Ook ruim een kwart eeuw na zijn overlijden blijft de Nederlandse psychiater Jan Bastiaans (1917-1997) de gemoederen bezighouden. Bastiaans kreeg in de jaren zeventig van de vorige eeuw landelijke bekendheid door zijn behandeling van overlevenden van Duitse concentratiekampen tijdens de Tweede Wereldoorlog. Zij leden aan wat het KZ-syndroom (KonZentrationslager-syndroom) werd genoemd. Bij zijn behandeling diende Bastiaans zijn patiënten soms LSD toe, met als doel psychische blokkades op te heffen. Deze aanpak was bepaald niet onomstreden. Zoals psycholoog en historicus Bram Enning stelde in zijn proefschrift De oorlog van Bastiaans (2009), was er bepaald geen onomstotelijk bewijs voor de werkzaamheid ervan. Bovendien is het moeilijk, zo niet onmogelijk dergelijk bewijs alsnog te leveren, omdat Bastiaans noch op schrift heeft gesteld wat zijn benadering precies behelsde, noch een nauwkeurige patiëntenadministratie heeft bijgehouden waaruit dit zou kunnen worden afgeleid.
Dit probleem wordt onderkend in de inleiding van de onlangs verschenen bundel de Villa – de titel verwijst naar het gebouw waar de behandelingen plaatsvonden, een dependance van de Jellinekkliniek in Oegstgeest –. Desondanks leek het de moeite waard de persoon Bastiaans en de ‘methode Bastiaans’ opnieuw onder de aandacht te brengen. Dit niet in de laatste plaats omdat het toedienen van LSD (of vergelijkbare middelen) als mogelijk onderdeel van psychotherapeutische behandelingen inmiddels in de psychiatrie opnieuw onderwerp van discussie is geworden. Juist vanwege het ontbreken van archiefmateriaal dat rechtstreeks betrekking heeft op de werkwijze van Bastiaans, kozen de redacteuren van de bundel – medisch historicus Leo van Bergen en psychiater Eric Vermetten – voor een omtrekkende beweging: ‘een bundel met een palet van diverse mensen die op verschillende wijze met hem en zijn behandeling in “de Villa” te maken hebben gehad en er hun licht over wilden laten schijnen. Het is een mengeling geworden van wetenschappelijke terugblik en persoonlijke herinnering.’ (blz. 20) Resultaat is een inhoudelijk gevarieerde bundel, waarin de beide redacteuren zelf tekenen voor twee van de meest interessante bijdragen: Van Bergen met een in vier delen gepresenteerd artikel rond de documentaire film Begrijpt u nu waarom ik huil… waarin cineast Louis van Gasteren de behandeling van één patiënt door Bastiaans vastlegde; en Vermetten over de Israëlische schrijver Yehiel De-Nur, die in 1976 kortstondig bij Bastiaans onder behandeling was. De-Nur genoot niet alleen bekendheid vanwege zijn literaire werk, maar ook omdat hij in 1961 tijdens zijn getuigenis in het proces tegen Adolf Eichmann in de rechtbank in elkaar was gezakt en moest worden weggedragen, begrijpelijk genoeg een grote schok voor de aanwezigen.
De bundel leidt niet tot een eenduidige conclusie. Duidelijk wordt dat Jan Bastiaans, met zijn imposante verschijning, grote indruk heeft gemaakt op sommige patiënten en oud-medewerkers. Daarvan getuigen meerdere bijdragen. Maar de onduidelijkheid over de precieze inhoud van zijn behandelingen en vooral ook over het daadwerkelijke succes ervan wordt niet bepaald weggenomen – en kan ook niet worden weggenomen, omdat de benodigde gegevens ontbreken. Dit ondermijnt de stelling die in sommige bijdragen wordt gesuggereerd of zelfs ronduit verdedigd, als zou Bastiaans met het gebruik van LSD als deel van de behandeling ‘zijn tijd ver vooruit’ zijn geweest – het blijft een bewering die in de lucht blijft hangen omdat zij zich niet laat onderbouwen, juist omdat het materiaal ontbreekt waarop een dergelijke onderbouwing zou moeten rusten. Dit neemt niet weg dat dit een interessant en zorgvuldig uitgegeven boek is, met op de kaft een prachtig schilderij van ‘de Villa’.
Leo van Bergen en Eric Vermetten (red.), de Villa. Over Jan Bastiaans, LSD, het KZ-syndroom en geestelijke bevrijding, Uitgeverij Verbum, Almere, 2025, hardback, 322 blz., ISBN 9789493028807, € 29,50