Een oorlog van vier maanden tussen grote mogendheden waarvan u nooit hebt gehoord
Tijdens een etentje met een Japanse vriend, een paar jaar geleden, merkte ik op dat ik nooit de logica achter de Japanse aanval op de Verenigde Staten had begrepen. Integendeel, dacht ik, het was voor Japan gemakkelijker en wellicht winstgevender geweest de Sovjet-Unie aan te vallen, zoals James Burnham en veel anderen aan het eind van 1941 verwachtten. Mijn Japanse vriend wees me op het boek Nomonhan, 1939: The Red Army Victory that Shaped World War II, geschreven door de Amerikaanse militair historicus Stuart D. Goldman (en gepubliceerd door het US Naval Institute).[1]
Het boek vertelt het verhaal van twee belangrijke veldslagen in 1938 en 1939 tussen het keizerlijke Japan (het Kwantung Leger dat Mantsjoekwo beheerste) en de Sovjet-Unie. De twee veldslagen staan bekend onder naam van de belangrijkste plaatsen waar zij werden uitgevochten: Changkufeng en Nomonhan (Halhin Gol in het Mongools), beide op de grens tussen Mantsjoekwo, het door Japan beheerste Mantsjoerije, en Mongolië, toen een politieke en militaire bondgenoot van de Sovjet-Unie. Drie hoofdstukken zijn gewijd aan de militaire analyse van de veldslagen en aan de politiek-militaire besluitvorming, door Goldman jarenlang bestudeerd aan de hand van archieven van het hoofdkwartier van het Japanse Keizerlijke Leger, de memoires van belangrijke betrokkenen, en in mindere mate militaire archieven in Moskou.
In beide conflicten ging het technisch gezien om een verschil van interpretatie tussen de Japanse en de Sovjetzijde over het bepalen van de grens. Maar in werkelijkheid was dat in beide gevallen slechts een voorwendsel. De redenen waren wederzijdse onverenigbare politieke tegenstellingen, wantrouwen, en het ‘porren’ van de andere partij om haar kracht te testen.
Beide conflicten begonnen met een aanval van het Japanse Kwantung Leger, dat in hoge mate op zichzelf handelde. Goldman bespreekt de Japanse traditie van ‘gerechtvaardigde militaire ongehoorzaamheid’ (gekokujo, ‘heerschappij van onderaf’) waarom het Kwantung Leger bekend stond, en die het hoofdkwartier van het keizerlijke leger en de Japanse regering vaak voor een voldongen feit plaatste. In beide conflicten wonnen de Sovjets. De Slag om Nomonhan was geen kleinigheid: hij duurde vier maanden (mei-augustus 1939), en leidde tot tussen de 30 000 en 50 000 slachtoffers (doden en gewonden) ongeveer gelijkelijk verdeeld tussen Japan enerzijds en Rusland en Mongolië anderzijds. (Dit aantal omvat echter niet de dienstplichtige Chinezen, dat wil zeggen soldaten uit Mantsjoerije; hun doden ‘vergat’ Japan te tellen.)
Het belangrijke deel van het boek van Goldman is niet de beschrijving van de militaire handelingen (hoewel sommige militaire fanaten dit deel interessant zouden kunnen vinden), maar de politieke herinterpretatie van bondgenootschappen uit de Tweede Wereldoorlog als gevolg van de afloop van de twee veldslagen. Er zijn twee belangrijke herinterpretaties.
Ten eerste: de Sovjet-strategie in Europa – een bondgenootschap met de Fransen en Engelsen of met Nazi-Duitsland – kan niet alleen vanuit de Europese context worden bezien. De Sovjet-Unie stond tegenover twee vijanden aan twee kanten van het land: Nazi-Duitsland waarmee het geen, en Japan waarmee het wel een grens deelde. Beide waren ideologische vijanden, en geostrategische concurrenten. Dus wat in het oosten gebeurde beïnvloedde wat in het westen gebeurde, en vooral de beslissing van Stalin in augustus 1939 om een niet-aanvalsverdrag met Nazi-Duitsland te sluiten.
Het tweede punt betreft het besluit van Japan om de Verenigde Staten aan te vallen, de reden waarom mijn vriend me aanbeval het boek te lezen.
Ten eerste: zoals we weten onderhandelde Stalin tegelijkertijd met Groot-Brittannië en Frankrijk, en met Duitsland. De standaardverklaring luidt dat de Westerse machten aan de ene kant, en de Sovjet-Unie aan de andere kant, beide zochten naar manieren om de directe Duitse aanval tegen de ander te richten. Door het ondertekenen van het verdrag met Hitler verschoof Stalin de Duitse aanval naar de Westerse landen, vermeed hij oorlog met Duitsland in 1939, nam hij delen van Oost-Europa in, en nam dus in strategisch opzicht de juiste beslissing. Goldman is het eens met deze inschatting, maar voegt de Aziatische component toe. De leden van het anti-Komintern Verdrag (Duitsland, Italië en Japan) hadden verschillende doelen voor ogen. Japan wilde dat Duitsland zich verplichtte tot oorlog tegen de Sovjet-Unie als Japan daarmee in oorlog was. Maar Hitler was (in 1939) minder geïnteresseerd in een dergelijke oorlog, en wilde zo’n verplichting niet aangaan. Was Stalin een bondgenootschap met de Westerse machten aangegaan, stelt Goldman, dan was er niets geweest dat Hitler had tegengehouden Japan hulp te beloven – want de Sovjet-Unie zou door een dergelijk bondgenootschap al tegen Duitsland zijn. Maar door de Duitse kant te kiezen, verzwakte Stalin de band tussen Duitsland en Japan, en daardoor hoefde hij niet langer bang te zijn voor oorlog, niet alleen niet in het Westen (de standaardverklaring), maar ook niet in het Oosten omdat Japan niet zou aanvallen als de steun van Duitsland niet verzekerd was (de toevoeging van Goldman).
Misschien is het nog het beste om Goldman te citeren:
De logica dicteert dat als Stalin had gekozen voor een antifascistisch bondgenootschap met de Westerse democratieën, hij een groot risico had gelopen op een oorlog met Duitsland. Zelfs als er geen grote oorlog tussen Duitsland en de Sovjet-Unie zou uitbreken, zou het Rode Leger in het westen van het land moeten worden geconcentreerd. Dat zou Duitsland in een bondgenootschap met Japan hebben gedreven, en de Japanners hebben aangemoedigd een aanval te beginnen op de kwetsbare Russische oostflank. Het gevaar van een oorlog op twee fronten moest worden voorkomen. (blz. 160)
Natuurlijk wordt dit alles besproken vanuit het gezichtspunt van augustus 1939. De berekening werd op haar kop gezet in juni 1941, maar bleek niet helemaal verkeerd: Japan heeft de Sovjet-Unie nooit aangevallen.
In plaats daarvan viel Japan de Verenigde Staten aan. Daarmee komen we bij het tweede geopolitieke punt van Goldman. De twee Japanse nederlagen in beperkte conflicten met de Sovjet-Unie leidden tot andere inschatting van de kracht van het Rode Leger bij het Japanse leger (waarvan het Japanse hoofdkwartier aanvankelijk een heel lage dunk had), een verminderd politiek belang van het Kwantung (‘opstandige’) leger dat overigens ook het meest enthousiast was voor een aanval op de ‘Russen’, en een vergrote focus op het veroveren van China en het verslaan van Chiang Kai-shek. Dit hield op zijn beurt in, volgens Goldman, dat Japan veeleer naar het zuiden moest gaan dan naar het noorden. Het betekende een verovering van Europese koloniën die werden bestuurd door landen die al door Duitsland waren verslagen (Frans Indochina, en Nederlands-Indië), of die betrokken waren in een strijd op leven en dood met de nationaalsocialisten, en daardoor niet in staat hun Aziatische bezittingen te verdedigen (Groot-Brittannië). Een belangrijk besluit was dat Japan het zuiden van Nederlands-Indië aanviel. Dit lokte een Amerikaans olie-embargo uit, dat ertoe zou leiden dat de Japanse oorlogsmachine binnen een paar maanden stil zou vallen. En daardoor leken een nieuwe aanval om de olievelden van Nederlands-Indië onder controle te krijgen en de aanval op de Verenigde Staten verstandig.
Goldman ziet het weinig bekende conflict tussen Japan en de Sovjet-Unie als een van de belangrijkste stukken in de puzzel die de twee regimes moesten ‘leggen’ in 1939-1941. Het maakte het verdrag van Stalin met Hitler nog aantrekkelijker, en het stuurde de Japanse veroveringsdrang zuidwaarts, met alle gevolgen van dien. Misschien hecht Goldman soms te veel belang aan de Nomonhan-oorlog, maar het conflict verdient zeker veel meer dan de vergetelheid waartoe het lijkt te zijn veroordeeld door politieke historici. Dit in het bijzonder nu, nu de oorlog in Europa direct verband houdt met de geopolitiek in Azië. Misschien had men daarom niet verbaasd moeten zijn toen de Chinese minister van buitenlandse zaken de afloop van de oorlog on Oekraïne uitdrukkelijk in verband bracht met de situatie in Oost-Azië.
(Vertaling: Herman Simissen)
Branko Milanović (°1953) is een Servisch-Amerikaanse econoom, onder meer verbonden aan de City University of New York en de London School of Economics. Hij is vooral bekend door zijn werk over inkomensverdeling en ongelijkheid. De oorspronkelijke tekst verscheen op 5 juli jl. op https://branko2f7.substack.com/p/nomonhan-1939 en wordt hier met toestemming van de auteur in Nederlandse vertaling gepubliceerd.
[1] Stuart D Goldman, Nomonhan 1939. The Red Army’s Victory That Shaped World War II, Naval Institute Press, Annapolis, Maryland 2013.