Nog een grote omwenteling meemaken…

Branko Milanovic*

 

The Great Transformation van Karl Polanyi[1] is een van die beroemde boeken waarvan de ideeën zozeer zijn opgenomen in de sociale wetenschappen dat de boeken zelf niet langer worden gelezen. Dit zou, in dit geval zo goed als in veel andere, een vergissing zijn want er staat zoveel meer in dan de kern die we allemaal wel kennen.

Laat me, voor degenen die mogelijk nieuw zijn op dit terrein, de voornaamste inzichten van Polanyi samenvatten. De markteconomie, omschreven als een economie die volledig afhangt van de prijs van handelswaren, daarbij de inbegrepen door de markt bepaalde prijs van de productiefactoren (hetgeen Polanyi ‘fictieve koopwaar’ noemt) arbeid en land, is onmogelijk. Zij is onmogelijk omdat dit in de praktijk zou betekenen dat een dergelijke economie de samenleving zou vernietigen. Dit werd, schrijft Polanyi, slechts onvolledig begrepen toen dit voor het eerst in de geschiedenis werd uitgeprobeerd tijdens de Britse Industriële Revolutie. ‘De Industriële Revolutie was niet meer dan het begin van een revolutie die zo extreem en radicaal was als welke revolutie ook die sektarische geesten ophitste, maar dit nieuwe geloof was helemaal materialistisch en meende dat alle menselijke problemen konden worden opgelost als er een onbeperkte hoeveelheid materiële koopwaar was’. (blz. 40). Een zichzelf regulerende marktsamenleving zou uitlopen op (en liep in Groot-Brittannië aanvankelijk ook uit op) verpaupering, landloperij, ongezonde woonomstandigheden, ‘duivelse fabrieken’[2], veel langere werkdagen, kortere levens, gebrek aan onderwijs, alle elementen zie bekend zijn uit de geschiedenis van de economie en uit literaire werken.

Daarom moet de ‘samenleving’ (een nogal ruime term die Polanyi overmatig gebruikt) zichzelf verdedigen tegen een volledige markteconomie. Aanvankelijk verdedigde zij zichzelf door inkomensgaranties, opgenomen in de Poor Laws waarvoor de parochie verantwoordelijk was, maar dit hield de ramp niet tegen. Gesubsidieerde arbeidskosten, dat wil zeggen wat tegenwoordig een algemeen basisinkomen wordt genoemd, zou mensen lui maken, niet bereid te werken of werk te aanvaarden voor een belachelijk laag loon, wetende dat de rest uit de publieke kas zou worden gedekt. Deze verdediging was niet houdbaar. De echte verdediging tegen de markt kwam met een feitelijke afwijking van door de markt bepaalde prijzen voor arbeid (lonen), land en geld. Lonen werden, ten tijde dat Polanyi schreef, te weten de vroege jaren veertig, in Groot-Brittannië bepaald door onderhandelingen tussen vakbonden en werkgevers; het gebruik van het land werd in toenemende mate onderworpen aan openbare zeggenschap en toezicht; en de prijs van geld werd gereguleerd door de centrale bank. Want, stelt Polanyi, de markteconomie moet worden ‘ingebed’ (een beroemde term) in de maatschappij, en inkomens (de prijs van productiefactoren) moeten worden losgemaakt van volledige bepaling door de markt.

Om het bondiger te formuleren, alleen een sociaaldemocratische staat is te verenigen met een markteconomie. Alle andere markteconomieën leiden tot de vernietiging van de samenleving. Want menselijke samenlevingen zijn in de loop van de geschiedenis nooit alleen op grond van economische principes georganiseerd.

De delen van het boek die de ravage beschrijven, aangericht door de Industriële Revoluties en de markt zijn waarschijnlijk de beste. Bovendien ondersteunen de meeste (niet alle, zoals ik hieronder zal betogen) ervaringen die we de laatste tachtig jaar hebben opgedaan Polanyi. Wanneer hij de maatschappelijke vernietiging van gekoloniseerde samenlevingen (India en Afrika) beschrijft, die leden onder de slachting door nieuwe manieren van dingen produceren, buitenlandse concurrentie, de invoering van loondienst, het tot handelswaar maken van land (hetgeen eerder nergens bestond) als een analogie van de soortgelijke vernietiging aangericht door de Industriële Revolutie onder de Britse bevolking, kan men niet anders dan opmerken dat precies dezelfde gevolgen zich voordeden tijdens de overgang van het communisme naar de markteconomie, of, recenter, in de verwoeste steden in Noord-Amerika of West-Europa.

Maar anderzijds worden de gezichtspunten van Polyani niet helemaal bevestigd door de recente geschiedenis: wereldwijd is het algemene belang van markten veel groter dan tachtig jaar geleden. Waar de historische beschrijving van de ‘verdedigingen’ van de samenleving tegen de krachten van de markt juist is, heeft de wereld zich niet geschikt in een evenwicht dat volgens Polanyi het enige was dat verenigbaar is met duurzame maatschappelijke stabiliteit, te weten door sociaaldemocratie. Integendeel, men kan gemakkelijk beweren dat het heden zich veel meer in de richting van het oorspronkelijke negentiende-eeuwse laissez-faire heeft bewogen dan aannemelijk leek, of zelfs denkbaar voor Polanyi in de jaren 1940. Terwijl zo zijn voorspellingen niet bewaarheid werden, blijft zijn eigenlijke boodschap, het vrijwel of geheel onmogelijk zijn van een volledige marktsamenleving, doorklinken. Milei en de tycoons van Silicon Valley zouden die les ook kunnen leren.

Er zijn twee methodologische punten waarover ik van mening verschil met Polanyi. Het eerste betreft zijn niet aflatende kritiek op de klassieke politieke economie van Smith tot Ricardo en Mathus. Ricardo wordt bekritiseerd vanwege zijn door de markt bepaalde kijk op de wereld, daarbij inbegrepen zijn verzet tegen de Poor Laws. Maar Polanyi besteedt twee hoofdstukken aan het beschrijven van de demoraliserende gevolgen van de Speenhamland wetten[3] om inkomens op peil te houden. Als, zoals hij schrijft, deze wetten zo nadelig uitwerkten op het moreel van de werkende klasse en de natie (waarover Polanyi en Ricardo het eens zijn), waarom wordt Ricardo dan bekritiseerd voor het bepleiten van het intrekken ervan?

Ook denkt Polanyi dat de volgens Smith vermeende geneigdheid van de mens tot ‘vervoeren en ruilen’, die aan de oorsprong ligt van de arbeidsdeling en vrije handel, een puur verzinsel is; zoiets als de ‘nobele wilde’ van Rousseau, een fantasie zonder grondslag in de werkelijkheid. Alleen Robert Owen zag de waarheid: ‘een markteconomie die wordt losgelaten om zich volgens haar eigen wetten te ontwikkelen zou groot en permanent onheil scheppen’. (blz. 130)

Het tweede punt is nog vreemder. Polanyi begint hoofdstuk 13 met een lange uiteenzetting over hoe economische geschiedenis niet zou moeten worden bestudeerd of begrepen door het gebruik van de idee van klasse, noch door de aandacht alleen te richten op de materiële belangen van klassen, maar veeleer op maatschappelijke erkenning. Zonder het aan te halen, verschilt Polanyi van mening met het historisch materialisme van Marx, zo goed als met de methodologische benadering vervat in (opnieuw) Smith, Ricardo, en ontelbaar veel economen sindsdien. Maar wat vreemd is, is dat Polanyi nadat hij dit heeft afgewezen, hij zijn hele analyse, honderden voorbeelden besprekend, precies in diezelfde klassentermen beschrijft en materiële prikkels noemt. In het hele boek worden politieke ontwikkelingen besproken door te benadrukken welke klasse baat had bij een bepaald beleid, en welke erdoor verloor. Zeker, de klassenstructuur die Polanyi gebruikt is breder, dat wil zeggen niet beperkt tot de drie belangrijkste klassen zoals bij Ricardo, maar dit geldt voor elke op de geschiedenis gebaseerde analyse van klassen, die van Marx inbegrepen. Toen hij schreef over de revoluties van 1848 en 1871 gebruikte hij niet enkel twee of drie klassen. De echte wereld is altijd veel ingewikkelder, maar dat mag niet afleiden van het belang van de analyse van klassen. Zelfs wanneer klassen een rol spelen die ogenschijnlijk strijdig is met hun ‘historische missie’ vormen zij de belangrijkste – of veeleer de enige – eenheden in zijn analyse, en hun motivatie is altijd het materiële belang. Daarom worden, volgens mij, zijn kritiek op de analyses van klassen en zelfs een indirecte aanval op Smith omdat die meende dat economische beslissingen berusten op eigenbelang, spectaculair ontkend door de methodes die Polanyi zelf gebruikt. Eigenlijk is het een raadsel waarop hij koos voor die methodologische uiteenzetting (op maar één plaats in het boek), die zo op gespannen voet staat met zijn eigen methodologische positie.

Ten slotte enkele woorden over de stijl. Dit is geen goed geschreven boek. Sommige delen zijn moeilijk te lezen, en ik kon niet precies achterhalen wat het probleem is: de zinnen zijn niet te ingewikkeld, noch zijn de ideeën moeilijk uit te drukken. Er zijn veel buitengewoon sterke en schitterende uitspraken begraven in alinea’s met soms ondoordringbaar historisch proza. Vergeleken met bijvoorbeeld Eric Hobsbawm, die veelal schrijft over dezelfde historische periodes, is Polanyi onnodig onduidelijk. Hiertegen kan men inbrengen dat het boek van Polanyi strikt genomen geen economische geschiedenis is, en dat het betoog daarom niet zoals dat in een geschiedenisboek kan zijn. Maar dit verklaart nog niet waarom het boek wordt geplaagd door ingewikkelde en moeilijk te begrijpen historische toespelingen, of een misschien overdreven hang naar paradoxen waarop enkel wordt gezinspeeld, maar die niet worden uitgelegd.

Het is een uitstekende beslissing van Penguin dit boek opnieuw uit te geven, met een nieuwe inleiding door Gareth Dale. Onze tijd is er inderdaad een van malaise, veroorzaakt door precies die krachten die lezers van Polanyi gemakkelijk zouden herkennen: alsmaar uitbreiding van tot handelswaar maken van zaken die nooit onderworpen waren aan de markt, en daardoor maatschappelijke ontwrichting, en uiteindelijk politieke onvrede. Polanyi zou opnieuw moeten worden gelezen, tegenwoordig tegen de achtergrond van wankele werkgelegenheid, tot handelswaar maken van land, klimaatverandering (die rechtstreeks verband houdt met het vorige), en monetaire manipulatie door banken en beurzen, de drieledige ‘fictieve koopwaar’ die het inkomen en het bestaan van mensen bepaalt en die, volgens Polanyi, niet ongereguleerd mag blijven.

 

NB: Ik denk dat we twee ‘Polanyismen’ zouden kunnen hebben: een zwakke vorm die een markteconomie aanvaardt voor alle handelswaar behalve de drieledige ‘fictieve koopwaar’; en een sterke vorm die een aanval inhoudt op juist de grondslag van de politieke economie, en stelt dat de grenzeloze zucht naar winst, inkomen en gewin niet ‘eigen aan de mens’ is.

 

(Vertaling: Herman Simissen)

 

Branko Milanović (°1953) is een Servisch-Amerikaanse econoom, onder meer verbonden aan de City University of New York en de London School of Economics. Hij is vooral bekend door zijn werk over inkomensverdeling en ongelijkheid. De oorspronkelijke tekst verscheen op 27 juli jl. op http://glineq.blogspot.com/ en wordt hier met toestemming van de auteur in Nederlandse vertaling gepubliceerd.

 

[1] K. Polanyi, The Great Transformation. The Political and Economic Origins of Our Time, Foreword by Robert M. MacIver, Farrar & Rinehart, New York, 1944. Geschreven naar aanleiding van de heruitgave als Penguin Modern Classic, with a new introduction by Gareth Dale, Penguin, Dublin, 2024.

[2] ‘Satanic mills’ is een toespeling op het beroemde gedicht Jerusalem van William Blake (1757-1827). Of Blake met ‘dark satanic mills’ inderdaad op fabrieken doelde is overigens niet onomstreden. [noot van de vertaler].

[3] De Speenhamland wetten van eind achttiende eeuw waren een aanpassing van de oorspronkelijke Poor Laws. [noot van de vertaler]

Project 2025 en christelijk nationalisme
Nog een grote omwenteling meemaken…
Zionisme en racisme
Ana van Es: De Bagdad Berlijn Express
Universiteiten als fabrieken
Een Afrikaanse dwarsligger over het (post)koloniaal verleden
Moeten arme landen arm blijven?
Kindertransporten. Een wreed schoon verhaal
Het christelijk nationalisme van Trump: politiek boven principes
Billijkheid en efficiëntie in het inkomensbeleid. Over werkloosheids-...
Oudheidkunde op maat
Over de lauwe steun van de Arabische en...
Slachtoffers voor Israël
Basisbaan of basisinkomen? Normatieve vragen over de toekomst...
Figuren van vandaag: Réginald Moreels
Palestina, sinds mensengeheugenis een probleem?
Wanneer besluiten vrouwen te gaan protesteren?  
Gelijkheid gebaseerd op uitsluiting
Ontketend kapitalisme
Woke als symptoom van de ‘tirannie van de...
Asiel???
Autoritaire macht en heerschappij
De Politieke Menagerie
Kapitalisten, de staat en globalisering
Afghaanse jongeren en hun inburgering in België
Een brief uit Teheran
Een historische overweging van de Amerikaanse ‘civil religion’
Een politicus die niet wilde heersen
Conflict en polarisatie
Amerikaanse politiek en christelijke geestdrift