Jens Van Rompaey*

 

Met hun boek In haar voetsporen zijn Maite De Beukeleer en Maarten Larmuseau erin geslaagd verschillende werelden te verzoenen. Enerzijds is de opzet van hun boek glashelder. Ze willen namelijk de verhalen vertellen van vrouwen die om verschillende redenen tot de verbeelding spreken en wier verhalen het bovendien verdienen om verteld te worden. Anderzijds kan ik niet anders dan onmiddellijk vaststellen dat ze daarbij toch op een andere manier te werk gaan dan verschillende andere historische of genealogische werken. De auteurs vertellen uitsluitend de verhalen van die opmerkelijke vrouwen. Ze presenteren acht fascinerende en uitdagende, maar evenzeer verbazingwekkende levensgeschiedenissen die een mooie doorsnede tonen van de samenleving in Vlaanderen tussen pakweg het midden van de achttiende en het midden van de twintigste eeuw.

Ook op andere niveaus zijn de auteurs op een interessante manier te werk gegaan. Het boek combineert bijvoorbeeld historisch en genetisch genealogisch onderzoek op een zodanige manier dat zowel historici als genetici ermee aan de slag kunnen gaan. De expertise van beide auteurs, namelijk als historica en genetisch genealoog, komen daarbij mooi uit de verf. De vlotte schrijfstijl, het gedegen bibliografische apparaat en de bronnen- en illustratielijsten aan het einde van het boek maken het boek toegankelijk en interessant voor lezers vanuit verschillende invalshoeken. De talrijke foto’s en illustraties verduidelijken en ondersteunen de argumenten en verhaallijnen tevens op een uitstekende wijze. Dit laat de zeer aandachtige lezer toe om enkele typografische foutjes die te vinden zijn alsnog te vergeven.

Een derde voorbeeld van hoe het beste van twee werelden wordt gecombineerd is te vinden in de praktische tips aan het einde van elk hoofdstuk. Het zijn concrete handvatten die beginnende onderzoekers op weg helpen om zelf geschiedenis te schrijven. De auteurs doen dat echter zonder in te boeten op hun zeer volledige en academische werkwijze die onder andere naar voren komt in de uitvoerige bronvermelding. Zowel de amateur genealoog als de beroepshistoricus vinden beiden in dit boek inspirerende en uitdagende passages al zal die laatstgenoemde, volgens mij, iets minder verrast worden dan de eerstgenoemde.

Het doelpubliek lijkt me dus eerder de historisch geïnteresseerde lezer en de (amateur)genealoog, maar ik nodig ook andere lezers uit om het boek ter hand te nemen. Zo ben ik van mening dat het boek zeker ook aandacht verdient omdat het wijst op het feit dat vaak alleen de ‘mannelijke’ verhalen verteld worden en dat het nog te vanzelfsprekend is om bij genealogisch onderzoek alleen te kijken naar de mannelijke afstamming en de desbetreffende voorvaders (al was het maar omdat familienamen nu eenmaal in mannelijke lijn doorgegeven werden). Mathematisch gezien heb je namelijk evenveel voormoeders als voorvaders en alleen kijken naar de achternaam die je van vader op zoon (of dochter) geërfd hebt, betekent ook dat je onmiddellijk vele interessante verhalen uit het oog verliest. Ik veronderstel dat de auteurs bij het schrijven van het boek een veeleer inclusieve benadering van geschiedenis voor ogen hadden en dat toont zich in de verschillende hoofdstukken en, naar mijn bescheiden mening, het loont ook.

Vanuit mijn eigen positie als theoloog is het bovendien ook interessant verhalen te horen van vrouwen binnen de Kerk. Al te vaak wordt de bijdrage van bijvoorbeeld religieuze zusters genegeerd, vergeten of wat meewarig bekeken en dit boek brengt daar alvast enige verandering in. Ik hoop dat in de toekomst andere auteurs, of misschien wel dezelfde, geïnspireerd zullen zijn ook nog andere kleine verhalen te blijven vertellen die vaak toch wat tegen de stroom ingaan of zelfs tegen de haren instrijken.

Ik besluit met een warme oproep aan historici, genetici en genealogen dit boek door te nemen en zelf in hun eigen stamboom op zoek te gaan naar lezenswaardige of memorabele verhalen (van hun voormoeders). Ik voeg daar onmiddellijk de waarschuwing van de auteurs bij dat je natuurlijk soms ook onaangename verhalen op het spoor kan komen, iets waarmee ik ondertussen, mede naar aanleiding van dit boek, zelf ervaring heb. Wie zich echter niet ervaren genoeg voelt om dit werk tot een goed einde te brengen kan zich alvast laten inspireren door de praktische handvatten. Wie denkt dat hem of haar de tijd misschien ontbreekt, kan zich laten inspireren door de spanning van de verhalen van de vrouwen die anders het zwijgen waren opgelegd. Afsluiten doe ik graag op een Bijbelse noot. De vraag die in hoofdstuk 31 van het boek Spreuken gesteld wordt en die velen waarschijnlijk bekend in de oren klinkt: ‘Een sterke vrouw, wie zal haar vinden?’ kan nu duidelijk deels beantwoord worden. De Beukeleer en Larmuseau hebben enkele sterke vrouwen gevonden.

 

Maite De Beukeleer en Maarten Larmuseau, In haar voetsporen: op zoek naar onze voormoeders, Sterck & De Vreese, Gorredijk, 2021, 302 blz., € 24,90, ISBN 9789056157067.

 

Jens Van Rompaey is aspirant fundamenteel onderzoek van het FWO en als doctoraatstudent verbonden aan de KU Leuven en werkt binnen de onderzoekseenheid systematische theologie en religiewetenschap. Zijn onderzoek spitst zich toe op synodaliteit binnen de Rooms-Katholieke Kerk en hoe dit cultuurfilosofisch ge(her)interpreteerd kan worden.