de vruchtbare bodem is waarin het evangelie kan worden gezaaid?

Niet in de veilige ruimte van gevestigd christendom, maar in de confrontatie met levende culturen kan het evangelie zijn originaliteit en ‘meerwaarde’ manifesteren. Tegelijkertijd vormen andere culturen en spirituele tradities een welkome verrijking, omdat ze vanuit de levende ervaring van mensen en volken ongekende dimensies van de goddelijke aanwezigheid aan het licht brengen. Inculturatie van het evangelie is geen inlijving van andere vormen van openbaring, maar een avontuur dat over en weer religieuze winst oplevert. Interreligieuze dialoog, niet als lastige opgave of vruchteloze verplichting, maar als eerbetoon aan een God ‘die zich niet laat vangen’.

Niet de kerk, maar God zelf raakt het hart van de Maya’s. En zou het geen teken van ongeloof zijn te veronderstellen dat die aanraking pas begint wanneer de kerk verschijnt? Alleen de toekomst kan laten zien tot wat voor onvermoede vormen van geloof een openhartige maar tegelijk bescheiden ontmoeting met het evangelie kan leiden. Slechts een kerk die dankbaar is voor Gods aanwezigheid in de rijke variëteit van culturen en bereid is het evangelie te verkondigen zonder het als eigendom te beschouwen, kan voor Maya’s een zegen zijn.