Geslaagd: de speelse, verfraaiende, opwekkende streetart van Invader

Zo’n vijfentwintig jaar geleden nam de jonge kunstenaar Invader zich voor Parijs in te nemen met een legertje aliens, afkomstig van een computerspel en geïncarneerd in fraaie mozaïekjes. En zie: op 25 januari jl. plaatste hij zijn duizendvijfhonderdste werk op een van de dikke blauwe buizen op het dak van Beaubourg (het Centre Pompidou). Dit evenement werd gevierd met een boeiende tentoonstelling in de voormalige kantoren van de Franse krant Libération. Een goede gelegenheid om even stil te staan bij het oeuvre van een kunstenaar die zich honderd procent gegeven heeft aan een project waarvan hij aanvankelijk niet kon vermoeden hoe omvangrijk het zou worden en hoe aanstekelijk het zou werken, en die inmiddels is uitgegroeid tot de internationaal wellicht meest bekende vertegenwoordiger van streetart, na Banksy.

Invader is het pseudoniem van een in 1969 geboren Franse kunstenaar die, na zijn vorming aan de École Nationale Supérieure des Beaux-Arts in Parijs, een heel eigen weg is opgegaan. Van jongs af was hij door de opkomende informatica geboeid. Hij groeide op met computergames en was bijzonder gefascineerd door een Japanse videogame, ontworpen door Tomohiro Nishikado, uitgebracht in 1978 en Space Invaders genoemd. In deze game, aanvankelijk alleen in speelhallen te vinden, toen pc’s nog niet bestonden, verschenen op het scherm heen-en-weer bewegende rijen van buitenaardse wezens. De opgave bestond erin die indringers een voor een met een laserstraal uit te schakelen om de aarde te beschermen. Een hopeloze opdracht, want de ene invasiegolf volgde op de andere. Invader hield van de grafiek van dit computerspel. Op de naar huidige maatstaven nogal primitieve beeldschermen verschenen de aliens als een compositie van duidelijk zichtbare pixels, de kleine vierkantjes waaruit een digitaal beeld is samengesteld.[1] De jonge kunstenaar kreeg een geniale inval: pixels kun je vertalen in vierkante mozaïektegeltjes, dus kon hij de buitenaardse wezens van zijn geliefde game van de vluchtigheid van een computerspel redden en een duurzamer leven schenken door ze in mozaïeken uit te beelden. Zo plaatste hij in 1996 voor het eerst een mozaïekje met de voorstelling van een alien op een muur ergens in een buitenwijk van Parijs. Stilaan rijpte het plan om de hele stad te bezaaien met dergelijke mozaïekjes. Hij nam de naam over van het computerspel en noemde ze gewoon Space Invaders (voortaan SI afgekort). En Invader werd zijn eigen schuilnaam. In 1998 begon de eerste invasiegolf. Vanaf 1999 volgden invasiegolven in andere steden, voornamelijk New York, Los Angeles, Londen, Tokyo en Hongkong, maar ook elders, gespreid over de vijf continenten. Hun aantal loopt ondertussen op tot 1520 in Parijs en 4201 over over de hele wereld.[2] In Brussel heeft de kunstenaar er tweeënveertig, in Amsterdam zesentwintig geplaatst. Lang niet alle SI’s zijn bewaard gebleven. Streetart is broos en niet altijd welkom: mozaïekjes verdwijnen wanneer panden worden afgebroken of verbouwd, en wanneer eigenaars of stedelijke overheden ze laten verwijderen.[3]

Een veelvoud van motieven

De grafische vormgeving van het computerspel Space Invaders oefende zoals gezegd een onweerstaanbare aantrekkingskracht op de jonge kunstenaar uit. De gepixeleerde gedaante van de buitenaardse wezens[4] was zijn oorspronkelijke inspiratiebron. Van meet af aan sprong hij er creatief mee om. Zijn eigen SI’s dragen allemaal het merkteken van hun oorsprong, maar ontwikkelden zich in meerdere soorten, met meer of minder pootjes, met grotere, kleinere, of helemaal geen sprieten, soms met armpjes die af en toe lijken op vleugels. In het voorwoord van het boek waarin de vierduizend mozaïeken die Invader van januari 1998 tot december 2021 verwezenlijkte, stuk voor stuk staan afgebeeld,[5] waagt de Franse wetenschapper – doctor in biologische oceanografie – zich aan een taxonomische beschrijving van die veelvuldige vertakkingen: hij classificeert ze in verschillende groepen en subgroepen, als ging het om levende wezens. Zo onderscheidt hij krabachtige, kwalachtige, spookachtige en cycloopachtige SI’s, en talrijke tussenvormen en hybridische schepselen, door kruising voortgebracht. Al die wezentjes vormen één grote familie die zich nog steeds uitbreidt, die van de klassieke SI’s.

Vrij snel verruimde Invader zijn repertoire door ook uit andere games en stripverhalen inspiratie te putten. Zo ontstonden in kleurrijke mozaïeken voorstellingen van figuurtjes die niet meer op krabben of insecten lijken, maar duidelijk een menselijke of mensachtige gedaante hebben. Een andere serie mozaïeken herinnert aan het beroemde design van de Macintosh-pc’s uit de jaren tachtig en negentig van vorige eeuw of aan computerdiskettes. Weer andere stellen bloemen, fruit of dieren voor. Invader zet ook portretten neer (bijvoorbeeld Serge Gainsbourg in Clermont-Ferrand, klokkenluider Edward Snowden in München). In Parijs kun je twee zelfportretten bewonderen: gemaskerd, want zo gaat hij altijd te werk, verschijnt de kunstenaar de ene keer op een ladder, om een mozaïekje aan te brengen, de andere keer zie je hem wegfietsen na een uitgevoerde missie. In zeldzame gevallen gaat de voorstelling gepaard met woorden (zoals Hello, Play, Leave us alone, [space invaders] R Watching U). De motieven zijn aldus nogal gevarieerd. Vaak zit wel ergens in het beeld een klassieke invader verwerkt, als het ware als de signatuur van de kunstenaar. Hoe dan ook, een makkelijk herkenbare stijl verbindt alle mozaïeken onderling, als een reusachtig vangnet dat de stad in zijn greep heeft.

Smiley Napoleon in de rue Bonaparte

 

Rubikcubisme

Invader heeft meer dan één pijl op zijn boog. Hij is immers ook de uitvinder van een nieuwe kunstvorm, door hemzelf rubikcubisme gedoopt. Toen hij in 2003 uitgenodigd werd deel te nemen aan een tentoonstelling, in New York, onder het motto ‘While You Were Playing Rubik’s Cube’, maakte hij mozaïeken die verwezen naar de beroemde draaikubus, in 1974 door de Hongaar Ernö Rubik uitgevonden en tot een wereldwijd speeltuig uitgegroeid. Hij had dat spel zien opkomen, het object behoorde tot zijn leefwereld. Elk vlak van een Rubiks kubus bestaat uit negen kleinere kubussen, met vlakken in zes kleuren. Het gaat erom die kleine kubussen door draaien zo geordend te krijgen dat elk vlak van de grote kubus een egale kleur krijgt. Plots zag Invader in dat hij als kunstenaar zo vrij mocht zijn de regels van het spel te negeren en de kubus om te toveren tot een artistiek medium. Zo knutselde hij in 2004 met Rubiks kubussen een SI in elkaar die zelfstandig in de ruimte staat, als een sculptuur. Maar de echte vondst is het gebruiken van de kubus, met zijn palet van zes kleuren, om een beeld te genereren. Elk vlak van de kleine kubussen is een vierkant, en die kleine vierkante vlakken van een Rubiks kubus kun je evengoed als mozaïektegeltjes gebruiken om een gepixeleerd beeld te creëren. Zo begon Invader louter met behulp van Rubiks kubussen eigentijdse, gepixeleerde herinterpretaties van bekende werken uit de klassieke en populaire cultuur te componeren. Ook hier weer zijn de vindingrijkheid, het talent en de werklust van Invader indrukwekkend. In 2009 is Invader Ernö Rubik gaan opzoeken om hem te bedanken voor de magische kubus die hem als kunstenaar nieuwe wegen had geopend.

Thematisch kun je in zijn rubikcubistisch oeuvre drie grote series onderscheiden (waar hij nog steeds aan voortwerkt). Ten eerste, de zogenaamde Masterpieces: kopieën, op ware grote, van meesterwerken van beroemde kunstenaars, zoals Da Vinci’s Mona Lisa, Vermeers Meisje met de parel, Van Goghs Zonnebloemen, Picasso’s Demoiselles d’Avignon of Warhols Marilyn Monroe. Ten tweede, Low Fidelity: imitaties van platenhoezen van zangers en bands die een bijzondere plaats innemen in het collectieve geheugen van zijn generatie (Bob Dylan, The Rolling Stones, The Velvet Underground, David Bowie, The Cure, …). Ten derde, Bad Men: portretten van personen die overkomen als dwarsliggers en slechteriken in de maatschappij: Bin Laden, de leden van de Duitse terreurgroep Rote Armee Fraktion, Charles Manson, maar ook fictieve figuren zoals James Bond of personages uit Star Wars, Taxi Driver of de serie Dallas. De aandacht voor dergelijke figuren is geen unicum in de hedendaagse kunst: Invader deelt ze met vooraanstaande schilders als Gerhard Richter, die een serie van wel vijftien doeken aan de Baader-Meinhofbende wijdde,[6] en Marlene Dumas, die in 2011 op een expositie in Londen een portret van Bin Laden toonde in de onmiddellijke omgeving van een beeltenis van Amy Winehouse en enkele versies van de Gekruisigde Jezus.[7] Allicht is er nog ander rubikcubistisch werk dat niet in een van die drie categorieën onder te brengen valt.

Vier versies van Rubik Marilyn, op de tentoonstelling ‘Invader Space Station’, Parijs, 2024 ©️ GraffitiStreet 2024

 

Visuele en inhoudelijke eigenschappen

Invaders mozaïeken zijn kunstvol ontworpen. In de beperking toont zich de meester, schreef Goethe, en dat geldt ook voor kunst. Zo hebben de schilders van het Oud-Griekse, vooral attische aardewerk en de beeldhouwers van de romaanse kapitelen meesterwerken voortgebracht ondanks de beperkingen (qua afmetingen en technische middelen) waarbinnen zij moesten werken. Uit de Romeinse tijd zijn heel wat schitterende mozaïeken bewaard gebleven, soms met louter geometrische motieven, vaak met uiterst gedetailleerde voorstellingen van landschappen, tuinen of mythologische taferelen. Invader legt zich echter beperkingen op die de Romeinen niet kenden: zij gebruikten grotere en kleinere mozaïeksteentjes door elkaar, en die konden allerlei vormen hebben, terwijl Invader in elk werk alleen vierkante tegeltjes van hetzelfde formaat gebruikt omdat hij het effect van een gepixeleerd beeld wil bereiken. Hoe slaagt hij erin een schuine of gebogen lijn weer te geven met vierkantjes waarvan de zijkanten noodgedwongen een verticale of horizontale lijn uittekenen? Toch lukt het hem de curven en ronding van allerlei objecten en elementen – een fles, een wiel, een spiegel, een arm, een hand, een gezicht – te evoceren. Ook volume, perspectief, licht en schaduw weet hij perfect weer te geven. Een treffend voorbeeld van zijn kunde is de voorstelling van Son Goku, een figuur uit de Japanse mangaserie Dragon Ball, met zijn typische wilde haardos: een van de topstukken in de straten van Parijs.

Invader beheerst de wetten van de optica. Hij weet hoe het oog de perceptie aanvult. Hij werkt meestal met tegeltjes van 2 op 2 cm of 2,4 op 2,4 cm. Maar de afmetingen variëren van 1,2 op 1,2 cm tot 15 op 15 cm. De keuze van kleinere of grotere tegels hangt af van de afmetingen en het motief van de betreffende mozaïek, alsook van de gewenste indruk op de toeschouwer. Met kleinere tegeltjes kun je meer schakeringen uitdrukken. In het register van zijn mozaïeken noteert Invader voor elk werk het aantal tegels waaruit het is samengesteld, en de maat ervan.[8] Dat wijst erop dat die materiële gegevens naar zijn aanvoelen belangrijk zijn.

In het rubikcubistische gedeelte van zijn oeuvre nemen de beperkingen toe. Rubiks kubus telt immers slechts zes kleuren en dat biedt Invader minder mogelijkheden dan de mozaïektegels. Maar, ‘het minimalisme, de vermenging van eenvoud en complexiteit en beslist ook de intrinsieke schoonheid’ van de magische kubus spreken hem aan.[9] Malika Bouwens wijst erop dat, in de post-impressionistische periode, ook de divisionisten het hielden bij een beperkt palet (de primaire kleuren rood, geel, blauw en drie kleuren ontstaan uit de vermenging van twee basiskleuren, zoals groen, oranje, violet).[10] Opnieuw spelen de wetten van de optica een rol. Naast elkaar geplaatste puntjes van verschillende kleuren versmelten wanneer je ze op afstand waarneemt. Maar je moet wel weten welke kleuren je naast elkaar plaatst om het gewenste totaaleffect te bereiken. In die zin getuigen Invaders rubikcubistische interpretaties van klassieke meesterwerken van vakmanschap en doorzettingsvermogen: aan elke afzonderlijke kubus waaruit het werk bestaat, moet ijverig gedraaid worden eer de juiste kleurencombinatie gevonden is en de kubus als een stukje van de puzzel past in het geheel.

Er is ook rubikcubistisch werk in de openbare ruimte te vinden, maar mozaïeken zijn beter bestand tegen de weersomstandigheden buiten en het overgrote gedeelte van Invaders streetart wordt gevormd door mozaïeken. De keuze van een gunstige landingsplaats voor de SI’s is een bijkomend aspect van zijn kunst, en wel een wezenlijk bestanddeel ervan. De locatie is immers niet alleen vormelijk, maar ook inhoudelijk relevant: ze draagt ertoe bij de SI’s meerdere betekenislagen te geven. Vorm en inhoud gaan hand in hand. Vormelijk hangen de afmetingen en kleuren af van de bestemming. Ze moeten precies passen op de plek waar ze worden aangebracht. Die wordt daarom op voorhand zorgvuldig uitgezocht en opgemeten. Ze moeten, bijvoorbeeld, juist even groot zijn als de gevelsteen of -uitsparing waarop of waarin ze terechtkomen. De mozaïeken zijn zo ontworpen dat ze zich integreren in het straatbeeld. Alles klopt: de afmetingen, de proporties, de kleuren, de voorstelling. Die aandacht voor het detail geldt ook voor mozaïeken die op een verborgen hoekje de passant moeten verrassen.

Ik noem wat voorbeelden. Toulouse wordt vanwege de kleur van de lokale bakstenen de roze stad genoemd. Daar zijn veel SI’s roze gekleurd. In de Parijse rue de la Comète krijgt een klassieke invader een kometenstaartje. In Londen dragen enkele een bolhoed. In de omgeving van het Parijse spoorstation Gare de Lyon, waar reizigers de trein nemen naar de Azurenkust, combineert een grote mozaïek een hand die de weg wijst, een horloge om aan het vertrekuur te denken, een palmboom en een zonnetje die doen dromen van het Zuiden. Boven het Café des Chats zit er een in de gedaante van een muis, en in de buurt van het Musée Guimet, gewijd aan Oosterse culturen, een in de vorm van een Chinese vaas. Bij de rue du Caire stelt een SI piramiden en kamelen voor, en een groot portret van rockzanger Chuck Berry verschijnt op een blinde muur niet ver van het metrostation Duroc (te lezen ‘du rock’!). Uitzonderlijk is Dr House, op een zijgevel van het ziekenhuis La Salpêtrière. De afmetingen – 10 op 5 meter – evenaren die van de gigantische muurschilderingen op andere hoge gebouwen van het dertiende arrondissement, dat streetart genegen is. Boven het hoofd van de arts vliegt een klassieke invader die zijn stethoscoop bij de hand houdt. Dit portret behoort tot het geringe percentage van ‘legale’ werken van Invader, d.w.z., uitgevoerd voor een opdrachtgever.

De space invaders gaan aldus vaak een speelse dialoog aan met hun directe omgeving. Soms worden historische evenementen opgeroepen. In de stad Versailles herinnert een geheel van tweeënveertig mozaïeken aan de grandeur en misère van het voormalige koningshuis: enkele klassieke invaders dragen er een kroon, andere stellen de koning of de koningin voor, en ook de onthoofding van Koning Lodewijk XVI wordt een keer uitgebeeld. Bij de Sorbonne wordt een discreet eerbetoon aan de geest van mei ’68 gebracht. Ook op recente gebeurtenissen wordt weleens gezinspeeld. Sinds de pandemie zijn enkele SI’s met een mondkapje verschenen. Dicht bij het Musée de Cluny herdenkt een knappe compositie 2020 als het jaar waarin het coronavirus ons allen in zijn greep hield. En Dr Mario (uit een serie videogames) heeft Invader in Parijs in april 2021 uitgebeeld met een goed herkenbare voorstelling van het geduchte virus boven het hoofd.

Basisimpuls en grondthema

Twee eigenschappen van Invaders kunstenaarsproject maken zijn werk bijzonder relevant en geven te denken over de huidige tijd: zijn basisimpuls – materialisatie, verstoffelijking – en grondthema – invasie. Blikken we even terug op de genese van de SI’s. In zijn jeugd was Invader betoverd door de vloed aliens die het computerscherm overspoelde. Die vreemde, aanlokkelijke figuurtjes uit de verre onbekende ruimte bleven in zijn verbeelding hangen. De virtuele indringers van de game omzetten in tastbare wezens, de schoonheid en invasieve kracht ervan in een materiële gedaante vangen vormt de basisimpuls van zijn artistieke geste en geestelijke queeste. Wat eerst alleen in de virtuele wereld van het spel en vervolgens in zijn eigen fantasie leefde, werd in de mozaïeken steentjes fysieke realiteit. Die vertaling van het oorspronkelijke computerspel in een kunstenaarsproject gaat gepaard met een metamorfose. In de veroveringsdroom van de kunstenaar verliezen de SI’s hun bedreigend karakter. Wat zich in dit proces afspeelt, doet een beetje denken aan de Eumeniden, het derde luik van Aischylos’ Oresteia, waarin de vreselijke Erinyen – bloeddorstige wraakgodinnen – veranderen en uitgroeien tot welwillende bewaaksters van Athene. Zo slaan ook Invaders SI’s ons gade niet als monsters, maar als Eumeniden.

Pixels vervangen door mozaïeksteentjes is een geniale zet geweest. Dit proces van verstoffelijking van virtuele wezens keert de heersende trend om. De huidige cultuur neigt ertoe materiële door virtuele realiteit te vervangen. Toeristen blikken naar bezienswaardigheden via het scherm van hun smartphone. Voor allerlei vragen vertrouwt men stilaan meer op kunstmatige intelligentie dan op doorleefde wijsheid. Men gaat zelfs zover te geloven dat generatieve AI volstaat om kunst te baren. Maar algoritmen hebben lichaam noch ziel, terwijl kunst geboren wordt uit het hart en de nieren van met geest en lichaam begaafde mensen. Daarom is het zo sprekend dat Invader als jonge kunstenaar de intuïtie kreeg de wezentjes van een geliefde game uit hun virtuele gewichtloosheid te bevrijden en zwaartekracht te geven: zo kon hij als het ware hun werkelijkheidswaarde uittesten en in dit proces nam hun realiteitsgehalte toe. Wat wij kunst noemen, heeft altijd te maken met de onscheidbare band van geest en lichaam. Materiële vormgeving werkt geestelijke groei in de hand. Figuren uit de populaire cultuur in mozaïektegels uitbeelden is een uitstekende methode om met de ingevingen van de collectieve verbeelding om te gaan. Fantasiewezens zijn tweeslachtig, vermengen licht en donker, vertolken schimmige krachten, verleiden als zoetzure appels, slepen ons mee in een unheimliche sfeer. Een van de middelen om hen te temmen is nu juist er vorm aan te geven in de materialiteit van een literair, muzikaal of visueel werk. Daardoor verliezen ze hun onwezenlijke macht en worden ze een bron van energie en groei. Door de bizarre wezentjes van het computerspel om te zetten in mozaïekjes, door nu zelf hun uitzicht te bepalen en de strategie van hun invasie in eigen hand te nemen, werd Invader meester over de game en konden de geduchte aliens de boven beschreven diepgaande metamorfose ondergaan. Wij, mensen, zijn geroepen in de stoffelijke wereld waarin wij met lichaam en ziel geboren zijn, virtualiteiten en potentialiteiten – van schoonheid, waarheid, gerechtigheid, goedheid – te ontdekken en te ‘realiseren’, er een tastbare gedaante aan te geven. Op hun bescheiden, speelse wijze zijn ook Invaders SI’s daarmee bezig.

SI’s, zeker die van het klassieke type, zijn voor het merendeel nogal gering van afmetingen en vaak onopvallend. De grotere exemplaren zou je louter voor leuke decoratie kunnen nemen, zonder meer. Wat Invaders creaties plots een andere dimensie geeft, is het besef van hun aantal: in Parijs zitten ze overal. Wanneer je oog er eenmaal op getraind is, ontdek je de omvang van de invasie. En dan wordt ook de kleinste SI, verscholen achter een paal, of de minst zichtbare, die de kleur van zijn landingsplek heeft aangenomen om zich te verstoppen, bijzonder machtig. Zoals in het computerspel waarmee alles begonnen is, vormen de SI’s een leger waarvan de slagkracht steeds uitdijt. Invasie was het grondthema van het computerspel, het is ook het grondthema van Invaders kunstenaarsproject gebleven. Hij komt er ronduit voor uit. In vele steden waar hij toeslaat, plaatst hij een mozaïekje met de boodschap “I [invade] Paris”, “I [invade] BXL”, “I [invade] Wien”, enz. En niet voor niets heeft hij als schuilnaam Invader gekozen. Een briljante naam, want eigen aan streetart is het nachtelijk, illegaal inpalmen van een stukje openbare ruimte. Invader schept er zichtbaar plezier in (stel je voor: mozaïekjes aanbrengen in verborgen hoekjes van het Louvre of op het Hollywoodbord in Los Angeles, al weet je van tevoren dat hun aanwezigheid niet lang zal worden gedoogd!). Invader beoogt echter een beslist wel pregnante, maar principieel vreedzame bezetting van de publieke ruimte. De bedoeling is niet zelfexpressie, zoals veelal bij graffitikunstenaars, onder het motto ‘de stad behoort iedereen toe, dus heb ik het recht mij vrijelijk uit te drukken en overal mijn handtekening, mijn tags achter te laten’. Hij eist de aandacht niet op voor zijn eigen bestaan, maar wil met velen een enthousiasme delen, een geestdrift voor een wondere, blijde, louterende invasie. De levendige ogen van zijn SI’s kijken ons aan met een heimelijke, schalkse, strakke, strenge, zelden schrikbarende blik. Zouden die mysterieuze ogen ons ook niet af en toe wakker kunnen schudden en tot waakzaamheid aanzetten?

Er zijn tegenwoordig zoveel invasieve fenomenen die een gevaar vormen voor het psychische evenwicht, het sociale weefsel en de politieke gezondheid: de reclame die overal en via allerlei bewuste en subliminale kanalen binnendringt, computervirussen waarachter allerlei duistere belangen schuilgaan, fake news dat liegt en bedriegt, haat- en oorlogstaal die de geesten vertroebelt en verderft, camera’s, soms uitgerust met algoritmische gezichtsherkenning, om de mensenmassa te controleren. Streetart gaat daartegen in. Als je ziet hoe stadsbussen en trams soms helemaal met advertentie worden beplakt, kun je enigszins begrip opbrengen voor graffiteurs die metro- en treinstellen met wilde gewrochten volspuiten. Invader doet het op een heel eigen manier. Tegenover alle genoemde invasieve plagen plaatst hij een invasie van een andere aard. Zijn SI’s overdonderen niet, dwingen niet, manipuleren niet. Ze hebben een nobele missie, brengen kleur en humor in de stad, geven deftige gevels een ludieke noot, vrolijken verwaarloosde panden en troosteloze muren op. In het drukke stadsleven zorgen ze voor ontspanning. Ze komen gratis, als een geschenk uit onzichtbare handen, om te verfraaien en te verblijden. Ze zijn toegankelijk – in alle betekenissen van het woord – en bedoeld voor iedereen, ook wie nooit een museum bezoekt. Ze leren kinderlijke vreugde en nieuwsgierigheid opnieuw te ontdekken. Als ze hier of daar maatschappelijke thema’s aankaarten en de zorg om Moeder Aarde, het dierenwelzijn, het vegetarisme of de strijd tegen vrouwenmishandeling en politiegeweld bepleiten, dan doen ze dit op hun eigen niet mis te verstane, maar vriendelijke, vreedzame wijze. Kortom, elke ingreep van Invader is heilzaam, hijzelf noemt zijn kunst treffend een vorm van ‘urban acupuncture’.[11]

Begin september 2024 verschenen in de wijk Saint-Germain-des-Prés

 

Erkenning

Ontstaan in alternatieve subculturen in een sfeer van illegaliteit, is streetart inmiddels opgenomen in het reguliere kunstcircuit, met eigen galerieën, beurzen en zelfs musea.[12] Al sinds 1991,
toen in het Musée national des monuments historiques de tentoonstelling ‘Graffiti Art’ werd gehouden, met de steun van de toenmalige minister van Cultuur Jack Lang, geniet streetart in Frankrijk een officiële erkenning. Half oktober 2022 opende het stadhuis van Parijs de deuren voor de tentoonstelling ‘Capitale(s). 60 ans d’art urbain à Paris’. Het werd een overweldigend succes en het evenement werd met twee maanden verlengd, tot april 2023. Op het voorplat van de catalogus[13] prijkt een van de zelfportretten van Invader. Dat lijkt een vreemde keuze, want zijn frisse, veelal discrete mozaïekjes zijn toch wel atypisch voor het genre. Die eer heeft hij ongetwijfeld te danken aan zijn ongeëvenaarde status onder de Franse straatkunstenaars. Overal in de wereld heeft Invader fans, en dat heeft onder meer te maken met het succes van FlashInvaders, een app, door de kunstenaar en twee informatici ontwikkeld en in mei 2014 online gezet, waarmee men de SI’s kan fotograferen en punten verdienen. Het systeem werkt op basis van digitale technologieën van beeldherkenning en geolocatie. Zo zijn de mozaïeken, uit een computergame geboren, zelf het mikpunt geworden van een nieuw spel dat nu meer dan 300.000 aanhangers bezighoudt. In alle steden en uithoeken waar SI’s zijn neergestreken, gaan die op zoek om ze met hun mobieltje te flashen. Dit spel heeft Invader bijzonder populair gemaakt.

Op de kunstmarkt doet hij het prima. Zijn mozaïeken plaatst hij meestal op eigen initiatief en zonder overleg met eigenaars of buren op plekken die hijzelf uitzocht. Niemand betaalt ervoor. Maar een zogenaamde alias, een authentieke en unieke replica van een in de openbare ruimte neergezette mozaïek, wordt in de kunsthandel aangeboden voor een bedrag dat schommelt tussen 100.000 en 500.000 euro.[14] Een alias van Astroboy – een SI, in Tokyo, naar een figuur uit een Japanse manga – werd bij Sotheby’s in New York in november 2019 verkocht voor meer dan 900.000 euro. Naast aliassen verkoopt Invader op de kunstmarkt grafisch en rubikcubistisch werk. Ook daar worden hoge prijzen voor betaald. Zo haalde Rubik Joconde, Invaders rubikcubistische versie van de Mona Lisa, in 2020 op een veiling 480.000 euro. Invaders reputatie heeft zeker positieve kanten: het gedoogbeleid is vervangen door een ‘hartelijk welkom’. Men is blij als er plots op een gevel een mozaïekje verschijnt. Eigenaars van een pand aan de boulevard Saint-Germain hebben hun space invader zelfs met een doorschijnende plasticfolie bedekt om het tegen vandalisme te beschermen. Want dat is de andere kant van de medaille: beroemdheid wekt afgunst. Er is een tijd geweest waarin Invaders mozaïeken werden beschadigd en zelfs vernietigd door rivaliserende straatkunstenaars. Ook dieven halen wel eens een invader van de muur. Dat is niet mogelijk zonder de tegeltjes te breken, maar de dieven maken dan zelf een kopie die zij proberen te verkopen als ging het om het originele werk.

Een Space Invader uit 1999, ooit zwaar beschadigd, inmiddels gereactiveerd

 

Slotbeschouwing

Dankzij een flinke dosis zelfvertrouwen, volharding en misschien wel zendingsbewustzijn[15] is een jongensdroom werkelijkheid geworden: SI’s hebben stilaan de wereld ingenomen. Invader is er zelfs in geslaagd één definitief terug te sturen naar de bovenaardse ruimte waar hij, zoals alle aliens, vandaan komt. Die ene bevindt zich sedert maart 2015 aan boord van het internationale ruimtestation. Zijn bewonderenswaardige succes is Invader niet naar het hoofd geschoten. In tegenstelling tot andere gerenommeerde kunstenaars gedraagt hij zich niet als een ster. Zijn gezicht laat hij niet zien. Hij wil absoluut zijn anonimiteit bewaren om ongehinderd zijn missie voort te zetten. Speelsheid, humor, intelligentie kenmerken zijn werk, dat nogal verschilt van tags en andere vormen van graffitikunst die weinig bijdragen aan de verfraaiing van de omgeving. Invader is genereus: zijn mozaïeken zijn een geschenk aan de stad, die hij verrijkt. In zijn opvatting hoeft er geen scheiding te zijn tussen de kunst en het gewone leven. De straat is net zo waardig als een galerie. Mede dankzij hem is Parijs een openluchtmuseum geworden, dag in dag uit vrij toegankelijk voor iedereen. Zoals de metro-ingangen van Hector Guimard en de Wallace-fonteinen behoren de SI’s voortaan tot het patrimonium van de Franse hoofdstad. Nergens schaden ze de schoonheid van het stedelijk landschap. Nooit zijn ze opdringerig of kitscherig op de wijze van sommige reusachtige hedendaagse sculpturen waar je niet naast kunt kijken (ik denk aan Jeff Koons’ Tulpen).[16]

Creativiteit wekt creativiteit en geslaagde kunst baart nieuwe kunst. SI’s zijn fotogeniek en wie aanleg heeft, kan er prachtige opnamen van maken.[17] Invader heeft fans en volgelingen. De meest gedreven fans hebben spontaan groepjes gevormd die beschadigde of vernietigde SI’s reactiveren, d.w.z. restaureren.[18] Volgelingen zijn straatkunstenaars die Invader nadoen en op hun beurt mozaïeken plaatsen. De Franse striptekenaar Keramidas heeft zelfs een roman graphique geschreven over zijn zoektochten naar de SI’s.[19] Maar ook op wandelaars die zelf geen kunst maken, werkt Invader stimulerend. Wie op zoek gaat naar zijn mozaïekjes ontdekt wijken waar hij anders nooit komt en raakt in een poëtische vervoering wanneer hij, bijvoorbeeld, onder een klassieke SI op een straatnaambordje leest: ‘rue du Chat-qui-Pêche’.

Invaders project gooit alles om: spontane streetart wordt doordachte kunst, virtuele schimmen doen hun intrede in de tastbare, ‘reële’ wereld, aliens worden vrienden, invasie is geen spel meer om te nemen, maar om te geven, om schoonheid en geestdrift te delen. Met een uiterlijk dat ontsproten is aan de visuele codes en de verbeeldingswereld van het computertijdperk en sciencefiction slaan de SI’s een brug tussen universele verbondenheid (van mensen met de kosmos, de natuur en onder elkaar) en de genius loci, de geestelijke eigenheid van de plek waar ze belanden. Alle SI’s zijn specifiek ontworpen voor de locatie waartoe ze bestemd zijn en alluderen op de specificiteit van de omgeving, maar dankzij hun gepixeleerde gedaante die bengelt tussen figuratie en abstractie, fungeren ze als een metafoor, een wenk verwijzend naar een mysterieuze oorsprong, een stille kracht, van elders. Die tweezijdigheid – lokale inbedding en universele bezieling en samenhang – wordt tactvol uitgebeeld in een mozaïek, in 2018 in Bhutan geplaatst op de weg naar een boeddhistisch klooster: de gestalte van vier klassieke SI’s wordt er organisch ingevlochten in een geometrisch patroon waarvan ook het centrum ingenomen wordt door een SI. Het geheel ziet eruit als een mandala. Dit beeld drukt iets uit van de ervaring die je kunt opdoen als je het spel van de SI’s meespeelt. Wij zijn allemaal verbonden in een kosmisch geheel en het centrum ervan is overal, is telkens de plek waar iemand zich laat raken door de verschijning van een SI als een knipoogje uit de verte en zo tot het besef komt mee te ademen en te leven met het grote geheel. Dat Invader zich juist in Bhutan perfect kon inleven in het spirituele gehalte van de plaats, de genius loci, heeft alles te maken met zijn vertrouwdheid met het Tibetaans boeddhisme. Het rubikcubistische portret dat hij in 2008 van de Dalai Lama maakte, als eerbetoon aan de spirituele traditie die deze vertegenwoordigt, is daarvan een teken.

Zoals in de Oudheid godenbeelden, en in middeleeuwse steden Maria- en heiligenbeelden op kruispunten en gevels werden geplaatst, zo worden de Parijse straten thans bewaakt door een legertje van 1512 SI’s die blijven intrigeren door hun verschijningsvorm en mythische, mysterieuze oorsprong: de wijde, onvatbare ruimte. Centraal in het denken van de Franse Freudiaanse psychoanalyticus Guy Rosolato staat de overtuiging dat de menselijke begeerte wezenlijk op het onkenbare onbekende is gericht. Volgens hem ontwikkelen politiek, filosofie, wetenschappen, kunst en religie metonymisch en metaforisch geladen objecten of ideaalbeelden die dat onkenbare onbekende naderbij brengen en enigszins hanteerbaar maken, hoewel het ongrijpbaar blijft. Kunstwerken spelen een bijzondere rol: ze laten het onbekende doorschemeren in levendig aanwezige gedaanten waarvan de schoonheid aanzet tot jubel en genot.[20] Ligt hier misschien het geheim van de wondere charme van Invaders SI’s? Priemt door hun wakkere ogen een speelse straal van het onbekende?

 

Reageren? Mail naar: jan.koenot@outlook.com

 

Jan Koenot, jezuïet, dr. in de wijsbegeerte, doceert onder meer filosofische antropologie en metafysica aan de Facultés Loyola Paris, voormalig hoofdredacteur van het tijdschrift Streven waarin hij geregeld bijdragen over kunst publiceerde.

 

[1] Het Engelse woord pixel is een samentrekking van de eerste letters van de woorden picture en element.

[2] Stand op 19 september 2024.

[3] Zo zijn in Tokyo 122 van de in meerdere invasiegolven geplaatste 138 mozaïeken weggehaald of zwaar beschadigd.

[4] Tomohiro Nishikado ontwierp de gedaante van de invaders van zijn videogame naar het model van de aliens beschreven door H.G. Welles in The War of the Worlds (1898), een sciencefictionroman over de invasie van Engeland door buitenaardse wezens.

[5] Invader, 4000 – The Complete Guide to the Space Invaders, Control P éditions, 2022 (een pocketboek van 1022 pagina’s!).

[6] De serie October 18, 1977 is geschilderd in 1988 en behoort thans tot de collectie van het MoMA (New York).

[7] Tentoonstelling ‘Forsaken’ in de Frith Street Gallery in Londen, 2011.

[8] The Complete Guide to the Space Invaders, blz. 945-1011.

[9] Statement van de kunstenaar ‘Naissance et développement du rubikcubisme’ in de publicatie Rubikcubist Invader, Control P éditions, 2022 (overzicht van Invaders rubikcubistisch oeuvre tot begin 2022), blz. 412.

[10] Malika Bouwens, ibid., blz. 413.

[11] Invader, @invaderwashere. Ten Years on Instagram 2013-2023, Control P Editions, 2024, blz. 774.

[12] Zoals het MIMA (Millennium Iconoclast Museum of Art) in Brussel, waar overigens in de zomer 2022 een overzicht van Invaders rubikcubistisch werk werd getoond.

[13] Magda Danysz (red.), Capitale(s). 60 ans d’art urbain à Paris, Gallimard, 2022 (bevat een interview met Invader op blz. 142-143).

[14] Volgens de krant Le Monde (8 april 2023).

[15]More than an artistic practice, my Space Invaders project is a real commitment, even a way of life”, schrijft Invader op 22 januari 2016 (Invader, @invaderwashere. Ten Years on Instagram 2013-2023, Control P Editions, 2024, blz. 475).

[16] In zijn hoogmoed had Jef Koons gewenst dat die sculptuur geplaatst zou worden op de esplanade van het Palais de Tokyo, schuin tegenover de Eiffeltoren. Gelukkig zijn de Tulpen na veel discussie elders beland, in de tuin achter het Petit Palais.

[17] De foto’s die een fan op zijn aan Invader toegewijde website plaatst (www.unoeilquitraine.fr) zijn opmerkelijk. Sommige detailfoto’s hebben de kwaliteit van kunstfotografie.

[18] De reactivators houden een website bij (www.invader-spotter.art) waarop de toestand van alle space invaders (goed bewaard, licht of zwaar beschadigd, vernietigd, gereactiveerd) wordt bijgehouden en dag na dag een nieuwsbulletin verschijnt.

[19] Kéramidas, Chasseur d’Invader. Comment des mosaïques ont changé ma vision du monde, Casterman, Brussel, 2023.

[20] Guy Rosolato, Pour une psychanalyse exploratrice dans la culture, Presses Universitaires de France, 1993, onder meer blz. 8-10 en 21, en La portée du désir ou la psychanalyse même, Presses Universitaires de France, 1996, blz. 119-122, 153-155.

Dolly Parton. Over muziek, covers, originaliteit en feminisme
Geslaagd: de speelse, verfraaiende, opwekkende streetart van Invader
Christelijke feministische theologie
De blik. Fotografisch werk van Karim Abraheem
Februari 1673
Napoleon – het Waterloo van Ridley Scott
Patricia Highsmith en haar kinderen
Verlatenheid bij Ziegelaar, du Bouchet en Trakl
‘Que sais-je?’
Krassen, kruisen en kreten
De Willy Mays van de cinema: 8 ½...
Susan Sontag in het koninkrijk van de zieken...
Susan Sontag in het koninkrijk van de zieken...
150 jaar Ralph Vaughan Williams
Stilte
Koorzanger
Documenta fifteen: een ander begrip van kunst
Yazujiro Ozu: Early Spring
‘Grote kunstenaars bestaan niet uit en bestaan niet...
De Val van Icarus van Bruegel is geraffineerde...
Echo van de verandering
Religie als poëzie
Vrolijk word je er niet van: Vortex van...
NFT: n.v.t.? Een kleine kunstfilosofische uitleg
Kwetsbaarheid aan de macht
De messias in de duinen
Dwelling in Shadows. A Life of Ivor Gurney
Een rauwe liefdesbeet. Over de poëzie van Hans...
Adrien Van De Putte, topograaf van de verbeelding
Subliem en subtiel? De Kathedraal, 500 jaar zoeken...