Annemarie Estor en Stijn Geudens

 

Zowel in Nederland als in Vlaanderen is de relatie tussen de overheid en de culturele sector de jongste jaren ernstig onder spanning komen te staan. Een marktconforme werking is de eis die men aan alle producenten stelt tegenwoordig, en datzelfde vraagt de overheid ook van de cultuurmakers. Maar zou de overheid niet juist marktcorrigerend moeten werken, vanuit een ander paradigma? En gelooft zij nog in het humaniserend effect van cultuur? Hoe belangrijk zijn, in tegenstelling tot grote, nieuwe, mainstream projecten, nog kleine, oude, of alternatieve cultuurplaatsen voor de vitaliteit van de maatschappij? Ook de sector van de culturele en literaire tijdschriften kreeg rake klappen, zowel in Noord als Zuid.

Wat men bij de beoordeling van de tijdschriften echter vaak over het hoofd ziet is dat deze bladen via hun ‘redactiemodel’ belangrijke functies vervullen die het literaire en het culturele overstijgen en die te maken hebben met de maatschappelijke fundamenten als zodanig, met name hun rol in de publieke ruimte. Zo is het maken van een blad, hoe kleinschalig ook, een demonstratie van persvrijheid. Voorts hebben tijdschriften een mobiliserende werking voor het intellectuele en artistieke leven: vaak vormen zij de spil van een belangrijk netwerk. Bovendien is de redactiewerking ook een uiting van intellectueel engagement, veelal zuiver ‘liefdewerk’, en van het opnemen van verantwoordelijkheid in het debat, een belangrijk tegenwicht tegen vrijblijvend ‘contractdenken’. Ten slotte mag men niet vergeten dat tijdschriften, of culturele instellingen in het algemeen, eveneens een meerwaarde hebben voor hun omgeving gewoon door het feit dat ze er zijn. Alleen al om deze redenen is het niet opportuun de discussie over de tijdschriften in vooral economische termen te voeren.

Een tijdschrift leeft in de eerste plaats voort in de cultuurgeschiedenis omdat het bijdragen publiceert van hoog niveau. Dat is in het verleden altijd zo geweest en dat blijft ook voor de redacties vandaag en in de toekomst de belangrijkste uitdaging: een zo goed mogelijk blad maken. Slaagt een redactie daarin, dan schept een tijdschrift zijn eigen reden van bestaan. Ook voor de redactie van Streven is de uiteindelijke waarde van het tijdschrift niet gelegen in het aantal abonnees of in de eventuele financiële opbrengst, maar wel in de kwaliteit van het blad. Een tijdschrift wordt finaal immers gewaardeerd vanwege de inhoud en niet vanwege de omvang van de oplage.

Streven staat voor kritische reflectie op cultureel-maatschappelijke ontwikkelingen in diverse gebieden: van filosofie tot film, van recht tot kunst, van theologie tot economie. Geïnspireerd door de christelijke traditie wil de redactie ruimte creëren voor dialoog met uiteenlopende opvattingen en kanttekeningen plaatsen bij paradigma en systeem. Strevenwil in tijden van relativisme en zapcultuur op zoek blijven naar verdieping. Daarom kiest het tijdschrift uitdrukkelijk voor langere bijdragen die ook ingewikkelde zaken helder voor het voetlicht brengen. Streven gelooft in genuanceerd, geïnspireerd en weloverwogen denken. Wij zijn ervan overtuigd dat het blad, als het zich de identiteit van het actualiteitsmagazine aan zou meten, zijn meerwaarde zou verliezen. Streven wil juist bewust een tegenwicht bieden tegen de rappe en vaak verwarrende meningenlawine in de populaire media. Het is juist bedoeld voor de lezer die liever eerst een stapje terugzet alvorens te kunnen oordelen. Streven wil niet onmiddellijk maar weldoordacht met actuele ontwikkelingen bezig zijn.

Streven is een van de weinige essayistische tijdschriften in de Lage Landen. Weinig andere bladen bieden zo’n atelier voor het informerende essay. Bovendien zijn we ook in de tijd voortdurend aanwezig, met het maandelijks verschijningsritme zelfs ongeëvenaard. En ook zijn we open. Breng de auteursvelden in kaart en je ziet dat Streven medewerkers uit vele, verschillende hoeken aantrekt. Streven richt zich namelijk niet op mensen van een bepaalde leeftijd of gezindte, wel op een ‘generatie die de geest heeft’, op personen met een verlangen naar geïnspireerde verdieping. Mensen voor wie het een vanzelfsprekende zaak is dát ze denken en hun denken open houden.

Stilistisch willen wij zoveel mogelijk alle professioneel jargon vermijden, maar toegeeflijkheid wat het inhoudelijke niveau betreft, wijzen we beslist af. Er wordt vandaag al genoeg vulgariserend en populariserend gedacht. Als wij er altijd angstvallig op uit zijn ons denken te fatsoeneren naar de maat van de doorsnee consument, dan verliest het juist zijn aantrekkelijkheid en belang en geven wij onze reden van bestaan op. We gaan ervan uit dat we schrijven voor vitaal geïnteresseerde lezers, van wie wij evenveel creativiteit verwachten als van onze auteurs.

Zowel de mainstream media als de universiteiten worden hoe langer hoe meer geregeerd door de principes van ‘efficiëntie’ en ‘merit’ en bieden hoe langer hoe minder ruimte voor diepgaande en ongebonden reflectie en discussie. Streven wil wel zo’n forum geven: een vrijplaats voor geëngageerde objectiviteit, geïnspireerde analyse en betrokken wetenschappelijkheid, waarbij het betere essay de spil en het vertrekpunt vormt. Los van ideologische bemoeienissen, economische druk of academische eisen wil Streven een open communicatieruimte zijn, een podium voor kritiek, een broedplaats voor nieuwe visioenen. De centrale vooronderstelling daarbij is een vanzelfsprekende vreugde in het vrije en ongebonden spel van het menselijk vernuft en de menselijke verbeelding.