‘Ik heb dit boek geschreven in de hoop dat een beter begrip van angst helpt om minder pessimistisch te zijn. Dat je kan begrijpen hoe angsten en zorgen van alledag soms verkeerd gericht zijn, maar ook: we zijn bezorgd omdat we willen zorgen voor iets of iemand. Dat angst en zorgzaamheid samenhangen. Een samenleving zonder angst is een kille samenleving. Angst en empathie hangen samen. Ze zijn de motor van een uitdijende cirkel van mededogen.’
Dat was de eerste verrassing: iemand die vanuit een heel ander, toch overwegend streng wetenschappelijk perspectief een thema benadert, dat ik tot nog toe bijna uitsluitend ‘existentialistisch’ en psychoanalytisch had begrepen, en die toch gebruik maakt van termen als ‘zorgzaamheid’, ‘empathie’ en ‘mededogen’. Een tweede verrassing was het feit dat ik al een paar jaar op zoek ben naar een verheldering en verdieping van het begrip ‘empathie’ als adequaat antwoord op de historische leemten die begrippen als bijvoorbeeld ‘liefdadigheid’ of ‘solidariteit’ telkens opnieuw en steeds meer achtergelaten hebben. In beide traditionele begrippen blijft de prioriteit steken in de ongelijkheid tussen de happy few en de rest van de bevolking. Wat de klassieke caritas betreft drukt zich dit uit in de plicht tot dankbaarheid die, wat dacht je?, de kloof tussen de schenkers en de beschonkenen alleen maar bevestigt en waarvan het gratis glas bier dat de bazen af en toe spenderen alleen maar een symbool is. De solidariteit wilde, in tegenstelling tot die naastenliefde, terecht uitgaan van het streven naar gelijkheid, maar is daar in de praktijk zelden in geslaagd.
Vandaar dus die vernieuwde belangstelling voor ‘empathie’ als de kunst om je in het leven van de ander(en) in te leven en dus als grondslag van een nieuw sociaal contract te beschouwen. Want zo lang we er niet in slagen een dergelijke openheid voor het geheugen en het lief en leed van de anderen te ontwikkelen blijven we de poort wagenwijd openhouden voor alle clichés en halve waarheden die al eeuwen met succes werden gebruikt om ons tegen elkaar te mobiliseren. Wanneer we dan dit volgens ons diepe verschil tussen deze drie categorieën trachten uit te leggen, botsen we op de reeds eeuwen vastgeroeste definities die uitgerekend door hun ‘brede’ interpretatie bijna alles of het tegendeel ervan kunnen bewijzen en dus krachteloos of op zijn minst ‘meerduidig’ zijn geworden. Met het gevolg dat we na een dag van illusies en zelfillusies moeten vaststellen dat we die hele tijd om de hete brij van een herhaalbare en dus corrigeerbare definitie gedanst hebben die, zoals alles wat we mondeling of schriftelijk uiten, terecht voor een dergelijke vorm van kritiek ontvankelijk dient te zijn.
De auteur begint daarom ook eerst met een reeks van definities die tot nog toe door de grote meerderheid van de wetenschappelijke wereld als geldig worden aanvaard en probeert met zijn definities zo dicht mogelijk bij deze brede consensus aan te sluiten. Dit geeft een extra dimensie aan de term ‘positief’: je krijgt het gevoel dat we door die definities meer controle kunnen verkrijgen over onze angst en vrees . Toch (één van de meest gebruikte termen in dit boek) zitten er heel wat addertjes in het gras, omdat we nu eenmaal mensen zijn met een persoonlijk en collectief verleden dat vanzelfsprekend allerlei accenten legt die we niet meteen rationeel kunnen verklaren. Dat maakt het onderzoek naar de oorzaken van de angst tegelijkertijd spannender en verrassender. En zo zijn we, zonder de vaste bodem van het wetenschappelijk onderzoek te verlaten, stilaan terechtgekomen op het domein van de meestal niet zo positieve wetenschappen. Je zou, met de woorden van de auteur, kunnen zeggen dat we ongewild en gedeeltelijk ongemerkt in een wereld terechtgekomen zijn die, net als de vroegere bijna te meten oorzaken, ons gedrag tegenover allerlei reële of ingebeelde gevaren bepalen.
Aan het einde van deze studie is Vervliet erin geslaagd een heleboel van die valse angsten te benoemen en te neutraliseren, maar hij blijft met een reeks vragen zitten die de reikwijdte van de psychologie en de pathologie blijkbaar overschrijden en die we dan met tegenzin aan de filosofie en zelfs de theologie als het ware afstaan.
Wie dan als betrokken maar niet gespecialiseerd observator de logische opbouw van zijn vertoog volgt, moet volgens mij tot de conclusie komen dat hier plaats wordt gemaakt voor een verdere aanpak, naast de streng wetenschappelijke methode en die van de opruiming van een aantal hardnekkige denkfouten en mythes (entmythologisierung van Bultman tot de Frankfurter Schule): hoe kunnen we die harde kern van misverstanden en meerduidigheden nog meer reduceren om uiteindelijk in een rationeel en redelijk Reich der Freiheit te belanden zoals in het Borgerhouts visioen waarmee dit boek afsluit? Vervliet ontkent geenszins de dominerende invloed van de economie, maar denkt, in tegenstelling tot de marxisten, dat de basistegenstellingen die aan de oorsprong liggen van onze ‘angst, vrees en paniek’ binnen de bestaande ‘Rooseveltiaanse’ sociaaldemocratische orde kunnen worden opgelost.
Bram Vervliet, Waarom we bang zijn. De oorsprong en toekomst van angst, Pelckmans, Kapellen, 2021, 280 blz., ISBN 978 94 6383 243 4, € 27,00