Het einde en het begin van de geschiedenis

Het komt niet vaak voor dat men tijdens het horen over, of lezen van een boek drie verschillende meningen over dat boek ontwikkelt. Ik hoorde over Vrij van Lea Ypi[1] nadat het een internationale bestseller werd. Ik was al toen een beetje benieuwd naar het onderwerp, een autobiografisch verhaal over opgroeien in Albanië aan ‘het einde van de geschiedenis’, omdat Albanië enigszins een zwarte doos was vanwege het isolationistische beleid dat werd gevoerd door president Enver Hoxha die lang aan de macht was. Maar omdat ik een onveranderlijk negatieve kijk had op alle persoonlijke herinneringen afkomstig uit Oost-Europa, wist ik bijna zeker dat ik het boek niet zou lezen. Vanwaar dit wantrouwen?

De reden is als volgt: Ich bin ein Ostler. Men hoeft mij niet te vertellen hoe het was. Het meeste dat ik in het Engels te lezen aangeboden zou krijgen was nep, dacht ik. De persoonlijke herinneringen die, meende ik, Westerse lezers mogelijk zouden kunnen aanspreken en zelfs bestsellers konden worden, waren van dien aard dat zij Westerse opvattingen of vooroordelen over het leven achter het IJzeren Gordijn zouden bevestigen. Het zou alleen gaan over politieke processen, het terechtstellen van voormalige bolsjewieken, de ballingschap van dissidenten, lange rijen wachtend op vlees en toiletpapier, parades met tanks, en zure bureaucraten. Iedereen droeg een bontmuts en leefde in de permafrost. Sommige van deze dingen waren inderdaad waar, voor andere landen en andere tijden. Maar bijna niets ervan gold tijdens mijn leven, en ik zou zeggen voor 90% van de anderen die tijdens de jaren 1970-1990 in Oost-Europa woonden. Maar schrijven over hoe het leven echt was voor mijn generatie, en de generatie na mij, zou noch worden gepubliceerd, noch gelezen door een Westers publiek. De verhalen uit Oost-Europa die bestsellers zouden worden, zouden – meende ik – steevast verzonnen zijn, of gaan over kleine, uitzonderlijke gevallen. Daarvoor had ik geen belangstelling.

Maar ik kende ook de bijzonder interessante teksten van Ypi over filosofie en hedendaagse kwesties die ik in dezelfde tijd las. Het duurde niet lang voordat ik besefte dat haar opvattingen, haar denken niet zo waren als wat de Fransen la pensée unique noemen, dat zo alomtegenwoordig werd onder intellectuelen in voormalig communistische landen. (Ik gebruik bewust niet de term ‘Sovjetblok’, want Albanië hoorde niet tot het Sovjetblok.)

Welnu, toen ik Lea Ypi ontmoette hadden we een heel prettig gesprek, en toen ze me heel vriendelijk Vrij cadeau deed begon ik mijn eerste houding los te laten. Op weg terug naar het hotel zat ik op een bank in een park in Londen en opende, op een willekeurige plaats, het boek dat bestaat uit tweeëntwintig korte verhalen over Ypi’s jeugd in Albanië, van haar kleuterjaren onder een bijna Stalinistisch regime tot de tijden na de omwenteling naar de democratie en de chaos. Ik las een van de verhalen, ‘Brigatista’, dat me liet kennismaken met het gezin: de zorgzame houding van de vader jegens iedereen die het minder had dan hij, zijn overtuiging dat mensen in wezen goed zijn en dat armoede voortkomt uit externe omstandigheden die we niet beheersen; en de moeder die de wat realistischer kijk had, dat veel van de armen, zeker in een socialistisch land, arm zijn omdat zij niet willen werken.

Terwijl ik de verhalen in het eerste deel van het boek las, dacht ik aan de beroemde woorden uit Requiem van Anna Achmatova, toen zij werd herkend door een vrouw die in de rij stond om pakketjes voor gevangenen af te leveren en haar vroeg: ‘Kunt u dit beschrijven?’ en het zelfverzekerde antwoord van Anna: ‘Ja, dat kan ik’.

Hoewel Albanië in de jaren tachtig iets heel anders was dan Moskou in de jaren dertig (zoals ik al in de inleiding opmerkte), dacht ik aan het antwoord van Anna omdat ik de beschrijving door Ypi van het leven in een doelbewust en trots (vanuit het gezichtspunt van de heersers) autarkisch socialistisch land zowel waarachtig vond, als vol van inzichten die enkel worden aangeduid en de lezer nooit opgedrongen. Kinderen van de leeftijd van Ypi groeiden op in een ordentelijk land, waar persoonlijke hygiëne (elke maandag controle of je vingernagels geknipt en schoon waren) en verering van de Partij (men hoeft het niet vooraf te laten gaan door ‘Communistische’, zo alomtegenwoordig was de Partij – de enige partij) tegelijk en in dezelfde mate werden ingeprent. Colablikjes golden als teken van relatieve welvaart, maar alle huizen hadden een televisie. Er was niet veel te zien op de een of twee kanalen in het land die pendelden tussen verslagen over de oogst en politieke toespraken, maar wanneer de antenne een beetje werd bijgesteld kon men kijken naar voetbalwedstrijden in de Serie A en naar Joegoslavisch basketbal, en de meeste dagen naar het Italiaanse nieuws. De vader bespreekt alle buitenlandse gebeurtenissen, juicht de vrijlating van Mandela toe alsook linkse Italiaanse politici – inderdaad misschien als een manier om niet betrokken te raken in de Albaanse politiek, maar het laat ook zien hoe een rigide dogmatisch regime zonder internationale pretenties onder zijn bevolking belangstelling voor de rest van de wereld wekte. Tijdens mijn vele reizen was ik vaak verbaasd over hoe beperkt de kennis van de wereld (zelfs afgemeten aan de eenvoudige kennis van wat zich elders afspeelde) was in sommige landen waar vrijelijk toegang tot informatie bestond. Hier, waar de toegang tot informatie gereguleerd was en zwaar propaganda werd gemaakt, had het gezin van Ypi, en ons wordt voorgehouden: ook de gezinnen van haar klasgenoten, grote belangstelling voor de rest van de wereld, van San Remo tot Ronald Reagan.

Door in korte vignetten haar eigen ideologische vorming te beschrijven en nu te vertellen aan mensen die geen ervaring hebben met, en geen idee hebben van de tegenspraken van het leven in een communistisch land, en vervolgens de schok van de overgang naar het kapitalisme te beschrijven wordt Ypi, enigszins contra-intuïtief, geholpen door de bijzondere eigenschappen van Albanië. Om te beginnen betekende het relatieve isolement van Albanië door een politiek die sinds 1945 onafhankelijk was van het Westen, sinds 1956 onafhankelijk van de Sovjet-Unie, en ten slotte sinds 1978 onafhankelijk van China, dat de abruptheid van de overgang naar het kapitalisme scherper was dan elders. De verandering was dramatischer, van bijna volledige geslotenheid naar openheid, van de situatie waarin alles door ‘collectieven’ werd gedaan naar de situatie waarin alles was geprivatiseerd, van de ene stem van de Partij en ‘oom Enver’ naar de kakafonie van partijen en de civil society.

Er is nog een aspect dat Albanië uniek maakte. Het is, met Cuba (en in zekere mate Vietnam), het enige land dat een echt binnenlandse communistische revolutie kende, en geen etnische minderheden. Dit bleek achteraf erg belangrijk. Het binnenlandse karakter van de revolutie maakte het in het geval van Albanië onmogelijk het communisme en alles wat daarin verkeerd ging te verklaren uit de Russische bezetting (daarbij volledig voorbijgaand aan het binnenlandse fundament van communistische regimes). Evenzeer was de orgie van beschuldigingen en verwijten en oorlogen die volgde op het uiteenvallen van de Sovjet-Unie en van Joegoslavië onmogelijk omdat Albanië etnisch homogeen was. Daarom moest men met veel meer objectiviteit en open ogen kijken naar het communisme. Alle negatieve aspecten konden niet, zoals in het grootste deel van Centraal Europa, aan de Sovjet-Unie worden geweten, die inmiddels was omgevormd tot Rusland. Evenmin konden Oekraïners de Russen de schuld geven, Russen de niet-Russische bolsjewieken, de Serviërs Tito, de Kroaten de Serviërs, enzovoorts, tot in de eeuwigheid. In het geval van Albanië was het communisme van Albaanse makelij, en ook het loslaten van het communisme was van Albaanse makelij.

Het loslaten begint traag: demonstranten (of waren het slechts ‘vandalen’ die probeerden ‘eigendommen van de bevolking’ kapot te maken?) vullen de straten van de afgelegen hoofdstad. Het nieuws verspreidt zich langzaam en ongelijkmatig. Dan lijken de dingen te verdwijnen. Het is niet duidelijk of, op school of thuis, de ‘protesten’ moeten worden genoemd. Want als de protesten worden genoemd, moet men een standpunt voor of tegen innemen. Misschien is negeren beter. Op een avond verrast Ypi haar ouders, die denken dat zij al naar bed is, terwijl zij, de radio heel zacht, met bezorgde – of misschien hoopvolle? – gezichten luisteren naar nieuws over de protesten. Zelfs als er verkiezingen zijn met meer partijen, en de Socialistische Partij (de nieuwe naam van de Communisten) wint, is het resultaat niet zeker. We zijn getuige van dit alles, niet door politici of dissidenten te volgen, of door een historische beschrijving van de gebeurtenissen, maar door de manier waarom deze gebeurtenissen worden beleefd aan de keukentafel van het gezin en in het klaslokaal. Want dit is hoe Ypi, een twaalf- of dertienjarige en een beetje een wildebras, het meemaakt.

Dan neemt de chaos het over. Ideologisch maken de scholen een draai van 180 graden, de aanwezigheid van leerlingen keldert, iedereen wil het land verlaten (de titel van een van de vignetten), de drugsdealer, de hoer, de mensensmokkelaar, de witwasser, de woekeraar worden gewone, zelfs zeer gewilde beroepen omdat zij het meeste opbrengen. De wereld maakt eenvoudig een ommezwaai. Gesprekken in het gezin worden open: een neef die wordt vrijgelaten uit de gevangenis wordt niet langer aangeduid als onlangs ‘afgestudeerd’, of degenen die in gevangenkampen zijn vermoord niet langer als zij die hun studie opgaven – de hele taal die werd gebruikt om de waarheid te verhullen, vooral door ouders wanneer zij spraken in het bijzijn van hun kinderen die niet wisten wat wel en niet in het openbaar kon worden gezegd, wordt eruit gegooid. Veel oude verhalen die Ypi niet kende, en wij als we het boek lezen evenmin, komen plotseling uit het niets tevoorschijn. Het boek heeft bijna een Agatha Christie-achtige plot die we langzaam ontdekken, eerst in gedeelten die wel of niet waar kunnen zijn, om meer te ontdekken als de vignetten elkaar opvolgen, en zonder ooit de hele ontknoping te ontdekken.

Tegen het einde, als duizenden mensen die niet weten waarheen zij gaan, aan boord van schepen gaan die de Adriatische Zee doorkruisen, sommige zinkend, met Westerse landen die een cordon sanitaire instellen tegen mensen wier voormalige regering zij bitter hekelden omdat zij de bevolking niet toestond het land te verlaten, en de NAVO die een militaire missie stuurde om het plunderen te stoppen, bereikte ik een derde niveau van denken over het boek. De burenhulp bij het verkrijgen van moeilijk verkrijgbare spullen verdwijnt; geld dat altijd veel minder belangrijk was dan de voedselbonnen die men op het werk kreeg, wordt koning; het bijwonen van de wiskundeclub in de middag heeft geen zin meer als je op een schip kunt springen, naar Italië kunt varen en sigaretten en cocaïne kunt smokkelen. Toen besefte ik dat dit geen autobiografisch boek is. Het is wel gebaseerd op het leven en de ervaringen van een individu, maar overstijgt die op dit punt. Het wordt een boek over de condition humaine. Communisme en kapitalisme, het Oosten en het Westen zijn niet meer dan het decor, de coulissen van het theater waar het drama zich afspeelt.

Het boek van Ypi heeft dan het niveau van het verslag van gebeurtenissen verlaten, en is een roman geworden. Net zoals we weten dat À la recherche du temps perdu van Proust bijna volledig autobiografisch is maar ermee omgaan als een kunstwerk, moeten we, bedacht ik, het boek van Ypi als een kunstwerk beschouwen. Zij, haar gezin, haar vrienden zijn inmiddels figuren in een roman geworden, zij zijn verhuisd van de werkelijkheid naar een ander, hoger niveau. We weten dat Macondo geen echte plaats is die onder die naam bestaat, ook al is hij gebaseerd op veel vergelijkbare plaatsen die wel bestonden. Ook hier zijn Albanië, de omslag, het gezin van Ypi allemaal metaforen. Zij zijn waar, en zij overstijgen wat zij in werkelijkheid waren.

Ik heb mij vast voorgenomen dat, als ik Lea weer persoonlijk ontmoet, ik haar niet zal vragen hoe het de figuren in haar boek is vergaan (haar grootmoeder aan wie het boek is opgedragen, haar gezin, haar eerste platonische liefde): ik heb besloten dat we over hen moeten praten zoals we praten over wat er redelijkerwijs gebeurd zou kunnen zijn met Elizabeth Bennett nadat zij trouwde met Mr Darcy, of over de vraag of Rastignac Parijs veroverde. En misschien kunnen we dan speculeren over wat er met de jonge vrouw gebeurde die aan het einde van de jaren ’90 met duizenden andere vluchtelingen over de Adriatische Zee naar Zuid-Italië reisde…

 

(Vertaling: Herman Simissen)

 

Branko Milanović (°1953) is een Servisch-Amerikaanse econoom, onder meer verbonden aan de City University of New York en de London School of Economics. Hij is vooral bekend door zijn werk over inkomensverdeling en ongelijkheid. De oorspronkelijke tekst verscheen op 9 juli jl. op http://glineq.blogspot.com/ en wordt hier met toestemming van de auteur in Nederlandse vertaling gepubliceerd.

 

[1] Lea Ypi, Vrij. Opgroeien aan het einde van de geschiedenis, De Bezige Bij, Amsterdam, 2021, 336 blz., paperback, ISBN 9789403150017, € 24,99

Het einde en het begin van de geschiedenis
Moeten arme landen arm blijven?
Hoeveel werkelijkheid kan de hedendaagse filosoof nog verdragen?...
Oudheidkunde op maat
De Griekse voorvaders van de Verlichting
De ware Jacob
Een witte Kerstmis
Graven voor iedereen
Rome: nederzetting, wereldrijk, stad
Therapie tegen ecodepressie
Albert Camus, een denker voor onze tijd
Geluksjoden
God straffe Engeland!
Oorlog om Clio. Geschiedschrijving tussen historisme en presentisme
Woke of wakker in de geschiedenisles, in tijden...
Techniekfilosofen leggen de grotere kwesties rond digitale platforms...
Vuurduin. Aantekeningen bij een wereld die verdwijnt
‘Heerlijk nieuw bewustzijn?’
Een gedicht geschreven in een brandend huis
Het leven van de planten
Autobiografieën en katholieken
Nieuwe kleren voor Clio?
Het einde van het imitatietijdperk (1989-2020)
Ongelooflijk oneerlijke aspecten van leven met Down syndroom
De Open Samenleving als plicht
De filosofie van Rainer Marten. Een interview en...
Dokter voor de geneeskunde