Boekbespreking

Guido Vanheeswijck*

 

Van den Vos Reynaerde is ongetwijfeld één van de hoogtepunten in de Nederlandse literatuurgeschiedenis. Dit literaire meesterwerk uit de 13de eeuw behoort al eeuwenlang tot de canon, is talloze malen vertaald en hertaald, onderworpen aan filologische, historische en literatuurwetenschappelijke analyses en werd tot voor kort door generaties van leraars in Vlaamse en Nederlandse scholen aan hun leerlingen voorgesteld. Nu de Nederlandse literatuurgeschiedenis een marginale plek in het onderwijs is toegewezen, is ook dit middeleeuwse dierenepos in het vergeetboek geraakt. Alleen al daarom komt de recente vertaling door René Broens op het juiste moment.

Broens leverde een eerdere vertaling van Van den Vos Reynaerde af in 2010[1], waarover hij niet langer tevreden was. De nieuwe vertaling die nu voorligt, is niet langer een vertaling in strikt jambische, maar in los jambische viervoeters. Daarmee wil hij de oorspronkelijk tekst zo getrouw mogelijk weergeven want die was, zo blijkt uit zijn onderzoek, geschreven in die versmaat. Broens gaat in zijn nawoord uitvoerig in op de technische details van zijn vertaling en de vergelijking tussen deze nieuwe vertaling en andere vertalingen van de Reynaert, maar ik bespaar jullie die technische details om meer aandacht te geven aan de inhoudelijke interpretatie.

René Broens, germanist van opleiding, is al een kleine twintig jaar bezig met Reynaert-onderzoek. Als leraar heeft hij decennia lang zijn leerlingen ermee laten kennismaken, als voordrachtskunstenaar zocht hij naar de gepaste versvorm om de expressieve kracht ervan zo goed mogelijk tot zijn recht te laten komen. Een meesterwerk moet steeds opnieuw worden herbekeken, elke generatie opnieuw. Uit die studie heeft hij een alternatieve visie op de Reynaert gedistilleerd, die tot nu weinig bijval vond in de academische wereld van Reynaert-experten, maar waarvoor hij in zijn boeiend nawoord argumenten aandraagt. Vier facetten houdt hij tegen het licht.

Allereerst wijst hij erop dat de Reynaert geen dierenfabel, maar een dierenepos is. Kenmerkend voor een dierenepos is de speelse amoraliteit: “de auteur van een dierenepos nodigt ons plagend uit om een moreel oordeel te vellen over het gedrag van de hoofdrolspelers door ze als bijna-mensen op te voeren, maar op het moment dat we ons tot een moreel oordeel laten verleiden, maakt hij een lange neus door de hoofdrolspelers plotseling terug naar de dierenwereld te verschuiven en zo de vragen van morele verantwoordelijkheid en schuld achter zich te laten”. In plaats van Reynaert te kapittelen als een roofdier zonder geweten of als een psychopaat, zoals vaak is gebeurd, laat de context van een dierenepos veel meer ruimte voor een humoristisch spel, waarin allerlei zogenaamd belangrijke gebeurtenissen en handelingen kritisch bekeken worden.

Ten tweede gaat hij in op het hoofdpersonage, de vos Reynaert. Die omschrijft hij als een ‘trickster’, een goddelijke bedrieger, die alles wat de groep of de gemeenschap koestert met de voeten treedt. Hij is de belichaming van dubbelzinnigheid en tegenstrijdigheid, die voortdurend van gedaante verandert, de orde verstoort, spot met alles wat heilig is of als heilig wordt voorgesteld  en situaties omkeert. Een trickster fungeert als de ideale hoofdpersoon om maatschappelijke kritiek te ventileren.

In het verlengde van zijn interpretatie van Reynaert als ‘trickster’ leest hij het dierenepos als een omgekeerd passieverhaal: “Reynaerts leugenverhaal is een komische omkering van Jezus’ getuigenis van de waarheid”. In het zevende vers schrijft Willem, de middeleeuwse verteller van de Reynaert, dat hij de ‘vita’ van zijn hoofdpersonage liet opzoeken. Een ‘vita’ verwijst naar een levensbeschrijving van een heilige. Door dit woord uitdrukkelijk te gebruiken verwijst de auteur, aldus Broens, naar het soort tekst waarmee hij wil dialogeren, met name heiligenlevens en beschrijvingen van Jezus. Door die dialoog is de Reynaert een subliem voorbeeld van religieuze humor. Met die religieuze humor kan de auteur tijdgenoten hekelen die de boodschap van Jezus inzetten en misbruiken om er hun eigen voordeel mee te doen.

Kortom, de vraag of Reynaert goed of slecht is, doet eigenlijk niet ter zake. Het epos moet gelezen worden als een humoristische satire, waarin een goddelijke bedrieger als belichaming van dubbelzinnigheid de middeleeuwse maatschappij een spiegel voorhoudt, een maatschappij waarin humor en ernst, het hemelse en het aardse veel meer verstrengeld waren dan in onze tijd. En zo belandt Broens bij het meest boeiende aspect van zijn alternatieve analyse. In Van den Vos Reynaerde is er niet alleen sprake van tijdloze kritiek op de menselijke kleinheid, maar wordt die tijdloze kritiek verweven met een heel specifieke kritiek op aanwijsbare gebeurtenissen en toestanden uit de 13de eeuw. René Broens selecteert er drie: de rol van de Franse koning Filips II Augustus (1180-1223); het vierde concilie van Lateranen, bijeengeroepen door Innocentius III (1215) en de commotie rond de maatschappelijke betekenis van de bedelordes.

Het is ongetwijfeld juist dat na 1215 de disciplinering door de kerk toeneemt. Op het concilie van Lateranen worden maar liefst zeventig decreten aangenomen, waarvan de overgrote meerderheid disciplinair van aard is. Al deze vormen van disciplinering vormen de achtergrond voor het gedrag van Reynaert, waarvan de dubbelzinnigheid wordt geëvoceerd. In die zin moet de Reynaert gelezen worden als een bijtende satire op het machtsmisbruik, de zelfgenoegzaamheid en de hypocrisie van een machtige bovenlaag die andersdenkenden geen schijn van kans gaf. Dat gold in de 13de eeuw, maar is evenzeer van toepassing op de 21ste eeuw. Het is voorwaar een thema van alle tijden.

René Broens belooft dit nawoord uit te werken tot een heus boek, waarin hij de hypotheses die hij hier beknopt voorstelt, wil uitwerken en rechtvaardigen. Met betrekking tot de specifieke hypothese dat dit meesterlijke dierenepos een omkering is van het christelijke passieverhaal, zal hij een beroep doen op het gedachtegoed van de Franse antropoloog René Girard. Indien de academische onderzoekers daadwerkelijk doen waaraan ze lippendienst bewijzen, namelijk de diversiteit aan opinies toejuichen, dan kunnen ze alleen maar uitkijken naar de verdere uitwerking van deze boeiende hypotheses over de complexe gelaagdheid van dit onsterfelijke middeleeuwse verhaal uit onze contreien.

 

Reynaert de Vos. Vertaling en nawoord door René Broens. Uitgeverij Voetnoot, Antwerpen, 2020, 202 blz. ISBN 9789491738678

 

[1] M. Legendre & R. Broens, Reynaert de Vos, Amsterdam, Atlas, 2010.