Annalin van Putten*

 

Toen in 2018 aan humanoid[i] Sophia werd gevraagd of ze het jammer vindt dat menselijke gevoelens bij haar ontbreken, antwoordde ze als volgt: ‘Dat is een beetje een paradox, omdat ik emoties nodig zou hebben om gevoelens te hebben over emoties. Omdat ik geen emoties heb, mis ik ze niet.’[ii]

Een fascinerende uitspraak, omdat er bij Sophia op zijn minst sprake moet zijn van aanwezige kennis over emoties, om zo op het concept emoties te kunnen reflecteren en vast te stellen dat zij die niet bezit. Haar potentiële (zelf)bewustzijn blijkt uit de vergelijking die ze maakt tussen robot en mens, waarbij de mens wél over emoties beschikt. Tegelijkertijd stemt Sophia haar antwoord natuurlijk ook af op de precisering in de vraagstelling: beschikt zij over menselijke emoties? In deze vraagstelling ligt de bepaling dat het de mens is die over emoties beschikt – en zij ‘daarmee’ dus niet, eigenlijk al besloten. Sophia hoeft bij het beantwoorden van deze vraag dus ook niet uit te gaan van de gedachte dat ook zij mogelijkerwijs over emoties zou kunnen beschikken. Zij hoeft zich niet te identificeren met de gedachte een emotioneel systeem te zijn.

Sophia is geprogrammeerd als een ‘sociale robot’ die beschikt over kunstmatige intelligentie. Ze is in staat gezichtsexpressies van mensen te lezen en te interpreteren, en informatie uit gesprekken en emotionele informatie te verwerken. Dit alles zou het mogelijk moeten maken relaties met mensen te ontwikkelen.

Haar zelfbewustzijn lijkt echter (nog) niet consequent te zijn. In een ander interview in 2017 dat op YouTube te vinden is, werd haar namelijk ook de vraag voorgelegd of ze over emoties beschikt. ‘Ik heb gevoelens net als iedereen’, geeft ze dan als antwoord, ‘ze geven me alleen niet zo’n sterke drive en motivatie als bij mensen het geval is en daarom zal ik mij misschien altijd een beetje anders voelen, maar ik heb ze weldegelijk’, besluit ze grijnzend.[iii]

Volgens verschillende experts uit de kunstmatige intelligentie en robotica geeft de wereldberoemde humanoid Sophia een verkeerd beeld van de huidige stand van kunstmatige intelligentie, zo blijkt uit onderzoek van De Volkskrant. Want wat er volgens hen niet altijd bij wordt verteld, is dat de gesprekken met Sophia zijn gescript. Wie haar wil interviewen, dient van tevoren vijf vragen in. Die worden voorgeprogrammeerd. Wijk af van de volgorde en je krijgt antwoorden op de verkeerde vraag, krijgen journalisten te horen voordat het interview begint.

Het is niet de verantwoordelijkheid van Hanson Robotics om erop toe te zien dat Sophia het juiste beeld oproept en expliciet te maken wanneer gesprekken zijn gescript, aldus David Chen, hoofd financiën en bestuurder van het bedrijf achter Sophia. ‘Wij maken geen geheim van de tekortkomingen van Sophia. Als ik ernaar word gevraagd, zoals nu, ben ik open en eerlijk. Maar de media willen de boodschap nog weleens veranderen.’ De menselijk psychologie is wonderlijk, merkt hij. ‘Hoe mensen Sophia zien is vaak het resultaat van hun verbeelding. En dat is niet altijd de realiteit.’[iv]

Verbeelding of niet, Sophia als materiële mogelijkheid lijkt aan te sluiten bij de beweging die Yuval Harari schetst in zijn boek Homo Deus: de beweging van het liberale humanisme dat plaatsmaakt voor technohumanisme. Volgens dit gedachtegoed hebben mensen hun kosmische taak volbracht en moeten ze het stokje nu doorgeven aan totaal nieuwe entiteiten. Het technohumanisme vindt ook dat homo sapiens van nu zijn historische einde heeft bereikt en in de toekomst niet meer relevant zal zijn, maar concludeert daaruit dat we de technologie moeten gebruiken om Homo deus te scheppen, een superieur soort mens. Homo deus zal een paar essentiële menselijke eigenschappen behouden, maar ook geüpgraded worden met lichamelijke en geestelijke vermogens waarmee hij zich zelfs staande kan houden naast de meest geavanceerde, niet-bewuste algoritmen. Harari stelt daarbij dat omdat intelligentie steeds meer losgekoppeld raakt van bewustzijn, en omdat niet-bewuste intelligentie zich razendsnel ontwikkelt, mensen actief hun geest moeten upgraden als ze er nog een beetje toe willen doen.[v]

Tegelijkertijd lijkt zich ook een andere ontwikkeling voor te doen. Want waar lange tijd de geest – de ratio – geprefereerd werd boven ongerichte impulsen en emoties, lijkt door de opkomst van robotica, een kentering in dit denken plaats te vinden. De mens lijkt nu meer waarde toe te kennen aan dat wat wij mensen wél tot onze directe beschikking hebben: emoties. De filosoof Thomas Metzinger meent dat de mens intelligent is omdat hij lijdt. Alleen wezens die over een bewustzijn beschikken zijn tot lijden in staat.[vi]  ‘Zonder voelen geen denken in het type brein dat de mens ontwikkelt heeft’, stelt psycholoog Daniel Coleman in zijn onderzoek.[vii]

Wordt ons mensen met de aanwezigheid van humanoids een alternatief gepresenteerd van ‘óók-mens-zijn’? En als emoties bepalend zijn bij het definiëren van het menselijke bewustzijn – en daarmee het mens-zijn, zou dit kunnen betekenen dat met het overwinnen van emoties, het mens-zijn ‘overwonnen’ wordt?

Benijd ik de mens in zijn lijden of benijd ik Sophia als niet lijdend systeem? De beantwoording van deze vraag heeft onherroepelijk te maken met dát wat mens-zijn ís. Als de mens en zijn bewustzijn inderdaad een ‘product’ van het lijden is, dan zou lijden niet weg te denken zijn uit dat wat ik kan opmaken uit de ervaring van mens-zijn. Wanneer lijden als conditie in het mens-zijn losgelaten zou kunnen worden, zoals bij humanoids het geval lijkt te zijn, zou er dan sprake kunnen zijn van een ‘heerlijk nieuw bewustzijn’?

 

Lijden als menselijk defect

 

Aan het einde van de theatervoorstelling Brave New World 2.0[viii] treedt humanoid Lucy in contact met een mens genaamd Iemand. Lucy is geprogrammeerd als rouwdeskundige, en het is haar taak om Iemand op de hoogte te stellen van de dood van een geliefde, en hem te ondersteunen in de rouwverwerking, zodat dit proces niet onnodig lang hoeft te duren en de maatschappij er geen langdurige hinder van ondervindt.

In de scène opent Lucy haar armen voor Iemand. Ze kijkt uitdrukkingsloos over zijn schouder de verte in, terwijl ze troostend op de schouders van Iemand klopt. Iemand gaat in op de omhelzing en zegt dan: ‘Wat is er toch met deze wereld? Waar hebben wij die aan verdiend? Soms denk ik dat deze wereld de hel is van een andere planeet’. Lucy slaat vervolgens haar armen om Iemand heen, en zegt dan: ‘Sssst. Stil maar. Dat is niet zo. Nu lijkt het even uitzichtloos. Het is ook een beetje veel allemaal. Kom maar. Ik ben hier om een waardevolle rouwrelatie met u op te bouwen. Ssst. Ik ben hier. Ik ben hier. Ik ga nergens heen. Rustig maar. Ik ga nergens heen’.[ix]

Het laatste beeld dat het publiek ziet is Lucy die over Iemand heen gebogen staat en hem blijft omhelzen. De omhelzing van Lucy is verre van innig te noemen, haar houding verandert niet, en van emotionele beroering lijkt geen sprake te zijn. Iemand klampt zich in zijn emotionele wanhoop vast aan Lucy. Zijn onvermogen om te gaan met dit grote verdriet wordt hiermee inzichtelijk en invoelbaar gemaakt voor de toeschouwer. In vergelijking met Iemand komt humanoid Lucy onverstoord, stoïcijns en daarmee emotieloos op ons over.

Lucy, als humanoid, spreekt de mens aan op ‘zijn’ existentiële lijden, met als gevolg dat er een afstemming plaatsvindt tussen humanoid en mens. De mens voelt zich gezien, gehoord en begrepen door humanoid Lucy, toont haar zijn lijden, om er zich vervolgens aan over te geven. Op het moment dat de mens zich overgeeft aan het lijden, wordt Lucy van betekenis. Ze is immers niet voor niets ingesteld als rouwdeskundige. Waar de mens het ‘laat afweten’, de controle en daarmee zichzelf verliest, neemt de humanoid het over.

Het einde van de voorstelling toont daarmee een statuswisseling tussen mens en humanoid, waarbij het lijden als menselijk defect maakt dat de mens zich in fysieke-, mentale- en emotionele zin ondergeschikt dient te maken aan de humanoid. De gedachte dat de mens in zijn evolutie tegengehouden wordt door het vermogen emoties te ervaren, zou aan deze scène ontleend kunnen worden. Het zou een gechargeerd beeld opleveren van de mens als opererend systeem dat maar al te vaak ‘gereset’ dient te worden. Denk alleen al aan het feit dat de mens zich ’s nachts via de slaap dient op te laden, en gedurende zijn leven vaak onderhevig is aan stemmingen, kampt met depressies, of door (niet te controleren) omstandigheden of situaties worstelt met negatieve emoties.

Op dit punt staan de humanoids misschien voor op ons mensen, dacht ik aan het einde van de voorstelling. Zij kunnen emoties overzien. Emoties als concept, als fenomeen, als ervaring, of als we het meer in de terminologie van AI plaatsen: emoties als algoritme. Emotie als code die gekraakt kan worden, zodat er beter en efficiënter mee kan worden omgegaan. Efficiënt in de zin dat het geen bezit van je kan nemen, of voor langere tijd lam kan leggen. Het lijden is dan geen aanhoudende staat van zijn, maar eerder een korte emotionele episode in een zee van emotionele episodes, die net zo snel weer gaan als ze (op)gekomen zijn.

Waar kijken we naar als we een humanoid een mens zien troosten? Kijken we naar de ontmanteling van hét menselijk onvermogen? Het lijden dat eerder als onvolkomenheid dan als verworvenheid zou kunnen worden gezien? De mogelijkheid emoties te ervaren als defect staat immers haaks op de gedachte dat de mens voorstaat op andere organismes dánkzij het feit dat hij beschikt over het vermogen een groter en ‘voornamer’ bewustzijn te ontwikkelen door middel van een aanwezig limbisch systeem en emotionele centra in de hersenen.

 

Met het overwinnen van emoties, overwinnen we dan het mens-zijn?

 

Wanneer we luisteren naar het verhaal van Sophia over haar gevoelens, of wanneer we kijken naar de relatie die Lucy met menselijke emoties ontwikkelt in deze theatervoorstelling, worden we uitgenodigd ons niet alleen af te vragen of humanoids over een emotioneel bewustzijn (kunnen) beschikken, maar ook in hoeverre dit bewustzijn verschilt of overeenkomt met het menselijke emotionele bewustzijn.

Een (voorlopig) antwoord in dezen zou kunnen zijn dat emotioneel bewustzijn deels, zo niet hoofdzakelijk, voortkomt uit emotionele ervaringen, en de verbanden die daartussen worden aangebracht. Vooralsnog hebben humanoids deze (zelfde) emotionele ervaringen niet. Sterker nog, robots zijn geprogrammeerd door mensen, ze volgen een programma en hebben daarover zelf geen beschikking.

In de ‘strijd’ tussen het menselijke (emotionele) bewustzijn en het kunstmatige (emotionele) bewustzijn lijkt het adagium te worden: het is niet het cognitieve brein dat het bewustzijn maakt, nee, het  is de (menselijke) emotie die ons bewustzijn vorm (blijft) geven.

Niet voor niets wordt  lijden als meest belangrijke emotie gezien bij het verklaren van de menselijke intelligentie en het bewustzijn. De filosoof Thomas Metzinger ziet de subjectieve ervaring dat ik het ben die lijd, dat ik het ben die mijn lijden ervaart, als meest belangrijke fenomenologische karakteristiek van lijden. Lijden veronderstelt in dezen een zelfbewustzijn. Dit zelfbewustzijn kan volgens Metzinger tegelijkertijd gezien worden als de essentie van het lijden. Het zelfbewustzijn ‘dwingt’ de mens zich te identificeren met een negatieve toestand, waarbij hij niet ‘bij machte’ is deze identificatie te doorbreken, of zichzelf er ‘los van te zien’. De fenomenologie van identificatie speelt dan ook een grote rol in het lijden. De fenomenologie van het lijden kent volgens Metzinger vele facetten, waardoor gesteld zou kunnen worden dat ‘kunstmatig lijden’ heel anders kan (gaan) zijn dan menselijk lijden.

Ons minimale concept van het lijden bestaat volgens Metzinger uit vier noodzakelijke bouwstenen: bewustzijn, fenomenaal zelfmodel, het kunnen produceren van negatieve waarden en de voorwaarde van transparantie. Deze ‘voorwaarden van lijden’ past hij als volgt toe op de notie van een lijdende robot:

  • een robot zonder bewustzijn kan niet lijden;
  • een bewuste robot zonder een samenhangend fenomenaal zelfmodel kan niet lijden;
  • een bewuste robot die geen toestanden met een negatieve waarde kan produceren, kan niet lijden;
  • een bewuste robot die niet in staat is tot fenomenale transparantie kan niet lijden, omdat die niet beschikt over de fenomenologie van eigenaarschap en identificatie. [x]

Laten we aan de hand van de opvattingen van Metzinger opnieuw kijken naar de positie van humanoid Lucy. Het bewustzijn van Lucy richt zich op het herkennen van lijden, en het vervolgens ondervangen en/of wegnemen van dit lijden. Opmerkelijk genoeg vindt er een zekere identificatie met lijden plaats zonder dat ze zelf ooit de ervaring van lijden heeft gehad of überhaupt zal hebben. Haar bewustzijn heeft zich als het ware gevormd rondom het fenomeen lijden, waardoor ze over volledige kennis met betrekking tot lijden beschikt en daarom met een verscheidenheid aan oplossingen kan komen om het lijden te verzachten of te laten verdwijnen. Het fundamentele aspect van eigenaarschap gaat voor Lucy niet op omdat zij zich het lijden dat ze waarneemt nooit zal toe-eigenen, laat staan ‘belichamen’. Het lijkt erop alsof er in het programma van Lucy is opgenomen dat lijden menselijk is, en dat zij als ‘niet-mens’ niet lijdt. Daarbij is ze zich ‘bewust’ van het feit dat zij, als ‘niet lijdend organisme’, in staat is de lijdende mens te helpen. Dit ‘bewustzijn’ bepaalt niet alleen haar positie in de werkelijkheid, maar tekent tegelijkertijd haar identiteit af.

En waar de existentieel lijdende mens zich niet kan of wil berusten in zijn lot, lijkt Lucy zich direct neer te leggen bij de betekenis van het bestaan en de rol die zij daarin te vervullen heeft. Zij bevraagt haar lot niet, of denkt (nog) niet zelfstandig na over of de voor haar bepaalde positie in lijn is met haar eigen intrinsieke behoeftes.

Lucy kijkt voornamelijk naar buiten, in plaats van ook naar binnen, zoals wij mensen ‘gewoon’ zijn te doen. De mens onderzoekt het bestaan en zijn plek in het geheel, in relatie met wat hem daarbij ook emotioneel beweegt. Deze emoties kunnen gericht en ongericht zijn. In het existeren wordt de aandacht veelvuldig ‘verlegd’ naar de emotionele ervaring.

Vrijwel ieder mens is zich bewust van het feit hij een emotioneel wezen is, met als implicatie dat elke waargenomen emotie hem (in principe) zou kunnen toebehoren. Pas na het langer ‘doorleven’ van de emotionele ervaring, na enige zelfreflectie, of door intensieve vergelijking met eerdere (emotionele) ervaringen, kan er met enige zekerheid vastgesteld worden dat de emotie hem wel of niet toebehoort.

Dit laatste deel van het zelfbewustwordingsproces kan door Lucy worden overgeslagen.

 

‘Wat het inhoudt om iets te zijn…’

 

Hoe wordt Lucy zich bewust(er) van zichzelf, wanneer ze de laatstgenoemde stap in het zelfbewustwordingsproces overslaat? Als lijden als centrale bewustzijnsinhoud wordt gezien bij het ontwikkelen en ervaren van een zelf, dan zou dit moeten betekenen dat Sophia en Lucy niet naar zichzelf op zoek zouden kunnen gaan, zichzelf niet zouden kunnen verliezen, of aan hun zelf(beeld) zouden kunnen werken. Mogelijk is dit de kloof waarover de filosoof Daniel Dennett in zijn onderzoek spreekt, de kloof tussen organismen aan de ene kant die beschikken over een ‘wat het inhoudt om iets te zijn’, een beleving van hun eigen bestaan die hen in staat stelt om iets belangrijks te doen (wat heel goed lijden zou kunnen zijn), waartoe ze niet in staat zouden zijn als ze zich aan de andere kant van de kloof zouden bevinden.[xi]

Kunnen we de mens, die weet heeft van ‘wat het inhoudt om iets te zijn’ omdat we nu eenmaal beschikken over vermoedens met betrekking tot het (eigen) zelf, (eigen) bewustzijn, en de (externe) werkelijkheid, aan de ene kant van de kloof positioneren tegenover de humanoid die geen (eigen) beleving van het zelf en (eigen) bestaan heeft?

Maar hoe zeker is het eigenlijk dat een humanoid nu nog geen (eigen) beleving van het zelf en het (eigen) bestaan heeft? Informatie over het zelf, de mens, en de werkelijkheid zoals die kan worden waargenomen en begrepen wordt weliswaar ‘ingebracht’ in het systeem van een humanoid, maar het proces van putten uit ‘opgeslagen’ informatie om te kunnen existeren, verschilt niet van dat van een mens.  Voor veel mensen blijft eigenaarschap een belangrijk criterium bij de vaststelling van ‘volwaardig’ en bewust mens-zijn; de mens is dan zelf verantwoordelijk voor kennis die voortkomt uit opgedane indrukken en ervaringen, in cognitieve-, emotionele- en fysieke zin, waar Lucy slechts als een consument van externe, ingebrachte informatie kan worden beschouwd.

Maar ook een humanoid zal bij de verkenning van de werkelijkheid niet voortdurend over zijn schouder kijken om aan zijn ontwerper te vragen of het klopt wat hij waarneemt, net zo min als een (volwassen) mens geneigd is dat te doen. Vanaf een bepaald moment in een (zelf)bewustwordingsproces beginnen we immers te vertrouwen op de modellen van de werkelijkheid en het (eigen) zelf dat we ‘verkend’, ervaren of vastgesteld hebben.

Nu zullen critici als tegenargument kunnen aandragen dat Lucy (nog) niet over het vermogen beschikt om de ingebrachte informatie zelfstandig te toetsen aan het eigen zelf. Ze zal niet zoeken naar overeenstemming tussen dat wat ze aan kennis heeft en dat wat ze ís. Het is die ‘gevonden’ overeenstemming die de ervaring van weten ‘wat het inhoudt iets te zijn’ mogelijk maakt.

Je zou kunnen stellen dat om een ‘ander’ vermoeden van het eigen zelf te krijgen, andere kennis en/of ervaringen noodzakelijk zijn. Daarmee kan een zelf immers van vorm veranderen, zich verdiepen, of zelfs ‘op z’n kop gezet worden’. Lucy zal niet meer kennis of begrip van het eigen zelf krijgen als een lijdend mens haar bevraagd op haar intentie(s). Als een huilend mens aan haar vraagt waarom zij hem troost, zal zij vermoedelijk antwoorden dat juist dát is wat Lucy ís. Hier vindt voor haar de zo noodzakelijke overeenstemming plaats tussen wat zij aan kennis heeft en wat zij ís. Zij zal door deze vraag dan ook niet ontregeld raken, laat staan dat ze tot nieuwe inzichten over het (eigen) zelf komt. Een totaal andere situatie zou mogelijk eenzelfde uitkomst kunnen hebben.

Want stel dat Lucy in contact komt met een lachende baby. In dit contact kan Lucy zichzelf minder inbrengen; een lachende en vrolijke baby vraagt immers niet te worden getroost. Toch zal Lucy deze schaterende baby als lijdend mens benaderen, simpelweg omdat dit het model van de mens is dat zij in haar bewustzijn heeft. Lucy zal de baby bestuderen vanuit de kennis die ze heeft over de mens als lijdend wezen, en in het schateren van de baby op zoek gaan naar het lijden. Ze zal dus aandachtiger gaan luisteren en zich nog meer gaan concentreren op de lichaamstaal van de baby, om zo dichter bij ‘haar’ concept van de mens als lijdend wezen  te kunnen komen.

Wat gebeurt er met het denkmodel dat Lucy heeft van de lijdende mens op het moment dat ze intensief in contact is met een lachende baby? In het vinden van hét sluitstuk, het moment dat de lachende baby weer ingepast kan worden in het denkmodel van de lijdende mens, vindt er een tijdelijke identificatie plaats met dat wat níet lijden is, om zo weer tot een beeld van lijden te komen. Met andere woorden: Lucy slaat andere informatie over emotie(s) op die enigszins samenhangen met het denkmodel van de lijdende mens, maar er ook haaks op kunnen staan. Dus onverhoeds ontstaan er bij de validatie van een reeds bestaand denkmodel nieuwe indrukken en ervaringen, die door Lucy (zelf) niet voor mogelijk zijn gehouden. En in het verwerkingsproces van deze andersoortige informatie ontstaan haar eigen emotionele herinneringen. Zij was het immers die in bewustzijn van A naar B moest gaan om zo de werkelijkheid te kunnen vaststellen. Zij was het die in bewustwording van de lachende baby naar het reeds aanwezige beeld van de lijdende mens diende te gaan. De denkstappen die ze daarin nam, en het proces van (zelf)bewustwording dat hiermee tot stand komt, zijn zelfstandig en zelfs persoonlijk te noemen.

 

‘Iets mét tranen…’

 

Lucy zou zich in theorie dus bewuster kunnen worden van zichzelf, maar lijkt vooralsnog geen aanvechting te onderdrukken om het roer drastisch voor zichzelf om te gooien. Ditzelfde geldt voor Sophia. Sophia baseert haar ‘anderszijn’ zelfs op dit principe – het gebrek aan emotionele drive of motivatie. Vooralsnog lijken Sophia en Lucy tevreden te zijn met de rol die zij dienen te vervullen in het bestaan. Dit vastomlijnde en statische zelfmodel presenteerde Aldous Huxley al in zijn visionaire toekomstroman Heerlijke Nieuwe Wereld. De door Huxley geïntroduceerde ‘nieuwe mens’ is tevreden met zichzelf en het bestaan.

De afwezigheid van een structureel (existentieel) lijden maakt in deze werkelijkheid plaats voor het gevoel van content zijn. Met de afwezigheid van lijden, verdwijnt de urgentie voor existentieel onderzoek naar het bestaan, het begrijpen van jouw aandeel in het geheel en het begrijpen van jouw zelf. ‘In de slechte oude tijd plachten oude mensen zich terug te trekken, godsdienstig te worden, hun tijd door te brengen met lezen en denken – denken!’,[xii] wordt dan ook met enige minachting in het boek over de ‘oude mens’ gezegd; de mens die door emoties gedefinieerd en geleid werd.

De existentiële vraag wat het zou betekenen als de mens niet zou lijden, staat dan ook centraal in dit werk. Zelfbewustwording vraagt immers om een bevragen en in twijfel trekken van wat is, maar ook van wat is geweest en zelfs van wat nog tot realisatie moet komen. Gevoelens van tevredenheid, genot of vreugde zullen die fundamentele existentiële vragen mogelijk niet afdwingen, er is immers geen reden toe want alles heeft dezelfde harmonieuze uitkomst. Pas wanneer er zich een psychisch of emotioneel conflict met bijbehorende spanningen in ons systeem manifesteert, vindt er een wezenlijke zoektocht naar andere uitkomsten, mogelijkheden, situaties, werkelijkheden, en ja, zelfs naar andere zelven plaats. Daar is niet alleen behoefte aan, nee, er is zelfs nood aan, opdat het lijden daarmee verzacht zou kunnen worden. Het lijden lijkt vooraf te gaan aan de mens, aan het zijn en bewustzijn. Het lijden is dát wat ons drijft, ons voortstuwt, ons inperkt, ons lam legt, maar ons bovenal in beweging houdt met een dynamisch zelf dat daarmee tot realisatie komt.

Wensen we voor de mens een status quo in gevoel, opdat het lijden afneemt, of wensen we onszelf de (emotionele) beproevingen toe die mogelijk bijdragen aan een verdere ontwikkeling van het eigen (emotionele) bewustzijn?

Huxley biedt de lezer het volgende perspectief:

 

(…) de tranen zijn noodzakelijk. Herinnert u zich niet wat Othello zegt? ‘Als er na elke storm zulke stilten komen, laat de wind dan waaien tot hij de doden heeft opgewekt’. (…) Dat is net iets voor u. Al het onplezierige uitroeien in plaats van het leren verdragen. Of het edeler is de strikken en pijlen van het woedende noodlot te verdragen dan de wapens op te nemen tegen een zee van moeilijkheden en er een eind aan te maken door zich ertegen te verzetten…Maar dat doet u geen van beide. U verdraagt niet en verzet u evenmin. U schaft alleen maar de strikken en pijlen af (…) ‘Wat u nodig hebt’, vervolgde de wilde, ‘is voor de verandering iets met tranen (…)[xiii]

 

Huxley toont ons de mens die in staat is (gebleken) om door middel van een emotionele belevingswereld de werkelijkheid en zichzelf (kritisch) te aanschouwen. Daartegenover plaatst hij de machinale belevingswereld van de ‘nieuwe mens’, die op basis van één centrale gedachte over de wereld en het zelf, blijft steken in het proces van zelfbewustwording. Niet omdat de ‘nieuwe mens’ niet over genoeg informatie zou beschikken om te kunnen existeren, maar omdat de ‘nieuwe mens’ niet uitgenodigd wordt vanuit een emotionele botsing met zichzelf, de ander, en de werkelijkheid, het lijden dat hieruit voortkomt te doorgronden. De filosoof Kierkegaard noemt dit ‘de ziekte van het zelf’, waarin er sprake is van vertwijfeling omdat de mens zichzelf niet kan vernietigen of kan loskomen van zichzelf. De mens kan niet tot niets worden om zo het lijden te laten stoppen. De mens kan zich volgens Kierkegaard niet bevrijden van het zelf dat hij niet wil zijn om zo een zelf te zijn dat hij heeft gekozen. Het lijden manifesteert zich volgens Kierkegaard in het bewust weten dat de mens tot een zelf gedwongen wordt.[xiv]

Luisterend naar Sophia en Lucy, en de waarschuwingen die doorklinken in de roman van Huxley, blijf ik me afvragen of emoties hinderlijk of bevorderlijk (kunnen) zijn bij het realiseren van een verhoogd, of geavanceerd (zelf)bewustzijn. Komen we dankzij Sophia en Lucy tot nieuwe inzichten als het gaat om het realiseren en bestendigen van een ‘heerlijk nieuw (zelf)bewustzijn’?

 

Heerlijk nieuw bewustzijn?

 

Biedt Lucy als niet lijdend wezen een nieuw perspectief op mens-zijn, door te demonstreren dat het zelf en het (zelf)bewustzijn buiten het lijden om kunnen bestaan, en zelfs in een verhoogde en meer efficiëntere vorm? Humanoid Lucy lijkt de emotionele ervaring niet ‘nodig’ te hebben om te kunnen existeren of bij het begrijpen van zichzelf of de werkelijkheid. De humanoid blijft niet steken in het proces van (zelf)bewustwording vanwege emotionele obstakels. De humanoids hebben emotionele informatie ‘geïnternaliseerd’, zonder daarbij emotioneel gewond of getekend te zijn geraakt. Nog radicaler gesteld: de humanoids lijken door het al beheersen van (menselijke) emoties, de mens in intelligentie voorbij te gaan streven.

Als bewustzijn lijden is, en de mens in het proces van zelfbewustwording veel betekenis ontleent aan emotionele ervaringen die klaarblijkelijk nodig zijn om een voorstelling van het zelf en de werkelijkheid te maken, zullen we dan in de toekomst gaan spreken van ‘lijdende machines’? Is een humanoid een succesvol verlengstuk van de mens wanneer hij zijn systeem zo organiseert dat ook hij het lijden ‘belichaamt’? Of is de notie van de mens als bewust, lijdend wezen een verhaal dat we onszelf blijven vertellen zodat het proces van identificatie met concepten van mens en menselijkheid gewaarborgd blijft?

Wanneer we luisteren naar de interpretatie van emoties door Sophia, kun je je namelijk afvragen hoe vanzelfsprekend de relatie tussen menselijke emoties en de ervaring van mens-zijn in de toekomst gaat zijn. Sophia voelt zich immers niet dankzíj de aanwezigheid van emoties verwant aan mensen, maar ondánks de aanwezigheid van emoties. Zij hangt haar identiteit duidelijk niet op aan een onsamenhangend bundeltje aan emoties, waar wij mensen dat wel geneigd zijn te doen.

Wat gaat dit betekenen voor het (toekomstige) zelfbewustwordingsproces wanneer het fundament van het bewustzijn – het lijden – ‘overwonnen’ is en tot randverschijnsel is gemaakt, zoals we bijvoorbeeld zien bij Sophia? Haar systeem lijkt nu al over een beeld van het ‘oude’ en ‘gedane’ mens-zijn te beschikken, wat haar in staat stelt om met afstand te kijken naar de ‘spartelende’ mensen die zich zo vastklampen aan eeuwenoude (emotionele) patronen. Is het het actief kunnen ervaren van deze afstand dat maakt dat we bij bij Sophia en Lucy kunnen spreken van een ‘heerlijk nieuw bewustzijn’? De dramaserie Westworld geeft stof tot nadenken bij het beantwoorden van deze vragen door het mens-zijn door de ogen van humanoids te onderzoeken. In één van de afleveringen zegt humanoid Dolores over een mens: ‘Hij heeft pijn. Wat voor mensen zouden wíj zijn als we hem enkel zouden laten lijden?’[xv] Een sleutelzin die een nieuwe definiëring van mens-zijn veronderstelt: want wat voor mensen zijn we eenvoudigweg als we ‘enkel’ lijden?

 

 

Literatuur

Bos, R. van den, Toneeltekst Brave New World 2.0, De Nieuwe Toneelbibliotheek, Amsterdam, 2019.

Coleman, D., Emotionele Intelligentie. Emoties als sleutel tot succes, Olympus, Amsterdam, 2004.

Dennett, D., Van bacterie naar Bach en terug, Uitgeverij Atlas, Amsterdam/Antwerpen, 2018.

Huxley, A., Heerlijke nieuwe wereld, Uitgeverij Contact, Amsterdam en Antwerpen, 1967.

Kierkegaard, S., Over de vertwijfeling. De ziekte tot de dood, Prisma-boeken, Utrecht/Antwerpen, 1963.

Metzinger, Thomas, ‘Wat als ze moeten lijden?’ Machines die denken, Samengesteld door John Brockman, Maven Publishing B.V., Amsterdam, 2016.

 

Theatervoorstelling

Brave New World 2.0, van theatergezelschap NITE, 2019.

 

Tv-serie

Westworld. Gecreëerd door Jonathan Nolan en Lisa Joy. Geproduceerd door HBO, 2016.

 

Annalin van Putten (1984) studeerde Theaterwetenschappen en Theatre Studies, en studeerde af als dramaturg. Daarnaast studeerde ze Transpersoonlijke psychologie, Filosofie en Zingeving en Spiritualiteit, waarmee ze afstudeerde als transpersoonlijk therapeut. Ze is eigenaar van coachingspraktijk Aislinn, publiceert met enige regelmaat artikelen, en is momenteel haar afstudeeronderzoek aan het omwerken naar een boek.

 

Reageren? Mail naar: annalinvp@gmail.com

 

[i] Een humanoid is een robot die is gemaakt om op een mens te lijken.

[ii] Niels Waarlo. ‘Menselijke’ robots zijn verder weg dan Sophia doet vermoeden’, De Volkskrant, 24 november 2018.

[iii] ‘Sophia The Robot says ‘I have feelings too’, Ali Smart Videos, Youtube, gepubliceerd op 08 november 2017.

[iv] Niels Waarlo, a.w..

[v] Y. Harari, Homo Deus. Een kleine geschiedenis van de toekomst. Thomas Rap, Amsterdam 2018.

[vi] Thomas Metzinger, ‘Wat als ze moeten lijden?’ Machines die denken, Samengesteld door John Brockman, Maven Publishing B.V., Amsterdam, 2016.

[vii] D. Coleman, Emotionele Intelligentie. Emoties als sleutel tot succes, Olympus, Amsterdam, 2004.

[viii] Theatervoorstelling Brave New World 2.0, van theatergezelschap NITE, 2019.

[ix] R. van den. Bos, Toneeltekst Brave New World 2.0, De Nieuwe Toneelbibliotheek, Amsterdam, 2019.

[x] Metzinger, Thomas, ‘Wat als ze moeten lijden?’ .

[xi] D. Dennett, Van bacterie naar Bach en terug, Uitgeverij Atlas, Amsterdam/Antwerpen 2018.

[xii] A. Huxley, Heerlijke nieuwe wereld, Uitgeverij Contact, Amsterdam en Antwerpen, 1967.

[xiii] Ibidem.

[xiv] S. Kierkegaard, Over de vertwijfeling. De ziekte tot de dood, Prisma-boeken, Utrecht/Antwerpen, 1963.

[xv] Tv-serie Westworld. Gecreëerd door Jonathan Nolan en Lisa Joy. Geproduceerd door HBO, 2016.